Wat de beste kunstwerken met elkaar gemeen hebben: ze zijn mislukt
Van Apocalypse Now tot de muziek van Nina Simone: mislukking is hét recept voor de grootste meesterwerken in de kunst.
Goeie kunst is mislukt.
Na mijn vorige stuk over de verschuivende rol van satire wil ik een stapje terug doen en een paar misverstanden uit de weg ruimen. Misverstanden die volgens mij een zinnig gesprek in de weg staan over de positie en waarde van kunst, en dus ook van satire. Om te beginnen het idee dat kunstenaars controle hebben over hoe het publiek hun werk beleeft.
Laat ik dat uitleggen aan de hand van de Amerikaanse film The Disaster Artist die James Franco in 2017 maakte. Die film gaat in wezen over een andere film: The Room. Een film die het publiek, de recensenten en zelfs de meeste mensen die eraan meewerkten, zo slecht vonden dat hij vrijwel direct na de première in 2003 een cultstatus kreeg.
The Room werd geschreven en geproduceerd door de mysterieuze Tommy Wiseau, een steenrijke Amerikaan die er 6 miljoen van zijn eigen dollars in stak en er zelf ook in speelde.
De film is zo onbegrijpelijk en slecht dat het haast ondoenlijk is hem na te vertellen.
De crew kijkt met verbijstering toe hoe hij de meest krankzinnige beslissingen neemt
In The Disaster Artist zien we hoe Wiseau, niet gehinderd door enige kennis van zaken, met een grote zak geld naar Los Angeles vertrekt om er een script te schrijven en de film vervolgens, geheel uit eigen zak betaald, te produceren en te regisseren.
Wiseau verzamelt, gesteund door zijn vriend Greg Sestero, een team van opportunisten om zich heen. De door hem goed betaalde crew kijkt met verbijstering toe hoe hij bij de verfilming van zijn script de meest krankzinnige beslissingen neemt. Opnamen die overduidelijk mislukt zijn, keurt hij goed; dialogen die totaal niet kloppen, laat hij intact.
Hoezeer de mensen om hem heen zich ook verbazen en hem proberen bij te sturen, Wiseau laat zich niet van de wijs brengen. Hij is ervan overtuigd dat hij bezig is met een meesterwerk dat de geschiedenis van de cinema voorgoed zal veranderen.
Op de première gebeurt er iets dat Wiseau niet heeft verwacht. In plaats van geëmotioneerd te raken door zijn verhaal, krijgt het premièrepubliek collectief de slappe lach. Scènes die hij als zwaar dramatisch had bedoeld, worden ontvangen met een schaterlach. Het publiek is verbijsterd, maar vermaakt zich kostelijk.
Halverwege de vertoning verlaat Wiseau de zaal. Zijn vriend Sestero gaat met hem mee en wil hem troosten. Maar opnieuw verbaast Wiseau. Het lachende publiek lijkt hem niet van zijn stuk te brengen.
Als de vertoning is afgelopen krijgt de film een daverend, zij het wat ironisch, applaus.
Als het applaus is gaan liggen heeft Wiseau zich volledig gevoegd naar de nieuwe situatie. Trots verklaart hij dat The Room altijd al door hem bedoeld was als een lachfilm en dat hij precies dat heeft bereikt wat hij wilde bereiken.
Kunst stelt een vraag zonder een antwoord te hebben
Wat het verhaal zo intrigerend en ontroerend maakt, is dat de manier waarop The Room tot stand kwam in alles lijkt op de manier waarop de grootste meesterwerken ontstaan: de maker maakt iets en het publiek voorziet dat van betekenis.
Om meer inzicht in dat mechanisme te krijgen, moeten we even een uitstapje maken naar een van de aspecten die bepalen of kunst goed of slecht is. Of misschien moet ik in dit verband zeggen: die bepaalt of kunst de moeite waard is.
