Hoe ik in gesprek kwam met salafisten en zag wat er achter het etiket van ‘religieuze gekken’ zit
Geen vorm van religie veroorzaakt zoveel ophef als het salafisme. Als ongelovige met Tunesische roots wilde ik weten wie de mensen achter de baarden en lange gewaden zijn. Wat bleek: het zijn lang niet altijd gehersenspoelde meelopers.
Ze dragen lange baarden, gebedsmutsjes en broeken tot boven de enkels. Ze luisteren niet naar muziek. Ze mijden plekken waar alcohol wordt geserveerd. Ze verketteren gematigde moslims. Ze verwerpen de waarden van de verlichting.
En bij elke aanslag in Europa, van de moord op Theo van Gogh in 2004 tot de aanslagen op de Brusselse metro op 22 maart 2016, bleek de dader een link te hebben met een salafistisch netwerk.
Begin dit jaar verspreidde de Belgische inlichtingendienst vijfduizend brochures om het grote publiek alert te maken op de fundamentalistische stroming binnen de islam.
Als het over salafisme gaat, beroepen opinieschrijvers, beleidsmakers en zelfs de Staatsveiligheid zich vooral, zo lijkt het, op expertise uit internationale studies, rapporten en boeken.
En dan gebeurt iets wat je vaker ziet: we praten koortsig over andere mensen zonder dat die mensen meepraten.
Kijken wat er achter het etiket van ‘religieuze gekken’ zit
Een jaar geleden wilde ik, een ongelovige met een Tunesische vader en een Belgische moeder, het anders doen. Ik wilde met salafisten spreken en kijken wat er schuilgaat achter dat etiket van ‘religieuze gekken’.
Ik benaderde salafistisch georiënteerde organisaties en nam via via contact op met verschillende mensen. Maar ondanks mijn garanties op anonimiteit en de belofte hun verhaal op een eerlijke manier te vertellen, wilde niemand praten.
Ik begon de moed te verliezen, tot één iemand instemde. En daarna nog iemand. Hoe meer salafisten ik ontmoette, hoe meer ik besefte dat de realiteit complexer is dan dat ene simpele label duiden kan.
Farid, een dertiger met Marokkaanse roots, valt meteen op: hij is geestig, intelligent, welbespraakt, rebels. Niet de eigenschappen die ik met een salafist associeer. Voor hem was het salafisme een fase, van zijn zestiende tot zijn achttiende. ‘Een periode waarin ik me intens met geloof bezighield. Zo intens dat ik er uiteindelijk de brui aan gaf, zoals een opflakkerend vuur dat uitbrandt.’
Toch werpt het verhaal van Farid een licht op de bredere maatschappelijke achtergrond die ook andere jongeren met een migratieachtergrond tot het salafisme drijft. ‘Ik voelde me niet Marokkaans genoeg en ik voelde me niet Belgisch genoeg. Maar mijn omgeving bepaalde niet alleen wat ik níet was, ze bepaalde ook wat ik wél was: een moslim. Daar zorgde 11 september 2001 voor. De terreuraanslagen in de VS hebben van Marokkanen moslims gemaakt. De islam kwam centraal te staan in de politiek. Vóór 11 september had Filip Dewinter het over Marokkanen, daarna alleen nog over de islam.’
Je kunt tradities en volksgebruiken toch niet gelijkstellen aan de islam?
Zoals veel jonge Belgische Marokkanen begon Farid aan een zoektocht. Naar wat de islam betekent, naar een identiteit.
‘Als kind van gastarbeiders kreeg ik een islam mee die onduidelijk was. Ik wist niet wat cultuur was en wat religie. Dus ging ik te rade op internet. Al snel kreeg ik het gevoel dat er zaken niet klopten. Maar als ik mijn ouders daarop aansprak, zeiden ze dat zij de islam zo hadden meegekregen. Dat kan toch niet de bedoeling zijn, dacht ik. Je kunt tradities en volksgebruiken toch niet gelijkstellen aan de islam? Wanneer ik hen naar de sharia vroeg, zeiden ze: dat was vroeger, je kunt die nu niet meer toepassen. Ik vond die houding zo fake. Zo zwak.’
