Ter hoogte van de Hortusbrug in Amsterdam hangt al maanden een ‘gecorrigeerd’ straatnaambordje. In plaats van ‘Nieuwe Herengracht’ lees je er nu, in vrijwel dezelfde blauw-witte belettering, ‘Nieuwe Damesgracht’.
Het is een kwinkslag, maar wel een die een serieuze vraag opwerpt. Naar wie vernoemen we onze straten, bushaltes en pleinen? En welke boodschap spellen al die straatnaambordjes samen uit?
Voor De Correspondent hebben ontwerper en infographicmaker Leon de Korte en data-analist Sara Sprinkhuizen uitgeplozen aan wier herinnering de straten, stegen, bruggen en grachten van Amsterdam zijn opgedragen.
En wat blijkt? Van de 5.419 straten in Amsterdam zijn er 2.014 naar mensen vernoemd. 1.770 van die naamgevers zijn man - oftewel 88 procent. En slechts 242 straten - 12 procent - dragen de naam van een vrouw.
Veel van de straatnamen uit deze analyse - denk aan de schilders- of zeeheldenbuurt - komen ook in andere Nederlandse gemeenten voor. De conclusies zijn dus niet representatief, maar wel suggestief voor de verhouding in andere steden en dorpen.
‘Zo was het nu eenmaal’
Zo was het nu eenmaal, zal een veelgehoorde reactie zijn. Straatnamen zijn oud en vroeger hadden vrouwen zelden een officieel beroep.
Dat verklaart inderdaad een groot deel van de scheve verhouding, maar er is meer aan de hand.
Zo is het waarschijnlijker dat je, zwervend door de Amsterdamse straatnamenindex, een Griekse godin tegenkomt, dan dat je een vrouwelijke wetenschapper of jurist van vlees en bloed aantreft.
Dat geldt ook voor bijvoorbeeld de schilders. Schilderswijken vind je door heel Nederland, en ook in de Amsterdamse Pijp zijn de straten vernoemd naar zeventiende- en achttiende-eeuwse kunstschilders. In totaal telt de stad 233 straten met het thema ‘beeldende kunst’.
En toch is er in Amsterdam geen straat vernoemd naar Judith Leyster - de bekendste vrouwelijke schilder uit de Gouden Eeuw die, ondanks de professionele obstakels die een vrouw in die tijd tegenkwam, het als eerste vrouw presteerde om ‘meesterschilder’ te worden. Pas in 2016 dichtte men de lacune door de nog naamloze ‘brug 176’ naar haar te vernoemen.
En waarom heeft schilderes Maria van Oosterwijck (1630-1693) geen straat naar zich vernoemd gekregen? Zij werkte in Amsterdam en mocht de grootste vorstenhuizen van Europa tot klant rekenen.
Historische schilderessen van (inter)nationale naam zijn er dus wel, maar je ziet ze in het straatbeeld zelden terug.
Een vrouw is de ‘partner van’
De dataset van Leon de Korte en Sara Sprinkhuizen laat nog meer interessante dingen zien. Bijvoorbeeld wat betreft de beroepen of functies van de mensen die een vernoeming kregen: die zijn onder mannen en vrouwen anders verdeeld.
Zo zijn de mensen die herinnerd worden als ‘partner of familie van’ bijna altijd vrouw.
In de categorie ‘partner’ vallen bijvoorbeeld alle vier de echtgenotes van Willem van Oranje. Ook naar Saskia van Uylenburgh en Hendrickje Stoffels, respectievelijk de vrouw en de latere partner van Rembrandt van Rijn, zijn straten vernoemd. De enige man die om zijn connectie met een beroemdheid herinnerd wordt via een straatnaam, is Titus, Rembrandts zoon.
Andersom geldt dat de architectuur, wetenschap en marine als mega-masculien uit de bus komen: in die categorieën zijn mannen het sterkst (over)vertegenwoordigd. Respectievelijk met 99, 95 en 99 procent. De categorie ‘leger en strijd’ is 100 procent mannelijk.
Vrouwen als excuusbruggen
Ook opvallend is het soort plekken dat relatief vaker of minder vaak naar vrouwen werd vernoemd: geen enkele gracht viel die eer te beurt, maar er dragen opvallend veel bruggen een vrouwennaam.