Wie gevoelig is voor kunst, is dat omdat het je brein in staat stelt op avontuur te gaan
Het is nog nooit iemand gelukt om precies te definiëren wat kunst is. Het enige waar de meesten het wel over eens zijn, is dat kunst meerduidig is. Kunst stelt een vraag zonder een antwoord te hebben. Of zoals Umberto Eco ooit over de roman schreef: ‘De roman is een interpretatiemachine. Kunst laat ons verdwalen zonder dat we ons zorgen hoeven te maken over waar ons dat brengt.’
Dat is het verschil met voorlichters, propagandisten en activisten die theater, film of fictie inzetten om mensen te overtuigen. Propaganda wil de kijker naar een bepaald einddoel brengen. Activisten willen dat mensen hun handelen aanpassen.
Wie gevoelig is voor kunst, is dat omdat het je brein in staat stelt op avontuur te gaan. Een avontuur dat voor iedereen die een kunstwerk tot zich neemt anders is, zelfs als je het beleeft in een zaal met duizend andere mensen. Die eenzame reis zonder bestemming maakt kunst verleidelijk. Omdat het de reiziger even vrijstelt van plichten en morele dilemma’s en andere beperkingen die in ons dagelijks leven onvermijdelijk zijn.
Wie over een kunstwerk schrijft of praat, is als het ware een ontdekkingsreiziger die thuiskomt en vertelt wat hij gezien heeft.
Ook de maker moet de controle verliezen
Om echt te kunnen verdwalen in een kunstwerk, moet de persoon die het kunstwerk tot zich neemt bereid zijn een onderscheid te maken tussen de wereld van de verbeelding en die waarin we leven als we terugkomen van de ontdekkingsreis.
De wereld waarin we leven is een wereld waarin acties gevolgen hebben, waarin we posities moeten bepalen zelfs als we niet zeker weten waar die ons brengen. De wereld van de verbeelding is een wereld waarin net als bij onze nachtelijke dromen, alles kan, en niets gevolgen heeft.
Net als bij seks moet een kunstwerk ons verleiden en ons tegelijkertijd een gevoel van veiligheid geven, zodat we ons durven over te geven. De vraag waar ik in dit stuk, en in het volgende, dieper op in wil gaan, is hoe een kunstenaar dat doet.
Hoe zet je een speurtocht uit die de deelnemer verleidt je te volgen, en die de volger ook nog eens in staat stelt de weg kwijt te raken? Om dat te doen moet je ook als maker zelf bereid zijn te verdwalen, moet je in het maakproces, zoals Wiseau, de controle over het stuur verliezen.
Een kunstenaar is geen alchemist, want juist in zijn mislukking schuilt zijn kracht
Het helpt niet dat kunstenaars zelf niet altijd even helder en eerlijk zijn over de manier waarop hun werk tot stand komt.
Vaak horen we kunstenaars vertellen dat ze experimenteren. De suggestie is dan dat ze dat doen zoals wetenschappers te werk gaan.
Wetenschappers en filosofen zullen de eersten zijn om toe te geven dat ze de waarheid nooit helemaal kunnen kennen, maar hun doel is wel degelijk om te achterhalen hoe iets werkt. Om tot een éénduidig antwoord te komen.
De experimenten van een kunstenaar lijken meer op die van een alchemist, die wilde proefjes doet om iets in goud te veranderen
De experimenten van een kunstenaar lijken meer op die van een alchemist. Alchemisten deden wilde proefjes in de hoop een goedkope grondstof in goud te veranderen.
Kunstenaars doen ook wilde proefjes die, net als in de alchemie, gedoemd zijn te mislukken. Maar in die mislukking zit bij kunstenaars de kracht. Omdat ze juist dan iets maken dat zo nieuw en anders is dat wij er als bezoeker in kunnen verdwalen.
