In de kijk-, doe- en beleefwinkel Afrika Anders in het winkelhart van Eijsden vertelden de vrijwilligers José Stal, Ria Spauwen en Wieka Severijns over hun liefde voor Afrika.

De meeste vrijwilligers die hier onder het systeemplafond staan werkten vroeger bij het museum in het Missiehuis van de Sociëteit voor Afrikaanse Missiën in Cadier en Keer. Daar hing ook een systeemplafond.

Foto’s: Jan Dirk van der Burg (voor De Correspondent)

José: ‘Toen dat museum in 2012 moest sluiten, heeft een aantal medewerkers besloten dat het eeuwig zonde is om onze ideeën en onze kennis verloren te laten gaan. Wij zijn doorgegaan met het geven van workshops. Sinds 2017 vanuit ons eigen honk: deze winkel. We willen kinderen vertrouwd maken met Afrika en hopen dat volwassenen onze spullen willen kopen. Er blijft niets aan de strijkstok hangen, wat overblijft van de omzet gaat naar goede doelen in Afrika.’

Hun kijk op Afrika was aan verandering onderhevig.

Wieka: ‘Net als Afrika zelf eigenlijk, daar verandert het ook. De Chinezen zitten er nu. De tijd van de blote kindervoetjes in het zand is voorbij. In Zuid-Afrika is obesitas een groot probleem.’

José: ‘Die oude missiepatersblik hebben we niet meer.’

Wieka: ‘Die hebben we in het begin wel gehad.’

José: ‘Maar nu heel bewust niet meer.’

Wieka: ‘In het begin kwamen we met het opgeheven vingertje naar de Afrikaan toe, nu met de uitgestoken hand.’

Foto: Jan Dirk van der Burg (voor De Correspondent)

Ze zouden meer klanten willen

Ria, die allemaal vlechtjes in het haar had, was vaak in Afrika geweest. Ze had veel Afrikaanse vrienden.

‘Ik ben in Nigeria, Tanzania, Kenia en Gambia geweest. Altijd bij mensen thuis. De gastvrijheid spreekt me enorm aan. Je neemt altijd een cadeautje mee. Dat is hier in Zuid-Limburg ook zo. Je neemt altijd een bos bloemen mee, toch?’

José: ‘Dat vind ik wel normaal, ja.’

Wieka: ‘Of bonbons. Ik ben in Senegal en Gambia geweest met mijn djembé-leraar, die komt uit een zeer vooraanstaande familie. Hij zei: "Als je zegt dat je met mij bent gaan alle deuren open." Zo’n opmerking is niet aan mij verspild. Ik ben dagen in m’n eentje weggeweest. Het leukste? Met de directeur van een groot Afrikamuseum bespreken hoe je meer mensen binnen krijgt.’

De winkel bestond iets meer dan een jaar, ze hadden weinig klanten. Af en toe wat passerende dagjesmensen, we maakten het zelf mee dat er een groep gehandicapten binnenviel. Maar die kochten niets.

Wieka: ‘We zouden meer klanten willen. We zeggen het vaak tegen elkaar: "Afrika is uit de mode." Een jaar of tien geleden was Afrika helemaal in. Ik zie het bij mijn djembé-leraar. Tien jaar geleden kon hij het werk niet aan, nu heeft hij met moeite twee klantjes. En die gaan dan na tien lessen weer iets anders doen.’

Foto: Jan Dirk van der Burg (voor De Correspondent)

Het is veel georganiseer

We liepen door de winkel.

‘Colon-beelden’, zei Wieka bij houten beelden van Afrikanen in uniformen, ‘echt nog uit de koloniale tijd’. De huisarts in Meerssen heeft hier een dokter en een verpleegster gekocht.’

José: ‘Die kopen we bij Afrikaad in Barendrecht, die haalt ze op in Senegal.’

Foto’s: Jan Dirk van der Burg (voor De Correspondent)

Wieka: ‘Hij heet Aad, vandaar.’

José: ‘De spullen uit ons oude museum zijn allemaal naar het Missiemuseum in Steyl gegaan.’

Wieka: ‘Het zit er nog steeds in containers, tenminste dat horen wij.’

José begon over de cursus beeldhouwen, die ze in de zomer organiseert. Een samenwerkingsverband met Zimbabwaanse kunstenaars die haar ieder jaar, ze deed dit ook al in ‘de museumtijd’, stress bezorgt.

‘Maar ook vreugde.’

Wieka: ‘Het is veel georganiseer.’