Dat is geen symbolische verwijzing naar het zogenaamd empathische karakter van ‘de Vrouw’, maar het gevolg van een inhaalslag van de gemeente Amsterdam. Die werd onlangs gewezen op het feit dat er wel verzetsmannen, maar heel weinig verzetsvrouwen geëerd werden met een straatnaam.
Herbenoemingen zijn bewerkelijk, maar gelukkig waren er nog wel wat naamloze bruggen. Zo kwam het dat de excuusbruggen 600, 601, 602, 603, 628 en 629 in Slotermeer-Noordoost werden vernoemd naar verzetsvrouwen.
Hoe komen straten aan hun naam?
Oorspronkelijk verwezen straatnamen vaak naar de functie die een plek in de stad had (de Vismarkt) of naar de topografie (zo heette de huidige Mauritskade tussen 1662 en 1880 de Weg na de Diemermeer.) Was een straat naar een mens vernoemd, dan was dat vaak de persoon die op de hoek woonde of die eigenaar was van de grond.
Pas in de (late) achttiende eeuw kwamen straatnamen her en der in Europa onder overheidscontrole, en vanaf de Franse revolutie (1789) werden ze steeds vaker als propaganda- en herdenkingsmiddel ingezet. Zo werd het Parijse Place Louis XV in 1792 omgedoopt tot Place de la Révolution. Het Franse voorbeeld vond navolging: in 1813 verklaarde Pruisen straatnamen tot staatseigendom. Meteen werden drie Berlijnse pleinen hernoemd om de recente overwinning op Frankrijk te herdenken.
Zo werden straatnamen gedurende de negentiende en twintigste eeuw, in plaats van een lokale aangelegenheid, steeds meer een staaltje natiebouwen.
Straatnamen werden een manier om de plek die als het thuisland van een volk beschouwd werd, te verknopen met de geschiedenis van dat volk - waarbij de lokale geschiedenis van een straat of plein ironisch genoeg het onderspit delfde.
Ook in Amsterdam. Nieuwe straten kregen, uit koloniale trots bijvoorbeeld een ‘Indisch’ thema of werden vernoemd naar hoofdpersonen uit de Tweede Boerenoorlog (de Transvaalbuurt). Ook kregen oudere stadsdelen een nationalistische herbenoeming: zo werd de Buiten Singel in 1879 de Nassaukade, werd de Gedempte Zaagmolensloot in 1883 de Albert Cuypstraat, en werd de Botermarkt in 1876 het Rembrandtplein.
Straatnamen zijn politiek
Straatnamen vernoemd naar mensen geven ook de boodschap: ‘Dit zijn vertegenwoordigers van de stad en de staat. Deze mensen vinden we het eren waard.’
Niet voor niets is er in Frankrijk nergens een Rue Pétain, en vind je in Duitsland geen Hitlerlaan meer - ondanks hun enorme invloed.
In plaats van een neutrale afspiegeling van de geschiedenis is een stadskaartindex dus een beknopte oefening in vaderlandsliefde.
Het politieke karakter van straatnamen wordt duidelijk na een grote maatschappelijke omwenteling. Nieuwe machtsverhoudingen krijgen vaak hun weerslag in de openbare ruimte, in de vorm van nieuwe monumenten, standbeelden, en straatnamen.
Zo werden er in Berlijn tussen 1945 en 1951 maar liefst 427 straten hernoemd, en nog eens 159 in Oost-Berlijn in 1951.
In Amsterdam heeft de Dam na de Bataafse revolutie tijdelijk ook Revolutieplein (1795-1806) en, in de Franse tijd, het Napoleonplein (1806-1813) geheten.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd een aantal Amsterdamse straten die waren vernoemd naar levende leden van het koningshuis, of naar Joden, herbenoemd - zoals de Sarphatistraat. En toen de Sovjet-Unie in 1956 Hongarije binnenviel, werd de Amsterdamse Stalinlaan na een buurtactie omgedoopt tot Vrijheidslaan.
Wie zich thuis voelt in de Stalinlaan, voelt zich immers ook sneller thuis bij het idee van Stalin als bevrijder, en dat was niet langer de bedoeling.
Zo vormen straatnamen een legitimatie van de heersende macht en een bevestiging van de officiële versie van de geschiedenis, die van tijd tot tijd wordt bijgesteld. Zo werd het Pretoriusplein in de Transvaalbuurt in 1978 na een buurtactie omgedoopt tot Steve Bikoplein.
Straatnaambordjes, daar let toch niemand op?
