Honger verscheurt Jemen, terwijl de zakken met voedselhulp op de markt liggen

Lennart Hofman
Correspondent Verborgen oorlogen
Vluchtelingenkamp in At Turbah. Foto: Andreas Staahl (voor De Correspondent)

De oorlog in Jemen veroorzaakt op grote schaal honger. De voedselhulp díe er is, bereikt de ondervoede bevolking niet altijd. Omdat lokale machthebbers, die profiteren van de oorlogseconomie, haar doorverkopen. Zoals in het dorp At Turbah.

Nog niet lang geleden klonken vrolijke kinderstemmen door de gangen van de uit beton opgetrokken school in At Turbah, een dorp net buiten de belegerde stad Taiz, in het zuidwesten van Jemen. Nu wonen er 43 gezinnen, die het oorlogsgeweld elders in Jemen zijn ontvlucht.

Een van hen is Taeha Ali Salem (80), een breekbare vrouw in luchtige bloemenjurk. Sinds een bom van een Saoedische straaljager drie jaar geleden haar woning in de as legde, is ze met haar familie op de vlucht. Samen met drie andere families leeft ze in een klein klaslokaal.

Als ze ons ziet, laat ze zich snikkend op de betonnen vloer vallen. Ze slaat haar handen in de lucht, de tranen stromen over haar wangen. ‘God, sta me bij’, herhaalt ze keer op keer. ‘Ik zal sterven.’

Taeha Ali Salem. Foto: Andreas Staahl (voor De Correspondent)

Salem heeft al maanden geen goede maaltijd gegeten en haar ogen gaan zo hard achteruit dat ze amper nog wat ziet. Twee kleine kinderen zitten naast haar op de grond. Ze kijken verloren om zich heen, grijpen met hun kleine handjes de rok van de vrouw en beginnen ook zacht te snikken.

Een jongen met psychische problemen zit ineengedoken in een hoek, zijn schedel vol wonden

Sommige bewoners van de school ogen alsof ze in shock verkeren. Een jongen met psychische problemen zit ineengedoken in een hoek, zijn schedel vol wonden. Een vrouw laat een doktersrecept zien met medicijnen die ze dringend nodig heeft voor haar hart. Een ander houdt als we voorbijkomen een uitgemergeld kind omhoog.

Bovenaan de trap naar de tweede verdieping zit Mariam Khaled. De jonge vrouw kwam hier een dag eerder aan met haar acht kinderen, nadat haar woonwijk in een ander dorp buiten Taiz onder vuur kwam te liggen. Het kleed waarop ze zit is het enige wat ze nog bezit. ‘Ik ben alles kwijt. Wat moet ik doen? Hoe red ik mijn kinderen?’, mompelt ze.

Vluchtelingenkamp in At Turbah. Foto: Andreas Staahl (voor De Correspondent)

De humanitaire ramp die zich al afspeelt in Jemen Vorig jaar stierven naar schatting 50.000 kinderen door Het leven van nog eens 150.000 kinderen loopt gevaar.

Toch zit ik een halfuur na de school te hebben bezocht in een afgeladen restaurant. Een blikje gekoelde Coca-Cola staat voor me op de tafel, buiten op straat liggen de marktkramen vol groente, fruit en andere levensmiddelen. Er zijn zelfs zakken met 50 kilo tarwemeel van de Wereldvoedselorganisatie (WFP) Voedsel dat toch echt was bestemd om mensen in nood bij te staan.

De oorlogseconomie draait goed. Maar het is een parallelle wereld, waar de armsten buiten vallen.

Waar komt de honger vandaan?

De oorlog in Jemen brak uit in maart 2015, toen uit het noorden van het land de regering van president verdreven. Dit is tegen het zere been van buurland Saoedi-Arabië, dat de Houthi’s ziet als verlengstuk van zijn aartsrivaal Iran.

Riyad besluit president Hadi te hulp te schieten en tuigt een coalitie op van Arabische staten, met steun van onder meer In drie jaar tijd voert de coalitie uit op (veronderstelde) Houthi-doelwitten. Daarnaast sluit Riyad het land hermetisch af van de buitenwereld. Vrijwel niets of niemand komt het land nog in.

De oorlog heeft grote gevolgen voor de voedselvoorziening. Door de gevechten kwam de voedselproductie grotendeels stil te liggen en door de beperkingen die de Saoediërs de import opleggen, komt er minder voedsel het land binnen. Gebrek aan brandstof maakte irrigatie en transport kostbaar, door een tekort aan pesticiden en kunstmest kwam op veel plaatsen tot stilstand. Daar kwamen de Saoedische luchtaanvallen op honderden boerderijen en markten in door Houthi’s gecontroleerd gebied, zoals nog bij.

Alles lijkt erop dat Saoedi-Arabië bewust de voedselproductie onder vuur neemt en honger als wapen inzet

Alles wijst erop dat Riyad bewust de voedselproductie aanviel, om honger als wapen in te zetten, concluderen Ook vissers waren hun leven niet zeker. Meer dan 250 vissersboten werden beschoten, waarbij zeker 152 vissers (Maar in een reactie zegt Saoedi-Arabië alleen rebellenbases aan te vallen.)

