Weet dat je te weinig weet – zo bestrijd je je innerlijke hokjesmens
Van mening verschillen over netelige onderwerpen is niet eenvoudig, voor je het weet wil je je tegenstander liever over tafel trekken dan overtuigen. Dat kan anders. Ik schreef een handleiding om hokjesdenken te bestrijden en om weer een goede discussie te kunnen voeren.
We beginnen met een oefening. Eerst een vraag: weet jij hoe een fiets werkt? Ja? Pak dan nu een blad papier en teken een fiets. Het frame, de pedalen, het stuur, de ketting en de wielen. Als je zin hebt mag je een bel, spatborden en een leuke bagagedrager toevoegen.
Klaar? Kijk dan eens goed naar je kunstwerk. Stel je voor dat jouw tekening als constructieplan gebruikt zou worden om een echte fiets in elkaar te zetten. Ben je zeker dat als je de pedalen laat ronddraaien het achterwiel echt in beweging komt?
Zou je ermee kunnen sturen? Ben je zeker dat, indien je dat ding in gebruik zou nemen, er geen stukken af zouden vallen omdat je die op je tekening helaas niet verbonden hebt met de rest van de constructie?
Als je deze oefening moeilijker vond dan je verwacht had, ben je niet alleen. Veel mensen hebben zich al vol verbazing afgevraagd waarom een onderzoeker hun vroeg om een fiets te tekenen, om even later te ontdekken dat ze toch niet zo goed wisten hoe zo’n ding in elkaar zat.
Hun resultaten kan je online bewonderen (google op ‘illusion of knowledge, bike’). De fietsen zijn hilarisch: pedalen die jammer genoeg niet met de ketting verbonden zijn zodat je kan trappen zo hard je wil zonder dat je een meter opschiet of voorwielen die iets te laag met het frame verbonden werden zodat het helaas onmogelijk wordt om van richting te veranderen.
Slechts iets minder dan de helft* van de proefpersonen slaagde erin om een constructie te tekenen waarmee je naar de winkel kan fietsen zonder dat je onmiddellijk onderuitgaat of onderweg cruciale onderdelen verliest.
Veel mensen denken dat ze weten hoe een fiets werkt. Maar als ze zo’n ding dan moeten tekenen blijkt hun kennis een illusie. En van dat soort kennisillusies hebben we niet enkel last bij de werking van tweewielers. Ook over andere onderwerpen weten we vaak veel minder dan we denken te weten.
Een wetenschapsquiz die wetenschappers het lachen deed vergaan
Even geleden mocht ik een lezing geven voor honderdvijftig wetenschappers. Knappe koppen die onderzoek deden naar dingen waarvan ik de naam nauwelijks kan uitspreken. Tijdens mijn lezing toonde ik hun een filmpje dat opgenomen werd op een boerenmarkt ergens in Californië.
De marktbezoekers mochten voor de camera hun mening geven over ggo’s, genetisch gemanipuleerde organismen. Ze waren allemaal fervent tegen: ‘Die zijn slecht voor je gezondheid.’
Gelach in de zaal; die idioten hadden een mening over iets waarvan ze niet eens wisten wat het was
Daarna werd hun gevraagd waar de afkorting ggo voor stond. Een enkeling wist dat die eerste G voor genetisch stond maar verder kwamen ze niet. Gelach in de zaal vol wetenschappers; die idioten hadden een mening over iets waarvan ze niet eens wisten wat het was.
Dat lachen verging hen iets later. Ik vroeg wie het eens was met de stelling dat de menselijke uitstoot van broeikasgassen verantwoordelijk is voor de klimaatverandering. Alle handen gingen vanzelfsprekend de lucht in.
Daarna vroeg ik wie er goede argumenten had om die mening te onderbouwen. Weer een zee van handen. Vervolgens schotelde ik mijn publiek een kleine klimaatwetenschapsquiz voor. Wie kon uitleggen wat radiative forcing was? Enkel schuchtere handen.