De meeste mensen staan zelden stil op een straathoek om hun pet af te nemen ter meerdere eer en glorie van de naam op het blauwe bordje. Je zou dus kunnen denken: wat maken die namen van straten nou uit?
Maar het belang van straatnamen ligt paradoxaal genoeg juist in hun onopvallendheid.
Je leest ze, noemt ze, vult ze in op formulieren en enveloppen, hoort ze omgeroepen worden in de bus of in de tram. Je verbindt er je meest romantische én prozaïsche herinneringen aan. Ze raken hecht verknoopt met je dagelijks leven. En dat gebeurt allemaal zonder dat je erbij nadenkt.
Al met al komt dat neer op een constante inprenting (of ‘reïficatie’ - het herhalen, en daardoor versterken) van een bepaalde kijk op de geschiedenis, en van een idee over wat een mens het herdenken waard maakt.
Welke straatnamen horen erbij deze tijd?
Elke tijd kiest zijn eigen prominenten. En zoals elke grote omwenteling voor herbenoemingen of nieuwe namen heeft gezorgd, zo zou ook onze huidige kijk sporen in de straatnamenindex kunnen achterlaten.
Bijvoorbeeld de opmars van vrouwen in alle domeinen van het publieke leven. En de antiracismebeweging, die pleit voor her- of afwaardering van hoofdrolspelers uit onze koloniale geschiedenis en die ervoor zorgt dat ook de officiële canon van straatnaamhelden onder vuur ligt. Denk maar aan de discussie rond de Amsterdamse Coentunnel.
Vooralsnog lijkt het erop dat het eerder de reactie op deze beweging is, die zijn weerslag krijgt in straatnaambordjes.
Zo worden in Urk de straten van een nieuwe wijk vernoemd naar koloniale ‘zeehelden’ zoals Coen en De Ruyter, als tegengeluid tegen die ‘mensen die de hele tijd zitten te drammen’, aldus het initiatiefnemend raadslid. Sterker nog: ‘alle beelden van de zeehelden van weleer waar men in Nederland vanaf wil, [mogen] naar Urk worden gebracht’.
Dat lijkt best een oplossing.
Ook in Amsterdam - in de nieuwe wijk IJburg - grijpt men terug op het geliefde thema van de zeventiende-eeuwse zeemannen.
Zo’n zeeheldenbuurt, kan dat ook anders?
Maar zelfs als je zou willen vasthouden aan de zeelui waar Nederland zo fier op is, zijn er andere namen te vinden.
Vrouwen bijvoorbeeld.
Zeker, de scheepvaart was bij uitstek een mannendomein, vrouwen mochten niet aanmonsteren. Maar dat weerhield niet iedereen. Tijdgenoten en latere historici schreven al over zeevrouwen - en het zijn er meer dan je zou verwachten. Zoals de matroos Aecht de Tamboer, die kon ‘zwemmen als een vis, gelijk sy onlangs nog een kint uit het water verlosten’. Of zoals de dappere Willempje Gerrits, die meevocht in de tweede Engelse zee-oorlog uit ‘liefde tot de Staet van Nederland’. Aanvoerders van de vloot zijn er niet bij, maar het vraagt óók opmerkelijke lef om, tegen alle regels in en als man verkleed, als matroos aan te monsteren.
Een andere groep die je nu nog niet terugziet in de zeeliedenbuurt: Afro-Amsterdammers. Al in de zeventiende eeuw telde Amsterdam een kleine Afrikaanse gemeenschap. Historicus Mark Ponte doet onderzoek naar deze gemeenschap en stelt vast dat het vaak zeelieden waren in dienst van de West-Indische Compagnie of de VOC. Zoals Pieter Claesz Bruin van Brazil, zeeman voor de WIC, of vaandrig Francisco d’Angola, die in Nederlands-Brazilië leiding had gegeven aan een compagnie zwarte soldaten in Nederlandse dienst.
Een zeeliedenbuurt met zulke namen zou óók een versie laten zien van ‘hoe het vroeger nou eenmaal was’, maar dan minder eenduidig. Het is maar net welke geschiedenis je kiest.
‘Als je alles relativeert, blijft er niets over’, klaagde CDA-leider Sybrand Buma naar aanleiding van de discussie over de Coentunnel. Integendeel: als je de geschiedenis opnieuw bekijkt, valt er ook iets nieuws te leren.
