Een bovenwoning ergens in Amstelveen. De gordijnen zijn vies en de bel doet het niet. Er loopt een elektriciteitssnoer van de buurman door de brievenbus naar binnen.

‘De stroom zal wel afgesloten zijn’, typeert deurwaarder Paul Otter.

Hij tikt op het raam. Geen reactie. Door de brievenbus ziet Otter een keuken bezaaid met lege bierblikken. Hij pakt een envelop met dwangbevel uit zijn tas en gooit hem door de brievenbus.

Op de grote hoop.

Wat zijn we hier nou aan het doen, dacht ik toen we terug naar de auto liepen. Deze bewoner had duidelijk niks aan een zoveelste ‘bankbeslag’ – en zijn schuldeiser vast ook niet – maar misschien wel aan hulp.

Waar was die hulp?

Loop een dag met een deurwaarder mee en je leert veel over de mankementen van onze maatschappij. Hét mankement waar ik tijdens mijn onderzoek naar schulden steeds weer tegenaan liep, is dat onze geestelijke gezondheidszorg onvoldoende functioneert.

Aan de ene kant zitten verslaafden en verwarden thuis, verstoken van psychische hulp, terwijl hun schulden zich opstapelen. Aan de andere kant komen mensen met tienduizenden euro’s schuld niet in aanmerking voor schuldsanering, maar worden ze wel behandeld voor depressie.

Dat moet efficiënter kunnen.

Daarom wil ik de komende tijd schrijven over het reilen en zeilen van de geestelijke gezondheidszorg (GGZ). Net als bij schulden, komt bij de GGZ veel ellende en onmacht samen. ‘Werkloosheid, armoede, eenzaamheid, onzekerheid, een overdaad aan onbegrijpelijke bureaucratie - ik zie het allemaal langskomen’, schreef psychologe Lindy van den Muijsenberg mij.

Wil je weten waar de schoen wringt in onze maatschappij, kom dan eens langs bij een spreekuur.

De spreekkamer in een spreadsheet

En er is nóg een reden dat ik geïnteresseerd raakte in de geestelijke gezondheidszorg. Het afgelopen jaar ontwikkelde ik een voorliefde voor bureaucratische kluchten. Ook wat dat betreft is de GGZ een dankbaar onderwerp.

Zo ontving ik een paar maanden geleden een Facebookbericht van ene Daan. Daan geniet al jaren ‘behandeling’. In zijn jeugd dachten de dokters dat hij Asperger had, inmiddels heeft hij misschien toch eerder ADHD. Zelf houdt hij het op een ‘organisatorische stoornis’. Dat bestaat niet, maar dekt wel de lading. Daan slaapt slecht, vergeet afspraken en kan zich moeilijk concentreren.

Onlangs voerde zijn GGZ-instelling een no-show-regeling in. Wie niet komt opdagen voor behandeling, krijgt een boete. Nu is Daan honderden euro’s aan GGZ-boetes verder, want afspraken nakomen krijgt hij organisatorisch niet altijd rond. Dat is juist zijn hele probleem.

Daan kan het leven niet organiseren, daarom is hij in therapie. En nu krijgt hij van de therapeut een boete, omdat hij het leven niet kan organiseren

Daan kan het leven niet organiseren, daarom is hij in therapie. En nu krijgt hij van de therapeut een boete, omdat hij het leven niet kan organiseren.

En niet alleen de patiënt lijdt onder starre bureaucratie. Overheid en zorgverzekeraar proberen al ruim tien jaar de spreekkamer in een spreadsheet te persen. Zonder succes.

‘We zijn een schijnwerkelijkheid aan het creëren die immens veel tijd en energie kost’, stelde psycholoog Hans Kamsma tijdens een hoorzitting in de Tweede Kamer.

Neem de maatregel van toenmalig minister Edith Schippers (Volksgezondheid, VVD). Zij haalde in 2012 de zogenoemde ‘aanpassingsstoornis’ uit het basispakket, omdat dit naar haar idee maar een ‘relatief lichte diagnose’ was die niet langer vergoed hoefde te worden.

Een medisch mirakel

Kort daarop voltrok zich een medisch mirakel. Het aantal aanpassingsstoornissen daalde van vijftigduizend eind 2010 naar een kleine duizend in 2012. Vreemd. Maar wat bleek: negentig procent van de patiënten bij wie in 2011 een aanpassingsstoornis was vastgesteld, kreeg eind 2012 een heel andere diagnose!

Want aanpassingsstoornis of niet, psychologen zien een persoon met een probleem. Die persoon willen ze behandelen. Maar inmiddels weten ze: je kunt fluiten naar je geld met een diagnose als ‘aanpassingsstoornis’. Dus dan kan de patient beter een ‘depressie’, ‘angststoornis’ of ‘persoonlijkheidskwaal’ hebben.

Labels zijn verbonden aan potjes (denk aan: diagnosebehandelcombinaties, persoonsgebonden budgetten, rugzakjes, arbeidsongeschiktheidsuitkeringen en ga zo maar door). Zo is het stellen van diagnoses geen zuiver medische aangelegenheid meer.

Om nog zo’n voorbeeld te geven: uit een rapport van de Onderwijsinspectie bleek dat het aantal autismespectrum-indicaties bij kinderen tussen 2007 en 2011 meer dan verdubbeld was. Nog vreemder: in Zwolle werd deze diagnose drie keer vaker gesteld dan in Amsterdam. Waar komt dat dan door?

De econoom in mij fluistert me in dat hier geen zuiver medische verklaring voor is.

Tot slot

Ik wil hier dus over schrijven. En ik hoop dat jullie me daarbij helpen. ​Waar wil ik meer van weten?

  • Is er sprake van onderbehandeling van soms ernstige psychiatrische klachten en overbehandeling van relatief lichte klachten? Dit was mijn indruk bij het schuldenonderzoek, maar misschien zit ik er volkomen naast.
  • Die bureaucratische schijnwerkelijkheid - wat is dat? Hebben jullie concrete voorbeelden van belemmerende bureaucratie in de geestelijke gezondheidszorg?
  • Hoe wordt de diagnosepraktijk beïnvloed doordat labels aan geld zijn gekoppeld? En hebben jullie daar voorbeelden van?

Mochten jullie andere interessante verhalen hebben over de GGZ, dan hoor ik het ook graag.