Deze vier video’s laten zien hoe onze kleren de levens van miljoenen mensen veranderen
Vandaag vijf jaar geleden stortte de kledingfabriek Rana Plaza in Bangladesh in - het lot van de arbeiders werd daardoor wereldnieuws. Deze vier video’s laten zien hoe de kledingindustrie het dagelijks leven van Bengaalse vrouwen transformeerde. En op welke veranderingen zij nu hopen.
‘Made in Bangladesh’ zit in onze T-shirts, broeken en rokjes. Het label roept een deprimerend beeld op van de textielfabrieken aan de andere kant van de wereld.
We zien vrouwen die over hun naaimachine gebogen zitten en lange dagen maken voor weinig geld. We lezen over werkgevers wier nalatigheid leidt tot rampen als de instorting van Rana Plaza in 2013, waarbij 1.129 doden vielen en duizenden arbeiders gewond raakten.
De kledingindustrie bracht Bangladesh ook vooruitgang.* Na een aantal decennia van groei is de industrie goed voor ruim driekwart van de exportinkomsten van het land en 14,5 procent van het bbp.*
Inmiddels is Bangladesh de op een na grootste kledingproducent ter wereld.* Bijna vijf miljoen mensen werken er aan de kleren die we in de etalages zien hangen van de H&M, Zara, Mango, Levi’s en Primark.
Deze ontwikkeling is sinds de jaren tachtig op gang gekomen. Voor die tijd kende Bangladesh praktisch geen kledingindustrie. En zoals de industrialisatie in Europa grote veranderingen met zich meebracht, zo was ook de opkomst van de fabrieken in Bangladesh van grote invloed.
Het fabriekswerk bood miljoenen inwoners de kans te ontsnappen aan de extreme armoede op het platteland, waar ze voor eigen gebruik verbouwden en om geld te sparen om hun kinderen naar school te brengen. Ook veranderden de verhoudingen tussen mannen en vrouwen en ontstonden er nieuwe sociale klassen.
Maar hoe precies? Hoe raakte die gigantische kledingindustrie de dagelijkse levens? Door te spreken met fabrieksarbeiders wilden wij daar achter komen.
Hiervoor organiseerden we met een van de grootste vakbonden van het land vertelworkshops voor tachtig textielwerkers in vijf verschillende buurten. Tijdens de workshops trainden we de arbeiders om elkaar te interviewen en hun verhaal met de rest van de groep te delen, waarna gezamenlijk werd besproken wat de individuele ervaringen ons vertelden over het grotere geheel.
Het resultaat is een reeks van vier korte films die aan de hand van verrassende en persoonlijke verhalen verder doet kijken dan het stereotiepe beeld en ingaat op de zorgen en dromen van de fabrieksarbeiders in Bangladesh.
1. Het leven voor vrouwen is radicaal veranderd
Hoewel een patriarchale familiestructuur nog altijd overheerst, zijn veel vrouwen nu minder financieel afhankelijk van hun man of vader. Hierdoor hebben ze meer in te brengen binnenshuis.
Voor een vrouw als Laizu betekent deze financiële onafhankelijkheid bovendien dat ze haar eigen bruidsschat kan betalen en zo kan ontsnappen aan de druk van een gearrangeerd huwelijk – een belangrijke ontwikkeling in het land dat het op een na hoogste aantal kindhuwelijken telt.*
2. De (enige) uitweg uit de armoede
Moet Bangladesh niet minder afhankelijk worden van de textielindustrie? Zijn economie uitbreiden naar andere sectoren?
Want het fabriekswerk heeft weliswaar miljoenen boeren aan vast werk geholpen, maar veel andere banen zijn onzeker, onderbetaald en vaak ook onveilig.
Kijk maar naar de laagopgeleide Nurbanu, die de Rana Plaza-tragedie nog meemaakte. Voor haar blijft fabriekswerk de enige optie.
3. Werkomstandigheden verbeteren, maar nog niet genoeg
Afgezien van enkele grootschalige rampen zoals Rana Plaza, zijn de werkomstandigheden voor fabrieksmedewerkers de afgelopen dertig jaar langzaam verbeterd.
Hoewel vakbonden nog steeds worden vervolgd en de politie hardhandig kan optreden tegen stakingen, bezorgt de grote economische impact van langdurige onderbrekingen van het fabriekswerk de vakbonden een steeds sterkere onderhandelingspositie.
Zoals Nazma in deze video zegt: ‘Sinds we ons hard maakten voor een minimumloon, is het salaris van de arbeiders al drie keer verhoogd.’
Maar de werkomstandigheden in de fabrieken zijn wel nog steeds buitengewoon wisselvallig. Vakbonden blijven actievoeren voor een beter loon, een vermindering van het aantal werkuren en een veiligere werkplaats.
4. Arbeiders worden nog altijd uitgebuit
Hoewel het grootste gedeelte van de werknemers die aan dit project deelnamen dankbaar was voor hun werk in de fabrieken, wonden ze er geen doekjes om dat de werk- en leefomstandigheden nog altijd behoorlijk zwaar zijn.
Volgens recent onderzoek werkt bijna de helft van hen nog altijd meer dan zestig uur per week. Aangezien van vrouwen nog steeds wordt verwacht dat ze ook taken binnenshuis vervullen – het huishouden en het verzorgen van de kinderen en oudere familieleden – hebben de meeste fabrieksarbeiders nauwelijks vrije tijd.
Shampa zegt het ijzersterk in deze video: ‘Ik ben een textielwerker. Wat doet het ertoe of ik dromen heb?’
Dit artikel werd voor De Correspondent geschreven en is uit het Engels vertaald door Laura Weeda en Maaike Goslinga.