Maar dit verandert toch vanzelf?
Gaan onze straatnamen zich ‘vanzelf’ aanpassen aan de nieuwe tijd? In Amsterdam is meer aandacht voor ‘ondervertegenwoordigde groepen’ een officieel doel van de commissie die over vernoemingen gaat, al laat diezelfde commissie met haar beslissing over IJburg nog niet blijken dat het haar menens is. In elk geval gaat het traag.
Waar zitten - behalve op het vlak van gender - de omissies? Ik legde die vraag voor aan cultuurhistoricus Nancy Jouwe, projectleider bij Mapping Slavery, dat de sporen van het Nederlandse slavernijverleden toegankelijk maakt voor een breder publiek.
Zij wijst op Nederlandse activisten die de slavernij wilden afschaffen zoals Anna Amalia Bergendahl en Bernardus Bosch, en op beroemde figuren met een sterke Nederlandse link zoals Saartjie Baartman (de ‘Hottentot Venus’, tentoongesteld als attractie, die vloeiend Nederlands sprak) en de legendarische burgerrechtenactiviste Sojourner Truth.
De Gids Slavernijverleden Amsterdam, waarvan Jouwe mede-auteur is, levert bovendien tal van namen uit de historische zwarte aanwezigheid in Amsterdam.
Geen van allen hebben een vernoeming.
Jouwe wijst erop dat er ook andere manieren dan straatnamen zijn om zulke figuren op te nemen in de ‘stadstekst’, namen die je terugziet in de openbare ruimte. Denk bijvoorbeeld aan informatiestenen of herdenkingsbordjes.
Zoals de Stolpersteine in het plaveisel op steeds meer plekken herinneren aan de Joodse bewoners die er woonden voor zij werden vermoord in de oorlog, zo zouden ook de delen van de Amsterdamse geschiedenis die nu nog nauwelijks aanwezig zijn in de publieke ruimte (of in het publieke bewustzijn), zichtbaar kunnen worden gemaakt.
Ons lijkt het winst als meer mensen zich letterlijk thuis zouden voelen bij de namen van fameuze vrouwen, of van belangrijke anti-slavernijfiguren. En ook wanneer Amsterdam een completer beeld zou geven van de mensen die de stad hebben gemaakt tot wat ze is, zoals Nancy Jouwe benadrukt. Zodat de publieke ruimte meer van iedereen zou zijn, en niet - in elk geval symbolisch - sommigen méér toebehoort dan anderen.
Aan de slag?
Ken je zelf een naam die om vernoeming vraagt, dan kun je het proces zelf aanzwengelen: zoek een plek zonder naam, en dien een voorstel in. Misschien weet je ergens een naamloos plantsoen. Zeker is dat 1.334 Amsterdamse bruggen nog wachten op een naam.
Of, als een excuusbrug niet genoeg is, trotseer de reaguurders en vraag om een herbenoeming. Zou de Coentunnel niet een prachtige Anton de Kom-tunnel zijn?
Lees verder:
Van Pythagoras tot Amalia: Hoe wij 5.400 Amsterdamse straatnamen analyseerden Voor De Correspondent hebben ontwerper en infographicmaker Leon de Korte en data-analist Sara Sprinkhuizen uitgeplozen aan wier herinnering de straten, stegen, bruggen en grachten van Amsterdam zijn opgedragen. Over deze Nederlandse slavernijgeschiedenis hebben we het nooit Het is bekend dat Nederland slaven maakte en verhandelde. Maar daarbij gaat het altijd over Suriname en de Antillen - en nooit over Nederlands-Indië. In de Maand van de Verzwegen Geschiedenis betoog ik dat dat óók in de geschiedenisboeken moet komen. Waarom we oktober uitroepen tot Maand van de Verzwegen Geschiedenis De Correspondent organiseert met The Black Archives de Maand van de Verzwegen Geschiedenis. We publiceren over episodes uit de geschiedenis die de lesboeken nog niet hebben gehaald. Doe mee! Hoe Nederland zijn strafkamp in Nieuw-Guinea trachtte te vermommen Een concentratiekamp met trekjes van het huidige Guantánamo: dat was Boven-Digoel in Nieuw-Guinea, waar Nederland tussen 1926 en 1942 honderden veronderstelde communisten en nationalisten gevangenhield. Maar Den Haag deed net of het een ‘normaal’ dorp was.Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!