Dat mislukken kan trouwens net zo makkelijk andersom gebeuren. Toen Franz Kafka De gedaanteverwisseling aan zijn vriend Max Brod voorlas, kwam hij zelf niet meer bij van het lachen. Het verhaal van een man die erachter komt dat hij in een insect is veranderd, vond Kafka hilarisch, terwijl de meeste mensen het als een hartverscheurend, beklemmend drama lezen.
Mislukking: het recept voor de grootste meesterwerken
Wie wil zien hoe gecontroleerd mislukken in zijn werk gaat, doet er goed aan de documentaire Hearts of Darkness: A Filmmaker’s Apocalypse te bekijken. Die gaat over de totstandkoming van de speelfilm Apocalypse Now. Documentairemaker Eleanor Coppola laat zien hoe haar man tijdens het maken van zijn anti-Vietnam-film volledig ontspoort.
Niet alleen loopt het filmen zo uit, en gaat hij zo ver over zijn budget heen dat hij hun eigen huis als onderpand in moet zetten om zijn film te financieren, hij betaalt ook grof geld aan het leger van de Filipijnse dictator Ferdinand Marcos om helikopters in te huren voor de beroemde helikopterscène.
Als een veel te dikke en totaal onvoorbereide Marlon Brando op de set verschijnt om de laatste scènes op te nemen, zit Coppola ’s nachts te schrijven omdat hij nog geen einde voor zijn film heeft.
Wat Hearts of Darkness extra bijzonder maakt is dat de documentaire, net als de speelfilm van Coppola, geïnspireerd is op de roman Heart of Darkness van Joseph Conrad. Dat boek vertelt het verhaal van Charlie Marlow, die de rivier de Kongo opvaart en steeds verder verwijderd raakt van de westerse beschaving.
Zoals Kapitein Willard in Apocalypse Now verdwaalt op de fictieve Nung-rivier, zo verdwaalt Coppola in zijn eigen maakproces. En juist omdat hij de weg kwijtraakt, omdat hij al makend niet weet waar hij eigenlijk heen moet, komt hij tot een van de grote meesterwerken uit de filmgeschiedenis. Een film die bedoeld was als anti-oorlogsfilm, maar net zo goed gezien kan worden als reclame voor het slagveld.
Kunstenaars moeten hun werk telkens uitleggen
Iedere kunstenaar weet dat het publiek altijd iets anders uit een werk haalt dan wat hij erin heeft gestopt. Sterker nog, meestal zal ook de maker iets anders in het werk herkennen dan dat wat hij van plan was erin te stoppen.
Hoe beter je weet wat de bedoeling is van wat je maakt, hoe kleiner de kans dat het publiek er zelf nog iets in kan ontdekken.
De gedachte dat de kunstenaar controle heeft over wat hij of zij maakt, is een hardnekkig en gevaarlijk misverstand dat deels in stand wordt gehouden door kunstenaars als Wiseau die niet durven of willen toegeven dat ze geen controle hebben over wat ze maken.
Je kunt dat kunstenaars niet altijd kwalijk nemen.
Laat ik mijzelf als voorbeeld nemen. Bij iedere première wordt mij gevraagd om een interview over de voorstelling te geven. De eerste vraag is meestal: ‘Waar gaat de voorstelling over?’
Het plezier van naar een voorstelling kijken is dat je zelf kunt beslissen wat je eruit haalt
Als maker ben ik de laatste die daar een zinnig antwoord op kan geven. Sterker nog, ik wil mij er niet mee bezighouden omdat dit mij alleen maar in de weg gaat zitten. Als je dat wel doet, wek je op zijn minst de verwachting dat je geen voorstelling, maar een pamflet hebt gemaakt. En het plezier van naar een voorstelling kijken is nu net dat je zelf kunt beslissen wat je eruit haalt.
Toch zijn die interviews belangrijk. Je trekt er mensen mee naar het theater en zeker als je, zoals ik, geen subsidie krijgt, is het belangrijk dat iemand je kaartjes koopt. De verleiding is groot om toch aan te schuiven bij een talkshow, waar je dan als compromis moet vertellen waar je voorstelling over gaat. Het gevolg is dat het publiek de indruk krijgt dat iedere maker precies weet wat hij of zij teweegbrengt.