Tieners die niet klakkeloos aannemen wat de imam zegt
Dat Farid zijn ouders niet als rolmodellen zag, hielp niet. ‘Ze waren laagopgeleid en spraken niet met gezag en vertrouwen over de islam.’ In de moskee kon hij evenmin terecht. De imam kende alleen Arabisch en had weinig affiniteit met de leefwereld van jongeren. De vrijdagpreken, als Farid ze al snapte, gingen over religieuze verhalen, niet over wat de jeugd bezighield.
Terwijl ik met Farid praat, dringt iets tot me door: jongeren die zich in het salafisme verdiepen, zijn niet altijd gehersenspoelde meelopers, zoals het cliché wil. Vaak zijn het nieuwsgierige tieners die niet klakkeloos aannemen wat hun ouders en imams zeggen. ‘Maar’, zegt Farid, ‘het gevaar is dat je, zodra je in het salafisme zit, je verstand niet meer nodig hebt. Veel salafisten redeneren dat je niet slimmer kunt zijn dan Mohammed of God. En daarmee laat je je kritische zin varen.’
Martijn de Koning, een Nederlands cultureel antropoloog die zich bezighoudt met salafisme en identiteitsontwikkeling bij jongeren, legt uit dat Saoedi-Arabië het meest profiteert van die zoektocht van jongeren met een migratieachtergrond.
‘Toen de inkomsten uit olie recordhoogten bereikten in de jaren zeventig, begon het aartsconservatieve koninkrijk jaarlijks miljoenen te spenderen om het salafistische gedachtegoed te verspreiden’, zegt hij. ‘In de jaren tachtig werden predikers naar Europa gezonden om te kijken hoe het gesteld was met de islam in het Westen.’
Ik kwam bij het salafisme terecht omdat er niets anders was
Als pioniers in een spirituele wildernis trokken de predikers van stad naar stad. De Koning: ‘Ze troffen een welvarende regio aan waar de kennis over de islam beperkt was. De Saoedi’s ontdekten een gat in de markt: als ze nu eens spotgoedkope boeken over de islam in het Nederlands uitgaven en jongeren gratis lieten studeren aan de religieuze universiteit van Medina?’
Ik moet eraan denken als Farid me later vertelt: ‘Ik kwam bij het salafisme terecht omdat er niets anders was. Als je de islam wilde leren kennen, kreeg je per definitie het salafisme voorgeschoteld.’
Evidente succesfactor is de kracht van de boodschap
Geen wonder dat je politici en Staatsveiligheid hoort zeggen dat het allemaal de schuld is van Saoedi-Arabië. Toch is dat overdreven. Een andere grote succesfactor voor de verspreiding van het salafisme is even evident als onderbelicht: de kracht van de boodschap. Het leidt naar de vraag wat het salafisme eigenlijk is. De term laat zich niet makkelijk vangen.
In grote lijnen ijveren salafisten voor een terugkeer naar een zuivere en oorspronkelijke islam, ontdaan van culturele toevoegingen en lokale tradities. Salafisten beschouwen de Koran en de soenna als enige gezaghebbende bronnen van waarheid. Om te weten wat God van je verlangt, moet je die zo strikt mogelijk interpreteren. En om te weten wat juist is, moet je uitzoeken hoe de vrome voorvaderen of ‘salaf’ de islam in de praktijk brachten.
‘Het volstaat niet om vast te houden aan de vijf pijlers van de islam’, zegt Ibrahim, een dertiger met een lange kroezige baard, voor wie de islam een way of life is. ‘Je moet ze correct in de praktijk brengen. Stel, je gelooft in Allah en zijn profeet, maar je vereert de doden: je kust het graf van overledenen of je blijft op een begraafplaats slapen, zoals sommige moslims doen. Dan doe je iets wat de profeet nooit heeft gedaan, en wat dus strijdig is met de islam.’