José: ‘Ik ben de coördinator, dus ik heb het maagzuur. Er wordt gelukkig weer veel op ingeschreven hoor, echt wel. En vanmorgen heb ik een Zimbabwaans beeldje van een Zimbabwaanse kunstenaar verkocht. Een kleine torso. Dat is leuk om tegen hem te zeggen als hij hier weer is in de zomer.’

Tussen de beelden, lappen, kisten en maskers stond een lange tafel.

Wieka: ‘Het doe-gedeelte, hier doen we de workshops.’

José: ‘Maskertjes beschilderen. Sieraden maken van fietsbanden. We werken veel met afvalmaterialen. We gaan terug naar de creativiteit van de Afrikaan en dat is toch werken met de spullen die voorhanden zijn.’

Grafkisten in de vorm van een rode peper en een koe

Even verderop stond een marktkraam met plastic fruit.

José: ‘Een voorbeeld van een Afrikaanse markt, leerzaam.’

Ook in de winkel: twee bijzondere grafkisten. Een in de vorm van een rode peper, een ander in de vorm van een koe.

José: ‘Uit Ghana. Die is begonnen met iemand die in de buurt van een vliegveld woonde. Hij wilde voor zijn dood een keer vliegen. Dat lukte niet. Zijn zoon was timmerman en heeft na zijn dood een grafkist in de vorm van een vliegtuig voor hem getimmerd.’

Veel Afrikanen kwamen er niet naar de winkel, maar als ze kwamen waren ze altijd meteen enthousiast.

‘We vinden het niet zo interessant om alles van ieder stammetje te weten. Het gaat om het totaalbeeld’

José: ‘Vanmorgen was er nog iemand binnen met een band met Afrika, die meneer was getrouwd met een Afrikaanse. Waar kwam die mevrouw vandaan?’

Ria: ‘Nigeria, Benin City. Heel interessant. Voor de rest wonen hier in Eijsden helaas niet veel Afrikanen. Niet zoveel als bij jullie en als in Rotterdam.’

Om de kennis over Afrika op peil te houden lazen ze zo veel mogelijk boeken.

Wieka: ‘Ik tip ook altijd de televisieprogramma’s van de zender National Geographic. Alles over Afrika komt op de een of andere manier altijd pas ’s nachts aan bod. Overdag is daar geen interesse voor. Heel boeiend.’

José: ‘Ik ben op vakantie in Tunesië geweest, maar dat telt niet echt als Afrika. Je probeert op andere manieren bij te blijven.’

Wieka: ‘Tunesië, dat soort landen doen we niet.’

José: ‘We zijn er toch min of meer ingegroeid met Ghana als insteek. En bij de workshops dus met Zimbabwe.’

Wieka: ‘We vinden het niet zo interessant om alles van ieder stammetje te weten. Het gaat om het totaalbeeld. Er zijn een aantal stammen, ik noem de Masai, die eruit springen. Onze insteek is meer: ‘Wat is een stam?’ Het gaat er bij het knutselen ook niet om dat de werkstukken Afrikaans moeten zijn. Het gaat erom dat de kinderen bezig zijn met weinig materialen. De kinderen daar hebben ook niets omhanden, maar zijn toch creatief.’

Foto: Jan Dirk van der Burg (voor De Correspondent)

De klanten vragen weinig

De aanwezige kennis was ruim voldoende.

José: ‘De mensen vragen ons toch niets.’

Wieka. ‘Niets, echt niets. Wij dragen gespreksonderwerpen aan. Wij achtervolgen ze als ze door de winkel lopen en vragen "Zal ik u iets over die doodskist vertellen?" Want wij willen het graag kwijt. Dat vinden ze dan geweldig.’

Ria: ‘Ze vragen heel weinig, maar ze zijn wel vriendelijk.’

Wieka: ‘Ik heb tien jaar in het museum gewerkt, daar stelde ook niemand een vraag. Hoogstens: "Wanneer komt de koffie?"’

De naam van de winkel – ‘Afrika Anders’ – kwam ter sprake.

Wieka: ‘Kijkt u weleens naar het nieuws? Dat is toch niets dan ellende als het over Afrika gaat? Wij willen de mensen over de positieve dingen van Afrika vertellen. Ik vind de positie van vrouwen in Afrika echt verbeterd. Ze kunnen naar de universiteit. Mensen krijgen kansen. En ze pakken ze! Vroeger waren er geen kansen. Dat is toch fantastisch?’

José: ‘Als ik iets positiefs van Afrika moet noemen begin ik altijd over de muzikaliteit en de creativiteit van de mensen. Dat vind ik echt positief.’

Omdat Ria ‘even weg’ was zeiden José en Wieka dat ik gerust mocht opschrijven dat Ria het contact met Afrikaanse mensen altijd als heel positief ervaart.