Er is veel af te dingen op Amerikaanse late-night talk shows, maar daar hoeven acteurs en comedians niet te vertellen waar hun voorstelling over gaat. Ze schuiven aan om een anekdote te vertellen, die soms over het maakproces gaat.
Een verhaal dat meestal met een aantal schrijvers is voorgekookt. Daar kun je van alles van vinden, maar het voorkomt dat je als maker aan een tafel belandt waar je naast politici zit en op eenzelfde manier als zij aan de tand wordt gevoeld.
Subsidies maken het aantrekkelijker om met kunst een doel na te streven
Wie afhankelijk is van subsidie om iets te maken, heeft het nog moeilijker. Die moet vooraf onder woorden brengen wat het beoogde resultaat is, om achteraf te kunnen beargumenteren dat dit is gelukt.
Het is geen geheim dat de meeste subsidiënten in Nederland graag diversiteit willen bevorderen. Daar is op zich veel voor te zeggen. Zo kunnen ze subsidie als economisch instrument gebruiken om kunstenaars van diverse afkomsten een kans te geven.
Maar in de praktijk komt het erop neer dat makers hun aanvraag aanpassen om de suggestie te wekken dat hun werk diversiteit ten goede komt. Dat hun werk zelf onderdeel van de oplossing is. Waarmee dat werk dus opeens een doel nastreeft.
Wie geld nodig heeft, wordt gedwongen met twee tongen te spreken
Eigenlijk kun je stellen dat een subsidiegever daarmee precies dat kortwiekt wat het poogt te stimuleren. Voor kunstenaars met een ‘diverse’ achtergrond is het een belediging dat hun werk diversiteit zou moeten bevorderen. Dat ze hun werk kunnen maken is één ding, wat ze met dat werk bereiken, is iets heel anders.
Wie als maker geld nodig heeft, wordt zo dus gedwongen met twee tongen te spreken. Eén dient om het geld mee op te halen, de andere om er – in het beste geval – vervolgens iets anders mee te maken dan beloofd.
Wie gemeenschapsgeld wil besteden aan kunst, moet kunnen beargumenteren wie wat waarom krijgt. Maar we moeten ons door dit mechanisme niet laten verleiden om te geloven dat wat de maker belooft ook waargemaakt kan worden.
Makers die zwichten voor de druk om hun eigen werk te verklaren, voeren vaak heel nobele drijfveren aan. Drijfveren die vooral niet ingaan tegen wat de subsidiegever nobel acht.
Een kunstenaar die verklaart dat zijn werk mensen dichter tot elkaar brengt, kan voorlopig op meer bijval rekenen dan iemand die verklaart met kunst bevolkingsgroepen tegen elkaar op te zetten.
Beide hebben in wezen niets te maken met waar kunst over gaat. Namelijk ons leven juist te vrijwaren van de verantwoordelijkheid positie in te nemen over hoe bevolkingsgroepen zich ten opzichte van elkaar dienen te verhouden.
Geslaagde kunst kan niet eenduidig zijn
De onlangs overleden auteur Philip Roth verklaarde, toen men hem vroeg waarom hij schreef: ‘Omdat ik niet weet wat ik anders met mijn hersenen moet doen.’ Dat is het eerlijke antwoord. Maar niet iedere maker heeft het zelfvertrouwen, en kan het zich veroorloven, om zo eerlijk toe te geven dat ze niet iets maken om anderen te helpen.
Zeker, zijn roman The Plot Against America is waardevol als uitgangspunt voor het herformuleren van gedachten over Amerika. Het laatste dat ik zou willen betogen is dat Roth niet maatschappelijk geëngageerd is. Maar dat is hij ondanks zichzelf. Zijn romans geven ons, de lezer, de kans om te reflecteren.