Deze ‘pure’ islam biedt jongeren de kans thuis te komen in de Waarheid
Het is niet moeilijk te zien waarom die ‘pure’, gedeculturaliseerde islam aanspreekt. Het biedt jongeren die zich nergens thuis voelen de mogelijkheid om thuis te komen in de Waarheid. Alleen: die waarheid en zuiverheid zijn niet voor iedereen dezelfde. Religieuze teksten zijn een handleiding die je op verschillende manieren kunt lezen.
In een trendy koffiebar spreek ik af met Kadir, een charmante, westers geklede jongeman met een zorgvuldig onderhouden stoppelbaard. Aan de achtergrondmuziek neemt hij geen aanstoot. In de moskee spreek ik met Ibrahim, die met zijn lange baard, donkere gewaad en opgetrokken zwarte sokken het meest beantwoordt aan het clichébeeld.
Ik leer Kareem El Hidjaazi kennen, een Belgische Palestijn die ooit erg actief was in het Brusselse hiphopmilieu en zichzelf vandaag ‘een praktiserende moslim’ noemt. Als blogger en co-auteur van Jihad en kolonialisme is hij de enige die onder eigen naam wil getuigen. Uit ons eerste gesprek blijkt zijn bewondering voor de zwarte moslimleider Malcolm X.
Er is geen salafistische mainstream
We drinken thee in de tuin van zijn ouders, onder een dak van druivenranken uit de Moezelstreek. ‘Mijn moeder bracht jaren geleden een stekje mee uit Duitsland, maar ze maakt er geen wijn van, hoor’, zegt hij met een glimlach. Dat zijn jongere zus atheïst is, vindt Kareem spijtig, maar geen reden om haar niet graag te zien.
Voor de jonge Farid daarentegen stond de ware islam geen compromissen toe. Hij verachtte iedereen die niet was en dacht zoals hij, zelfs zijn ouders.
Als ik hoopte met dé salafist te praten, kom ik gaandeweg te weten dat die niet bestaat. Er is geen salafistische mainstream.
Er is één nood die groter is dan de spirituele: de seksuele. Maar niemand praat erover
Natuurlijk vertonen salafisten familietrekjes, ook al tref je ze niet bij iedereen aan. Een van de meest opmerkelijke is dat ze geloof als een worsteling zien, als een constante poging om alle wereldse verleidingen te weerstaan. Nabil, een Vlaamse bekeerling, bekent dat hij het mist om spek te eten. ‘Als ik één dag iets zou mogen doen wat niet toegestaan is, dan dat.’ Als ik hem plagend vraag waarom zijn baard niet langer is, antwoordt hij: ‘Mijn vrouw is nogal modebewust.’
Farid geeft toe dat ook salafistische jongeren worstelen met hun seksualiteit. ‘Er is één nood die groter is dan de spirituele: de seksuele nood. Maar niemand praat erover. Het is de olifant in de kamer.’ In zijn ogen leidt het tot hypocrisie. ‘Zedenbederf en seks voor het huwelijk zijn grote zonden, maar ja, hormonen. Jongeren dragen een baard, de juiste kleren, maar ze masturberen en soms vrijen ze zelfs met een salafiste.’
Als ik nadien mijn notities herlees, moet ik denken aan wat de Schotse schrijver Robert Louis Stevenson zei: ‘Heiligen zijn zondaars die blijven proberen.’ Die alledaagse jihad van zelfverbetering zie ik bij veel salafisten.
Salafisten noemen zichzelf ‘studenten van kennis’
Een andere verrassende familietrek is dat salafisten de Koran en de soenna niet als kant-en-klaar beschouwen. Elke zin mag dan een goddelijke waarheid bevatten, alleen door de wijsheidsbronnen in hun geheel te bestuderen, kun je te weten komen wat Gods geboden zijn en hoe je die vandaag in de praktijk moet brengen.
Salafisten noemen zichzelf ‘studenten van kennis’. Voortdurend gaan ze bij elkaar te rade of iets al dan niet is toegestaan. Of ze zoeken op wat een grote islamitische geleerde daarover zegt. Eén naam komt altijd terug: Muhammad Nasir al-Din al-Albani, de zoon van een Albanese horlogemaker die in Syrië opgroeide en als een van de grootste kenners van de profetische overleveringen geldt. Hij stierf in 1999 op 85-jarige leeftijd.
