Vrede is een techniek die je dagelijks kunt beoefenen, zegt deze ex-militair

Lex Bohlmeijer
Correspondent Goede gesprekken
Foto: Marijn Smulders (voor De Correspondent)

Geweld is de tragische uiting van onverwerkte behoeftes. Dat is de overtuiging van Thomas d’Ansembourg (1957). Deze Belgische advocaat en ex-officier werkt nu als psychotherapeut. Hij specialiseerde zich in Geweldloze Communicatie en schreef met David van Reybrouck een kleine handleiding: Vrede kun je leren.

Het was een paar dagen na de grote aanslagen in Parijs van november 2015. Thomas d’Ansembourg en David van Reybrouck belden elkaar op. Ze hadden het dringende besef dat er iets moest gebeuren. En wel direct.

Samen stelden ze een soort pamflet op: Vrede kun je leren. Het is een vlammend pleidooi voor vrede als iets wat je kunt oefenen, als dagelijkse praktijk. Zelfkennis, daar draait het om. Innerlijke vrede als basis voor vreedzame omgang met anderen.

‘Voor ons was de tijd meer dan rijp’, schrijven ze in hun voorwoord, ‘om te luisteren naar de dramatische boodschap die van deze gebeurtenissen uitging en een aanzet te geven tot de maatschappelijke verandering waar ze om schreeuwden.’

Terreur als symptoom van een ziekte

Voor D’Ansembourg is terrorisme het symptoom van een ziekte waar de hele maatschappij aan lijdt. Het is een prikkelend standpunt. Als we onszelf niet accepteren, kunnen we ook de anderen niet accepteren, is de gedachte. Als we niet kunnen omgaan met de duistere kant in onszelf, lukt dat ook niet met de schaduwkant in anderen: gevoelens van woede, eenzaamheid, pijn, machteloosheid.

Anders gezegd: geweld is de tragische uitdrukking van behoeftes in onszelf die onbeantwoord blijven. Fundamentele menselijke behoeftes als erkenning, vertrouwen, tederheid, rust, trots, liefde of zorg.

Vanuit een gemis daaraan kan iedereen gewelddadig worden. Onbewust zullen ze in het proces van communicatie een negatieve rol gaan spelen. Omdat je ten koste van de anderen behoeftes probeert te honoreren die je in jezelf ontkent.

Jaren geleden ontdekte Thomas d’Ansembourg iets waarmee je dit schema kunt doorbreken: Geweldloze Communicatie. De methode is ontwikkeld door de Amerikaanse psycholoog Marshall Rosenberg en d’Ansembourg houdt zich er al 20 jaar mee bezig.

Een vorm van levenskunst

De techniek is niet ingewikkeld, althans niet om uit te leggen. Het is een stuk lastiger om deze vorm van levenskunst dagelijks in de praktijk te brengen.

In principe onderscheid je vier stappen in het proces van geweldloze communicatie:

  1. objectief waarnemen van het gedrag van de ander
  2. registreren welke gevoelens dat bij jou oproept
  3. die gevoelens interpreteren als signalen die verwijzen naar je dieperliggende behoeftes
  4. op grond van dit alles een concreet verzoek formuleren

D’Ansembourg ziet geweldoze communicatie als een soort mentale hygiëne. Zoiets als tandenpoetsen. Op het gebied van lichamelijke hygiëne hebben we gigantische stappen vooruit gezet. Waarom zouden we dat niet kunnen met geestelijke hygiëne, innerlijke vrede, vraagt hij zich af.

Hij is ervan overtuigd dat er in mensen een enorme potentie schuilt om te veranderen. Kwestie van oefenen. We doen dat ook bij autorijden of een taal leren, waarom leren we niet om de vrede te beoefenen?

En laten we er dan op school mee beginnen, stelt hij voor. Leren om niet onderworpen te zijn aan ongemakkelijk emoties. Hij heeft er geweldige ervaringen mee. Kinderen houden ervan. En ’t kost niks! Dus: mindfulness, workshops en rollenspelen vanaf de jongste leeftijden.

Hij was het zat altijd bezig te zijn met conflicten tussen mensen. Altijd vechtend, altijd bang voor een nieuwe aanval

Het heeft de potentie om het onderwijs, maar zeker ook de verhoudingen tussen ouders en kinderen te veranderen. En daarmee indirect de hele samenleving.

Zelf ontdekte Thomas d’Ansembourg zijn innerlijke kracht nota bene toen hij zijn militaire dienstplicht vervulde als officier bij de paratroepen. Een mens heeft veel meer in zich dan hij weet, merkte hij. Ook op het positieve vlak.

Zo rond zijn 35ste, toen hij werkte als advocaat, begon hij tegen zijn eigen beperkingen op te lopen. Hij was het zat altijd bezig te zijn met conflicten tussen mensen. Met machtsrelaties, altijd vechtend, altijd bang voor een nieuwe aanval.

Beslissend waren zijn ervaringen als vrijwilliger. Hij werkte met straatkinderen, die lid waren van gewelddadige bendes en verslaafd aan drugs, zonder perspectief. Hij ontdekte dat die kinderen allemaal in conflict leefden met zichzelf.

Daardoor kon hij ze de hulp bieden die ze nodig hadden en dat werd zijn nieuwe bestemming: hij veranderde zijn leven en werd therapeut. Hij ervaart het als een soort rode draad in zijn leven: de behoefte aan een leven met betekenis, zinvol, bewust. Dus met mensen, diepgaande relaties, vriendschap, liefde. Vrede.