Het zou ook onzin zijn te betogen dat kunstenaars zich niet kunnen of mogen laten drijven door politieke motieven. Het is alleen zo dat wat er uiteindelijk uitkomt, als het geslaagd is, veel minder eenduidig is dan een pleidooi voor een politiek doel.
Neem zangeres Nina Simone, een zeer belangrijk activiste in de Amerikaanse burgerrechtenbeweging. Haar nummer Mississippi Goddam is een oproep om in actie te komen tegen de rassenscheiding in Amerika. Het is haast onmogelijk om onverschillig te blijven als je het haar hoort zingen.
De manier waarop Nina Simone wanhoop tot schoonheid transformeert, doet denken aan de alchemist die goud gemaakt heeft
Toch is het nummer meer dan de hartverscheurende politieke boodschap die ze verkondigt. De opzwepende begeleiding en de muzikale virtuositeit waarmee Simone de muziek en tekst naar haar hand zet, gaan veel verder. Het lukt haar een verschrikkelijk politiek onrecht te benoemen en dat om te zetten in hemelse schoonheid.
Een schoonheid die een licht schijnt dat de strijd tegen racisme in Amerika overstijgt. De manier waarop ze wanhoop tot schoonheid transformeert, doet denken aan de alchemist die goud gemaakt heeft. Tijdens het luisteren ga je geloven dat mensen iets goddelijks kunnen aanraken.
Het is een open deur, maar Simone wilde natuurlijk helemaal niet dat haar leven in het teken zou staan van de rassenstrijd. Haar grote droom was klassieke muziek maken. Maar omdat haar huid zwart was, mocht ze niet naar het conservatorium. Om te overleven begon ze in nachtclubs te spelen. Daar ontwikkelde ze tegen wil en dank haar unieke muziektaal.
Welbeschouwd is haar carrière één grote ramp geweest, haar werk een ‘disaster’, haar aangedaan door racisme. In plaats van klassieke muziek kwam er iets heel anders uit haar piano. Juist omdat het haar niet lukte te maken wat ze wilde maken, maakte ze iets anders, iets van een tijdloze schoonheid.
Suggereren dat Simones werk vooral van waarde is omdat het oproept tot actie tegen onrecht, is haar het kunstenaarschap ontzeggen dat haar ook ontzegd werd toen ze naar het conservatorium wilde.
Meerduidigheid is bedreigend voor wie rigide is
Natuurlijk wisten Simone, Coppola, Kafka en Roth beter waar ze mee bezig waren dan Wiseau. Wat ze gemeen hebben is dat ze van tevoren niet konden bevroeden waarheen het maakproces hen zou leiden. En dat is precies wat hun werk bijzonder maakt.
Het is dat ongeleide, die meerduidigheid, het vermogen mensen op reis te nemen zonder dat iemand controle heeft over de bestemming die kunst tot een bedreiging maakt voor autoritaire regimes of voor volgers van welke rigide ideologie dan ook.
Nieuw aan deze tijd is, denk ik, dat ook mensen die niet gegrepen zijn door een alomvattende ideologie zich bedreigd voelen door de gedachte dat ze kunnen verdwalen. Door onze mobiele telefoons zijn we vergeten wat het is om de weg niet te weten. Wie op Google Maps kijkt, weet letterlijk altijd waar hij is.
Maar ook wie even niet weet hoe je een wortelhazelnotentaart moet bakken, wat koolstofmonoxide is, waar je een oude plaat van Stevie Wonder kunt kopen, hoe ook alweer de ouders van Koningin Wilhelmina heten of wanneer de Frans-Pruisische Oorlog plaatsvond, komt met een zoekopdracht uit waar hij wezen wil.
De ongewisse wereld van de verbeelding wordt steeds bedreigender voor zelfs de meest avontuurlijke ziel
Die gewenning aan altijd vaste grond onder de voeten, maakt de ongewisse wereld van de verbeelding steeds bedreigender voor zelfs de meest avontuurlijke ziel.