Advies vragen over een Haribo-zakje vol gummibeertjes
Hoe groot de preoccupatie met geloofskennis is, merk ik in de moskee. Na mijn gesprek met Ibrahim komt een broeder hem om advies vragen over gelatine, een uit varkenshuid en kraakbeen vervaardigd bindmiddel dat vaak wordt gebruikt in snoepgoed. Tot mijn verbazing zegt Ibrahim dat het is toegestaan om gelatine te eten.
‘Sjeik Albani zegt dat er door het chemische proces geen sprake meer is van een varken. Zoals je ook niet meer over druiven kunt spreken nadat er wijn van is gemaakt.’ ‘Maar’, benadrukt hij, ‘iedereen moet voor zichzelf uitmaken wat hij doet, ik zeg alleen maar wat Albani zegt.’
Het is een gekke gedachte: Ibrahim, thuis op de bank, met op zijn schoot een Haribo-zakje vol gele, groene en rode gummibeertjes.
Osama bin Laden is geen geleerde. Terroristen schrijven geen boeken
Wat salafisten het meest stoort aan jihadisten, met wie ze vaak worden geassocieerd, is dat die volgens hen weinig moeite doen om de Koran, de soenna en de levenswijze van de eerste moslims grondig te bestuderen. ‘Osama bin Laden en Ayman al-Zawahiri zijn geen geleerden’, zegt Ibrahim. ‘Terroristen schrijven geen boeken. Natuurlijk verwijzen ook zij naar een geleerde als Albani. Je kunt gewoon niet om hem heen.’
Volgens Kareem, de Belgische Palestijn, zien jihadisten in godsdienst een kans om hun zonden in één keer, door één extreme daad, weg te vagen. Eén ultiem offer om absolutie te verkrijgen. ‘Het zijn vaak jongens met een crimineel verleden. Ze denken dat ze met een aanslag hun ticket naar het paradijs beethebben. De extreme levensstijl van mensen als Salah Abdeslam, een leven van drugs, uitgaan en criminaliteit, krijgt dan plots een islamitisch jasje aan.’ Ook Nabil trekt een scherpe grens tussen hem en jihadisten. ‘Die jongens hebben vaker de binnenkant van een discotheek gezien dan van een moskee.’
Kampioenen van het ware geloof
En toch. Ook jihadisten beschouwen zichzelf, op hun eigen verwrongen manier, als kampioenen van het ware geloof. Ook zij hebben een zoektocht ondernomen naar de ‘juiste’ kennis. Maar in plaats van boeken en studies van geleerden te lezen, verslinden de meeste geradicaliseerde moslimjongeren hun smartphones en computerschermen: de kennis die hen het meest aanspreekt, zijn de soundbites en clipjes van radicale predikers.
Kadir, een hoffelijke twintiger, noemt zich liever een traditionalist dan een salafist. Als islamleerkracht in het derde en vierde middelbaar en docent aan het Centrum voor Educatie en Maatschappelijke Interactie (CEMI) in Borgerhout weet hij goed wat er leeft bij jongeren.
‘Ze hebben het gevoel dat ze moeten kiezen tussen de islam of de samenleving. Aan de ene kant heb je de militante moslims zoals Fouad Belkacem, de voormalige leider van Sharia4Belgium, die zeggen dat je de westerse samenleving en de democratie moet verwerpen. Aan de andere kant heb je beleidsmakers die zeggen dat je, om een volwaardige Belg te zijn, je islamitische identiteit moet afleggen.’
Moskee en baard betekent het stempel radicaal
Filip Dewinter vindt in elk geval dat het CEMI niet in Vlaanderen thuishoort: in 2017 hield hij er halt tijdens zijn ‘islamsafari’ omdat het volgens hem een salafistische koranschool is die jonge geesten opzet tegen het Westen.