De prijs van het schaarser wordende voedsel steeg explosief. Voor steeds meer Jemenieten werd het onbetaalbaar, ook door de sterk groeiende werkloosheid, een ander gevolg van de oorlog. Eind december 2017 hadden 22 miljoen Jemenieten humanitaire hulp nodig, van wie ruim 11 miljoen​

Voor 2018 is bijna 3 miljard dollar aan noodhulp nodig, maar nog niet de helft van dit bedrag De aankondiging van minister van Ontwikkelingssamenwerking Sigrid Kaag, die vorige week 16,8 miljoen euro aan noodhulp is dan ook meer dan welkom. Omdat de voedselhulp het land moeilijk binnenkomt, zijn de meeste Jemenieten echter vooral op zichzelf aangewezen.

Dat vergt doorzettingsvermogen en creativiteit. Mensen overleven dankzij geld van familie uit het buitenland, verkopen hun huizen of vee, verbouwen in moestuinen toch nog wat voedsel, en schaffen zonnepanelen aan om in hun energiebehoefte te voorzien. Jemenieten staan er echter grotendeels alleen voor.

Hutten van plastic zeil

Op een droge vlakte buiten al-Safia, een kleine vijftig kilometer ten zuiden van Taiz, wonen 67 families onder hutten van plastic zeil.

‘Alles wat ik had is weg. Ik heb niets meer’, mompelt de zestiger Abdu Moqbel Thabetsim. Hij vluchtte acht maanden geleden met twee van zijn acht kinderen en zijn vrouw uit zijn woonplaats Al-Hamili, elders in de provincie Taiz, nadat zijn huis bij een luchtaanval was vernietigd. De eerste weken bracht hij door bij zijn broer, maar die kon dit financieel niet langer opbrengen. Nu woont hij onder een plastic zeil.

Hij staart voor zich uit. Het geld wat hij voor zijn vee kreeg raakt op, werk is er niet. Zijn kinderen haalde hij van school zodat ze konden bedelen, maar dat brengt te weinig op.

Vluchtelingenkamp in At Turbah. Foto: Andreas Staahl (voor De Correspondent)

Thabetsim: ‘Ik denk alleen aan nu. Hoe overleef ik? Waar vind ik voedsel en water? Wat helpt mij te overleven? Dat is een dagelijkse strijd.’

Ik denk alleen aan nu. Hoe overleef ik? Waar vind ik voedsel en water? Wat helpt mij te overleven?

Lokale hulpverleners komen soms langs om de namen van de inwoners te noteren, maar slechts zelden komt er daadwerkelijk hulp, zeggen de bewoners. Volgens Aljz Al-Dobai, de sjeik die het stukje land bezit waarop de families zijn neergestreken, negeren de hulporganisaties zijn verzoeken om hulp.

Maar wanneer hij is vertrokken, horen we een ander verhaal. Volgens Wiam Yasin Abdullah, een jonge vrouw die een jaar geleden vluchtte uit Al Maqatara, een dorp 30 kilometer ten zuiden van Taiz, is de sjeik juist onderdeel van het probleem. Met de medewerkers van een lokale organisatie, waarmee het WFP samenwerkt om de noodhulp te verdelen, zou hij voedsel achterhouden en verkopen op de markt.

Abdullah’s ogen achter haar nikab spuwen vuur, haar in zwarte handschoenen gestoken vingers priemen strijdlustig in de lucht. ‘Ze geven onze namen door aan de organisatie, maar houden de hulp voor zichzelf. Wij krijgen niets.’

In haar hand heeft Abdullah een lijst namen die ze zelf opstelde, van mensen die volgens haar voedsel hard nodig hebben. ‘Ik wil dat de hulporganisaties direct met óns werken’, zegt ze fel, ‘niet via tussenpersonen. Dan verdelen we het voedsel zelf. Nu wordt een groot deel ervan gestolen.’

Logistieke nachtmerrie

Abdullah ziet het goed, zegt de lokale journalist Nasser al-Sakkar, die voor onder andere The Financial Times werkt. Hij wist de hand te leggen op de lijsten met daarop de namen van Jemenieten die hulp ontvangen van het WFP. Daaruit bleek dat lang niet iedereen daarop hulpbehoevend is.

Al-Sakkar: ‘Sommige personen op die lijst zijn gevlucht, maar hebben een tweede huis in de provincie, meerdere auto’s of een goede baan. Soms zetten ze ook meerdere familieleden op de lijst, terwijl maar een op de lijst mag. En soms staan er mensen op die helemaal niet ontheemd zijn.’

We spreken Al-Sakkar in een restaurant in At Turbah, niet ver van de markt waar tientallen zakken met 50 kilo tarwemeel van de WFP te koop zijn. Soms kopen Al-Sakkar en met hem bevriende studenten enkele zakken, om ze aan ontheemden te geven.