Er zijn trouwens ook voorbeelden van kunstenaars die meesterwerken maakten met politieke motieven die een stuk minder liberaal en progressief waren dan die van Simone. Neem het werk van Richard Wagner. Hij was een zeer geëngageerd kunstenaar. Maar wel een wiens engagement eruit bestond dat hij er zeer uitgesproken antisemitische opvattingen op na hield.
Hoe verder we de geschiedenis induiken, hoe meer kunstenaars we tegenkomen die er abjecte opvattingen op na hielden over vrouwen, rassen, de superioriteit van de westerse cultuur of waarover je je ook maar met terugwerkende kracht kiest op te winden.
Kunst herinnert ons eraan dat we niet alles kunnen begrijpen
Ik kreeg eens het advies: raak eerst de weg kwijt, pas dan vind je wat de moeite waard is. Het vat goed samen wat ik probeer te beschrijven.
Wiseau verdwaalde misschien omdat hij geen idee had wat hij deed. Simone, Coppola en Roth wisten wel waar ze mee bezig waren, maar lieten het verdwalen toe.
Hoe beter je weet wat de bedoeling is van wat je maakt, hoe kleiner de kans dat het publiek er zelf nog iets in kan ontdekken.
Het is op dit soort plekken dat je goed ziet hoe politieke intenties vrijwel alle lucht uit kunst kunnen zuigen
Soms loop ik, om mijn eigen gelijk te halen, even naar binnen bij de meest conceptuele kunst-instituten van Nederland: De Appel in Amsterdam en Het Nieuwe Instituut in Rotterdam. Het is er altijd heel rustig. Veel werk is ondoorgrondelijk, maar aan de muur hangen altijd lange lappen Engelstalige tekst om te verklaren waar je naar kijkt. Het is op dit soort plekken dat je goed ziet hoe politieke intenties vrijwel alle lucht uit kunst kunnen zuigen.
Je zou vaak net zo goed de subsidieaanvraag zelf tentoon kunnen stellen.
Bij programma’s als De Wereld Draait Door moeten makers steeds vertellen wat hun bedoeling is, waar hun werk over gaat. Het publiek moet immers binnen een paar minuten kunnen begrijpen waar het naar kijkt, anders zapt het misschien weg.
Het onbekende opzoeken is te riskant voor programmamakers die als opdracht meekrijgen zo veel mogelijk kijkers aan zich te binden. Er zijn maar heel weinig kunstwerken die een breed publiek kunnen betoveren. Dat is niet erg, omdat de betovering zich altijd individueel voltrekt.
De Appel en Het Nieuwe Instituut jagen bezoekers weg door kunst de kans op meerduidigheid te ontnemen, De Wereld Draait Door is zo bezig kijkers te behouden dat het kunst geen ruimte geeft om te ontsporen. Zo dragen ze bij aan een wereldbeeld waarin alles te verklaren en op te lossen is. Terwijl kunst ons er juist aan kan herinneren dat veel van wat we denken te snappen onverklaarbaar is.
Alle drie zijn ze bang toe te geven dat kunst per definitie mislukt is. Dat wij als kijker, bezoeker, lezer, luisteraar de taak hebben het te laten lukken.
Wat makers en het publiek te doen staat
Als maker moet je sterk in je schoenen staan om toe te geven dat je een disaster artist bent. Dat je weliswaar je best doet om iets bijzonders te maken dat de moeite waard zal zijn, maar dat het laatste woord aan het publiek is. Dat dat uiteindelijk de voorstelling, het kunstwerk, het gedicht of film van betekenis zal voorzien.
Ook als publiek moet je sterk in je schoenen staan. Je moet zelf beslissen wat je in een werk ziet. Je moet zelf moeite doen. Je bent zelf verantwoordelijk voor wat je ziet.