Kadir spreekt dat tegen. ‘Ik probeer jongeren duidelijk te maken dat je perfect Vlaming én praktiserend moslim kunt zijn. Ik leer ze positiever naar de samenleving te kijken en kritisch om te gaan met webinformatie. Maar als je jongeren die naar de moskee gaan en een baard hebben als radicaal bestempelt, moet je niet verbaasd zijn als ze het ook worden.’
Het is dankzij de scheiding tussen kerk en staat dat ik de islam kan praktiseren
In zijn eigen leven lijkt Kadir erin te slagen om als orthodoxe gelovige deel te nemen aan de samenleving. Behalve islamleerkracht is hij vrijwillig ambulancier. ‘Als er geen oproep is, mag ik rustig mijn gebed verrichten op de kazerne.’ Bidden geeft hem energie, het verfrist zijn gemoed. ‘Maar zodra het alarm gaat, verbreek ik mijn gebed.’ Een van zijn collega’s is een chassidische jood. ‘We komen prima overeen. Ik ging zelfs naar zijn huwelijk.’
Ook over democratie klinkt Kadir enthousiast: ‘Het is dankzij de scheiding tussen kerk en staat dat ik de islam kan praktiseren. Als moslim kun je prima leven volgens de sharia, die is veel meer dan strafrecht. Het gaat over de manier waarop ik bid, waarop ik met anderen omga. God gaat me nooit vragen waarom ik de sharia niet heb ingevoerd of waarom ik geen islamitisch land heb gesticht. Het is mijn taak een goede moslim te zijn, waar ik ook woon.’
Al erkent hij dat er lastige situaties zijn. Wat met een tienermeisje dat niet wil meezwemmen, of dat niet mag van haar ouders? Kadir: ‘Als ouder wil je je kinderen bepaalde waarden meegeven. En soms wringt dat met wat de omgeving verwacht.’
Doen wat de joden doen
Als ik Kareem om zijn mening over zwemlessen voor meisjes vraag, zegt hij dat volgens de islam, ‘net als in het judaïsme’, een jongen niet naakt naast een meisje in een kleedkamer mag staan. ‘Ik ben nog niet met de situatie geconfronteerd, maar stel dat het gebeurt, dan zou ik doen wat de joodse gemeenschap doet: je zo organiseren dat je je kinderen kunt opvoeden volgens waarden die stroken met je religie. Ik zou mijn kinderen dan gewoon naar een islamitische school sturen.’
Sommige salafisten vinden het lastig, onmogelijk bijna, om hun geloof te belijden in een seculier land. Ze zien elke toegeving als een verwatering van hun geloof. Bovendien voelen ze zich het mikpunt van kritiek, wat sommigen ertoe doet besluiten naar een islamitisch land te migreren. Die uittocht staat bekend als hidjra, een verwijzing naar de migratie van de profeet Mohammed van Mekka, zijn geboortestad, naar Medina, de stad waar hij zijn toevlucht zocht toen de vijandige Mekkanen niets van de islam wilden weten.
Nabil is zo iemand: twee jaar geleden besloot hij als bekeerling naar Marokko te migreren. ‘Zoals veel Vlamingen was ik gedoopt, maar ik ging niet naar de kerk en geloofde niet in God.’
Over zijn bekering blijft hij vaag. Een auto-ongeluk. Alcohol. Een Italiaanse moslim die hem een boek gaf. ‘Hoe meer ik me in de islam verdiepte, hoe logischer het me leek dat het salafisme de enige correcte vorm van de islam is.’ Zo ongelovig Nabil vroeger was, zo toegewijd is hij nu. En dat lukt hem beter in Marokko.
Voor mij hoeft niet elke vrouw gesluierd te gaan, maar laat mij mijn geloof op mijn manier beleven
‘Voor mij hoeft niet elke vrouw gesluierd te gaan, alcohol hoeft voor mij niet verboden te worden, maar laat mij mijn geloof op mijn manier beleven. Dat kon ik niet in België waar een man die vriendelijk weigert een vrouw de hand te schudden nationaal nieuws is.’