Al-Sakkaf: ‘Veel hulp bereikt de doelgroep niet. Dat komt omdat de lokale partners waarmee het WFP samenwerkt soms corrupt zijn. Ze geven het aan mensen die ze kennen, of verkopen het op de markt.’

Vluchtelingenkamp in At Turbah. Foto: Andreas Staahl (voor De Correspondent)

Desgevraagd zegt Stephen Anderson, woordvoerder van de Wereldvoedselorganisatie, de misstanden te zullen onderzoeken. Het WFP houdt zich aan strikte regels, benadrukt hij per e-mail, bij de juist om dit soort problemen te voorkomen.

Ondanks alle voorzorgsmaatregelen blijft het ontzettend moeilijk de hongersnood in Jemen te bedwingen, zegt hij. Anderson: ‘Oorlogsgeweld maakt de toegang tot sommige gebieden onmogelijk’, beschrijft hij de logistieke nachmerrie waar zijn organisatie in het land mee worstelt.

‘In andere gebieden moeten we constant overleggen met lokale partijen die allemaal hun eigen belangen hebben. Soms krijgen we geen toegang tot een gebied, omdat er meningsverschillen bestaan tussen lokale partijen over wie recht heeft op voedsel. Het brandstoftekort belemmert weer het transport en ook door allerlei procedures blijft voedsel vaak lange tijd in de havens liggen.’

Profiteren van de oorlog

Maar die logistieke nachtmerrie komt velen juist goed uit, blijkt uit onderzoek van Peter Salisbury, verbonden aan de Britse denktank Chatham House, die het functioneren van de Jemenitische economie in oorlogstijd

Salisbury: ‘Veel personen en groepen die financieel profiteren van de oorlog en macht verwierven, stelden voorheen weinig voor. Zoals milities in het zuiden, personen in de regering-Hadi, en vooral de Houthi-rebellen. Een paar jaar terug leefden ze nog in de bergen met niets, nu zijn het miljonairs.’

Veel personen en groepen die financieel profiteren van de oorlog en macht verwierven, stelden voorheen weinig voor

Dat geld verdienen ze bijvoorbeeld door ‘belasting’ te heffen bij checkpoints, via afpersing, diefstal van goederen, handel en smokkel. Milities aan beide kanten van het front verdienen geld aan de status quo. Het is dan ook niet in hun belang dat de oorlog stopt, zegt hij.

Zo rijden trucks afgeladen met elektronica en andere vanuit Oman en Saoedi-Arabië via regio’s onder controle van pro-Hadi-strijders naar Sana’a, dat in handen is van de Houthi-rebellen. Er worden zelfs zoveel wapens over en weer de frontlinies over gesmokkeld dat de prijs voor

De opbrengsten zijn ruim genoeg om de milities die het land controleren in het zadel te houden, maar niet om honger te voorkomen bij de mensen in het gebied waar ze de macht hebben. Zij kunnen het schaarse voedsel wat er nog is niet meer betalen.

Salisbury: ‘Het is het bekende verhaal van een kleine elite die ongelofelijk egoïstisch is en alleen rekening houdt met zijn eigen beperkte belangen, wat ten koste gaat van de rest van de bevolking.’

Vluchtelingenkamp in At Turbah. Foto: Andreas Staahl (voor De Correspondent)

Bedelen in restaurants

Op een kale vlakte buiten Al-Safia, een kleine vijftig kilometer ten zuiden van Taiz, zijn 226 ontheemden neergestreken, onder wie veel ex-bewoners van Taiz. Zoals Ali Ahmad, wier huis twee maanden eerder werd gebombardeeerd. Ze vluchtte daarop naar familie elders in Taiz. Toen ook dát huis werd beschoten, had ze geen andere optie dan te vertrekken. Ahmad: ‘De angst was te groot.’

Met haar man en acht kleine kinderen woont ze nu in een hut gemaakt van grijs plastic zeil. Drie kinderen klampen zich aan haar roodzwarte jurk: ze zijn mager, bleek en klein. Té klein: door gebrek aan voedsel groeien ze niet meer.

Ahmad: ‘Kijk om je heen. Er is hier niets. Geen voedsel, toilet of huis. We overleven door te bedelen in restaurants en de markt in het dorp, maar het is niet genoeg. Ik heb meestal maar één maaltijd per dag.’

Ze legt haar arm om haar dochter. Een kogel raakte het meisje zes maanden eerder in haar hoofd. Het litteken is nog goed te zien. Met een vermoeide glimlach maant ze het meisje met haar broertje en zusjes op een doek naast een groen plastic zeil te gaan zitten.

‘Dat is hun speelkamer’, licht ze toe. ‘Het herinnert hen aan thuis. We hebben afgesproken dat ze altijd lacht als ze daar is. Zo proberen we het leven nog een beetje draaglijk te houden.’

Vluchtelingenkamp in At Turbah. Foto: Andreas Staahl (voor De Correspondent)

Deze publicatie is tot stand gekomen met steun van en beheerd door

Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.

Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.

Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!