Het onderwijs krijgt een 4. Voor de moeite
‘Hoe kunnen drie heren met zulke scherpe geesten tot zo’n pover resultaat komen. Schaam jullie!’ stond rood geschreven op een van de vele belabberde werkstukken die ik samen met twee van mijn werkschuwe klasgenoten had afgeleverd. School werkte niet echt voor mij en vice versa.
De havo sloot ik af met een karig zesje en verder dan een eerste jaar hbo ben ik nooit gekomen. Sindsdien heb ik – niet geheel belangeloos – een chronische allergie ontwikkeld voor de schoolprestatiefetisj. En afgelopen week was weer een fijne week voor rode bulten, uitslag en jeuk.
Het begon met een aanmaning van het ministerie van Onderwijs. Of ik mijn studiegeld terug wilde betalen, ik was immers te lui geweest om mijn formele opleiding te voltooien. Het eindigde met staatssecretaris van Onderwijs Sander Dekker die ‘toptalenten’ op de middelbare school wil gaan uitdagen door ze het predicaat cum laude te laten dragen als ze met verve door de onderwijskundige hoepel zijn gesprongen. Zeg maar de geef-dat-kind-nog-een-sticker-theorie toegepast op de middelbare scholier.
Onderwijs vereist een ongerede achting voor autoriteit. De leraar levert de antwoorden aan die de student moet herkauwen als de toets daar is
School had voor mij altijd twee grote problemen. Onderwijs vereist een ongerede achting voor autoriteit. De leraar levert de antwoorden aan die de student moet herkauwen als de toets daar is. Nu zal de leraar meestal geen onzin verkondigen en zullen de voorgekauwde antwoorden vaak wel kloppen. Maar daar gaat het niet om. Je komt verder door reproductie, niet door creatief te zijn en je eigen fouten te maken. Niet door echt te leren.
Belangrijker dan dat: school sluit bijna per definitie niet aan op de interesses van een leerling. Volgens de Britse filosoof Bertrand Russell is goed onderwijs een soort tuinieren: de plant groeit vanzelf, de taak van de tuinier is slechts om haar zo nu en dan wat water te geven. School poogt echter dikwijls met geweld de bloem uit haar bol trekken.
Want uiteindelijk zal iedereen zich moeten schikken naar het vaste lesprogramma. Dode Egyptenaren, de taxonomie van de zinsopdeling, het periodieke stelsel, het mag je geen barst interesseren, maar leren zul je. De interesses van een leerling zijn hooguit een manier om ze efficiënter door deze verplichte stof te laten lopen.
Binnen de lijntjes kleuren
Niet iedereen kan even goed omgaan met die verplichting om binnen de lijntjes te kleuren. Ik bijvoorbeeld niet. Golven van obsessies, waarin ik uit pure interesse alles over een onderwerp te weten probeerde te komen, zijn sinds de basisschool voor mij eigenlijk de belangrijkste vorm van leren geweest. School heeft daar nooit iets mee gedaan.
In groep vier was ik totaal gefascineerd door Griekse mythologie. Alles wist ik ervan. Ik kon de hele stamboom van de Griekse oppergod Zeus opdreunen. (Voor de niet-ingewijden, dat is best een prestatie, er zijn denk ik meer kinderen van het Griekse opperwezen dan er Pokémon rondlopen. Zeus had de kwalijke neiging zijn goddelijke fallus in praktisch elke vrouwelijke sterveling of onsterveling te steken.) Bij de meest simpele basisschoolles verkeer haakte ik echter uit pure desinteresse af.
De leraar hing een portret van Balkenende op het schoolbord met de mededeling: ‘Dit is een grote man.’ Nog meer reden om autoriteit te wantrouwen
En dit is zo gebleven. Ik zag op de middelbare school nog liever verf drogen dan dat ik naar economie ging. Het enige wat ik me van die lessen echt kan herinneren, is dat de leraar op een dag een portret van Balkenende op het schoolbord hing met de mededeling: ‘Dit is een grote man’ (nog meer reden om autoriteit te wantrouwen). Toen ik echter zelf inzag wat er zo belangwekkend was aan economie ging ik als een waanzinnige boeken lezen en obscure blogjes schrijven.
Achteraf gezien klinkt het misschien romantisch. Een beetje aanklungelen op je moeders zolderkamer om je uiteindelijk de journalistiek in te rotzooien. Dat was het niet. Het was ellendig. Er was druk van alle kanten om iets "zinvols" te doen en een algeheel gevoel van onvermogen. En nog altijd heb ik bij elk artikel dat ik schrijf de existentiële vrees om door de mand te vallen.
Er zijn genoeg mensen die prima functioneren binnen ons schoolsysteem, maar ik niet en ik denk velen met mij niet. En daarom irriteert de focus op studieprestaties zo. De hypothese is eigenlijk dat er niks mis is met school. Dat als je niet presteert op school het je eigen stomme fout is. Zo veel van wat iemand kan wordt zo verhuld achter een nietszeggend cijfer. En dat is doodzonde. Wat mij betreft krijgt het onderwijssysteem een vier. Voor de moeite.
Deze column verscheen ook in De Groene Amsterdammer.