Climate sensitivity misschien? Weer maar enkelen die het antwoord wisten. Toch zijn dat basisconcepten uit de klimaatwetenschap. Je hebt ze nodig wil je begrijpen waarom we weten dat de aarde opwarmt door toedoen van de mens.
Iedereen lid van de Dunning-Krugerclub
Dat we niet zo veel weten is begrijpelijk. Er zijn leukere dingen om je dagen mee te vullen dan graven in statistieken van de Wereldgezondheidsorganisatie of het doornemen van gortdroge vakliteratuur. Niet veel weten is ook geen ramp. Als je de behoefte voelt om meer te weten te komen kan je deze dingen eenvoudig opzoeken.
Maar er is een groter probleem: vaak beseffen we niet dat we niet veel weten. We overschatten onze eigen kennis en denken dat we voldoende weten om een onderbouwd standpunt in te nemen. Maar waarom denken we zo vaak dat we experts zijn, al begrijpen we er in werkelijkheid geen bal van?
Een eerste reden: we zijn allemaal lid van de Dunning-Krugerclub. En de eerste regel van de Dunning-Krugerclub is dat je niet weet dat je lid bent van die club. Dat leg ik even uit. Op een dag lazen David Dunning en Justin Kruger, twee psychologen, een krantenartikel over een bankovervaller.
Die bankovervaller, McArthur Wheeler, smeerde voordat hij gewapend de bank binnenstormde zijn gezicht in met citroensap. Hij had ergens gelezen dat citroensap zeer geschikt is als onzichtbare inkt en dacht dat hij onzichtbaar zou worden als hij zich met dat spul insmeerde. Dat verhaal triggerde Dunning en Kruger: hoe was het mogelijk dat die bankovervaller zo dom was?
Niets zo gevaarlijk als een klein beetje kennis
De twee psychologen zetten vervolgens een aantal experimenten op. Ze vroegen hun proefpersonen eerst om hun eigen kennisniveau in te schatten: hoeveel dachten ze te weten over, onder andere, grammatica, spelling en logica? Nadat ze die vraag beantwoord hadden kregen de proefpersonen een vragenlijst om hun werkelijke kennis over grammatica, spelling en logica te testen.
Wat bleek? Die personen die nauwelijks iets wisten hadden het meest last van zelfoverschatting. De proefpersonen die het laagst scoorden op de kennisvragen verkeerden het vaakst in de illusie dat zij experts waren. Niets zo gevaarlijk als een klein beetje kennis.
Als je niet veel weet over een onderwerp, weet je niet hoeveel er over dat onderwerp te weten valt en overschat je je eigen inzicht. Iets wat, als je een bankovervaller bent met een klein beetje kennis over citroensap, ervoor kan zorgen dat je de rest van je leven op enkele vierkante meters met tralies voor de ramen mag doorbrengen.
Hoe meer je weet, hoe meer je beseft hoe weinig je weet.
Iedereen heeft wel een aantal onderwerpen waarover hij maar een klein beetje weet. Die zijn het verraderlijkst. Want daar loop je het risico je eigen kennis mateloos te overschatten. Je denkt dat je bijna alles weet wat er te weten valt omdat je niet weet hoeveel er te weten valt. Je bent lid van de Dunning-Krugerclub zonder dat je beseft dat je er lid van bent.
Laat je amygdala niet al het denkwerk doen
Er is nog een reden waarom we zo slecht zijn in weten hoeveel we weten: we hebben een diep ingesleten neiging om elk ding, elke persoon, elk standpunt in een hokje te proppen. Iets is gezond of ongezond, vriend of vijand, goed of slecht.
Dat hokjesdenken hebben we gemeen met zowat alle levende wezens die een minimale herseninhoud bezitten. Bijna elk dier deelt de werkelijkheid op in twee categorieën: dingen waar je enthousiast naartoe loopt en dingen waar je zo snel als je benen je kunnen dragen van wegvlucht.
Die opdeling gebeurt in de amygdala, het alarmsysteem van het brein. Die amygdala functioneert als een onvermoeibare etiketteermachine die alles wat we tegenkomen van een labeltje voorziet.