Wie terugkomt van de ontdekkingsreis die een kunstwerk in potentie is, moet niet vergeten dat de tocht die hij of zij heeft afgelegd is uitgestippeld door iemand die zelf ook de weg is kwijt geraakt. Iemand die is verdwaald en die daarin alleen kon slagen door zelf te mislukken. Als je weet waarnaar je op zoek bent, kun je immers niets nieuws vinden.
Dat betekent niet dat je als consument van kunst alles maar mooi en gelaagd moet vinden. Het kan heel goed dat je dat niet lukt. Dat kan komen omdat het je niet lukt om aansluiting te vinden bij wat gemaakt is. Omdat je de stem van Nina Simone niet kan uitstaan. Als dat zo is, valt er niets aan te doen.
Niets brengt nieuwsgierigheid zo tot stilstand als een stevig oordeel
Soms is het heel moeilijk een kunstwerk los te zien van de politieke motieven van de maker. Omdat de maker die zelf noemt, of omdat het er door anderen bij wordt gehaald. In deze tijd van meningen is een oordeel snel geveld. Niets brengt nieuwsgierigheid zo tot stilstand als een stevig oordeel.
Het is helemaal niet mijn bedoeling te zeggen dat over die politieke motieven en eventuele gevolgen niet gesproken mag worden. Sterker nog, als de verantwoordelijkheid van een werk bij de ontvanger ervan ligt, is een kunstwerk erbij gebaat dat er over gepraat en geschreven wordt. Maar wanneer we uit het oog verliezen dat een kunstenaar per definitie mislukt, lopen we het risico ieder kunstwerk te reduceren tot een pamflet, en zo kapot te maken.
In die conversatie moet je nooit vergeten dat politieke motieven, hoe in het oog springend ze ook mogen zijn, altijd maar een deel van het verhaal zijn. Dat zolang je over kunst praat, je niet mag vergeten dat het juist moest mislukken. Dat je dat de maker nooit helemaal kwalijk kunt nemen. Je kunt hooguit zeggen dat het je niet gelukt is je te laten verleiden.
Wat dit voor satire betekent
Nog even terug naar satire, in mijn boekje de moeder van alle kunsten. Natuurlijk bestaat er zoiets als politieke satire. En natuurlijk hebben makers daarvan soms een politieke agenda die meer is dan proberen je publiek aan het lachen te krijgen. Soms voelt dat dan meer als propaganda of volksmennerij.
Maar het is altijd goed om te onthouden dat, net als bij een kunstwerk, de magie van een geslaagde grap erin zit dat de maker zelf niet wist waar de grap hem of haar, en zeker ons, precies zou brengen. De parodie laat ons even verdwalen. Zoals schrijver en journalist George Saunders onlangs zei: ‘Een grap zorgt ervoor dat we even geconfronteerd worden met het feit dat het beeld dat we van de wereld hebben, niet overeenkomt met hoe de wereld werkelijk is.’
Om een grap lachen is even toegeven aan het gevoel geen vaste grond te voelen.
Wie een roman leest, hoeft even niet te denken aan geld, familie, gezondheid en de toekomst. Of liever, die kan daar over nadenken zonder dat het gevolgen heeft. Die vrijheid, om even te verdwalen, even te mislukken, en de gedachte dat er anderen zijn die ook van die vrijheid gebruikmaken, kan in de werkelijke wereld de druk een beetje van de ketel halen.
Het vakmanschap van de kunstenaar zit erin ons in die mislukking mee te nemen. Dat kan – zoals de rattenvanger van Hamelen deed – door schoonheid in te zetten om ons te verleiden, door grappen te maken, door heel virtuoos te zijn, maar het kan ook door politiek engagement te suggereren. Door ons verlangen een mening te hebben in stelling te brengen om ons te laten verdwalen.
Maar dat, jongens en meisjes, bewaar ik voor de volgende keer.