Op de vraag of salafisten zich niet in de kijker werken door hun agressieve bekeringsijver, antwoordt hij: ‘Af en toe zal ik een broeder aanraden zich in het geloof te verdiepen. Maar ik ga niet van deur tot deur, zoals Jehova’s getuigen, en ik predik niet in het openbaar. Trouwens, als één groep graag heeft dat iedereen is zoals zij, zijn het wel de atheïsten.’
Salafisten willen niet afgesneden van de samenleving leven
Het is moeilijk te achterhalen in hoeverre de samenleving mensen als Nabil uitsluit, en hoezeer strenggelovigen zichzelf uitsluiten. Het is onmiskenbaar dat de onbuigzaamheid van sommige salafisten, die mordicus weigeren compromissen te sluiten, de integratie bemoeilijkt. Maar het is niet zo dat alle salafisten, of zelfs de grootste groep, het liefst afgesneden leven van de samenleving.
Zelfs Ibrahim, bij wie het geloof elk aspect van zijn leven beïnvloedt, wil geen geïsoleerd leven. Hij wil een goede verstandhouding met de overheid. ‘Nu durven moskeeën bepaalde sprekers niet te ontvangen. Alles ligt zo gevoelig.’ In Engeland gaat men anders te werk, zegt hij. ‘Daar werken politie en moslims samen. Agenten zijn welkom in de moskee en tijdens lezingen.’
‘Als ik naar België kom, word ik vaak apart genomen’, vertelt Kareem die ook in Marokko woont. ‘Toen ik eens protesteerde, kwam een militair op me afgestapt. ‘Als je niet luistert...’, en hij tikte met zijn vinger tegen zijn machinegeweer.’ Nabil kreeg bij een douanecontrole te horen dat mensen als hij ‘in de gaten gehouden worden’.
Ongetwijfeld kleuren aanslagen in naam van Allah het beeld dat van salafisten bestaat. En misschien is de secularisatie te recent om ontspannen met ultragelovige medeburgers om te gaan. Een toegeving wordt snel gezien als verraad aan de waarden van de liberale democratie, begrip als een minimalisering van terrorisme.
Waar is de grens en waar het compromis?
‘We gebruiken het salafisme, en de islam in het algemeen, om duidelijk te maken wat onze westerse waarden en normen zijn’, meent onderzoeker Martijn de Koning van de Universiteit van Amsterdam. ‘Het salafisme is sinds de jaren tachtig in Europa aanwezig, het gaat heus niet weg.’
Daarvan uitgaan is even naïef als denken dat de secularisering het einde betekent van het conservatieve christendom.’ Ook de hoop dat een hervormde islam – Europees, modern – de conservatieve islam kan wegblazen, is ijdel. Veel moslims beschouwen de islam als een rationele godsdienst met onvergankelijke waarden die overal toepasbaar zijn.’
‘De vraag is of we als seculiere samenleving bereid zijn te praten met salafisten die zich openstellen voor een gesprek, ook al zijn sommige van hun standpunten problematisch. Hoe vermijden we dat ze zich verder terugtrekken uit de maatschappij, naar het buitenland verhuizen of, erger, radicaliseren.
Op het einde van onze ontmoeting zegt Farid: ‘Onze samenleving weet niet goed wanneer ze een grens moet trekken en wanneer ze beter compromissen sluit.’ Het wordt een van de grootste uitdagingen: een evenwicht zoeken tussen het ideaal van gedeeld burgerschap en het verlangen naar een plek waar je jezelf kan zijn. ‘Iedereen moet leren omgaan met de andere,’ zegt Farid, ‘ook met de moslim die er andere ideeën op nahoudt.’
Deze publicatie kwam tot stand met steun van het Fonds Pascal Decroos voor bijzondere journalistiek en werd eerder in De Standaard gepubliceerd.
Behalve die van Kareem El Hidjaazi en Martijn de Koning zijn uit privacy-overwegingen alle namen gefingeerd. De echte namen van Farid, Ibrahim, Kadir en Nabil zijn bekend bij de redactie.