We hebben een diep ingesleten neiging om elk ding, elke persoon, elk standpunt in een hokje te proppen
Veel denkwerk komt daar niet aan te pas, het is een onmiddellijke intuïtieve reactie. Zodra iets via een van onze zintuigen ons brein binnenkomt, wordt het door de amygdala voorzien van een positief dan wel negatief etiket.
Dat is handig als je snel beslissingen wil nemen. Als je tijdens een wandeling iets langs en kronkelends tegenkomt, is het niet bijster slim om eerst even rustig te gaan zitten en zorgvuldig na te denken over de argumenten voor en tegen de slanghypothese. Lang nadenken kan in dat geval gevaarlijk zijn.
Aangezien we in het leven af en toe snel knopen moeten doorhakken hebben we die etiketten nodig. Mensen die geen etiketten plakken omdat hun amygdala beschadigd is, hebben het enorm moeilijk met het nemen van beslissingen. Zelfs het kopen van een brood is ingewikkeld omdat ze tot in den treure de voor- en nadelen van een heel volkoren versus een halfje wit tegen elkaar blijven afwegen.
Net genoeg kennis om je standpunt te kunnen onderbouwen
Veel van deze etiketten nemen we over van diegenen die we vertrouwen, van onze groep. Die leert ons dan dat migranten en belastingen slecht zijn en discipline en tradities goed (als we tot de conservatieve groep behoren) of dat solidariteit en andere culturen goed zijn en discriminatie en kernenergie slecht (als we bij het progressieve kamp horen).
Deze etiketten zijn tijd- en energiebesparend. Ze zorgen ervoor dat we niet urenlang moeten wikken en wegen eer we een standpunt innemen.
Maar ze zijn ook verraderlijk. Zodra onze amygdala een etiket geplakt heeft, denken we te weten. We verwarren de afkeer die we voelen tegenover migranten met een diepgaand inzicht in de migratieproblematiek. Of de angst die kernenergie bij ons oproept met een grondige kennis van risico’s van nucleaire energie.
Hoogstens vullen we zo’n etiket aan met enkele snel bij elkaar gegrabbelde argumenten. Dat die migranten onze banen inpikken bijvoorbeeld. Of dat die kerncentrales kunnen ontploffen. Het is net genoeg om jezelf ervan te overtuigen dat je standpunt onderbouwd is.
Vaak vinden we dat voldoende. In ons denken zijn we liever lui dan moe. Er zijn twee manieren om dit ‘amygdaladenken’ bij je tegenstander te doorbreken.
Trek eens een shirt van haar favoriete voetbalclub aan
Je kan de kans verkleinen dat zijn innerlijke alarmbellen gaan rinkelen en je argumenten zo aanbieden dat ze niet onmiddellijk voorzien worden van een negatief etiket.
In een experiment probeerde men fervente ontkenners van de klimaatopwarming te overtuigen. De helft van de conservatieve proefpersonen ging in gesprek met een typisch linkse jongen: gekleed in T-shirt en jeans, met een hippe bril en dito kapsel. Het type dat op een bakfiets rondrijdt en zuurdesembrood eet. De proefpersonen geloofden niets van wat hij te vertellen had.
Conservatieve proefpersonen gingen in gesprek met een typisch linkse jongen; ze geloofden niets van wat hij zei
De tweede groep kreeg exact dezelfde argumenten voorgeschoteld. Deze keer niet uit de mond van een hippe progressieveling, maar door iemand die op hen leek en door hen gerespecteerd werd: een conservatieve, wat oudere man, strak in het pak en tot in de puntjes verzorgd. Een zakenman misschien, of een geestelijke.
Zijn argumenten hadden meer effect. Niet dat de proefpersonen nu plots vol vuur het groene gedachtegoed verdedigden, maar ze waren wel bereid om naar de argumenten te luisteren en hun eigen standpunten in vraag te stellen.
De volgende keer dat je met iemand in debat gaat, kan je een shirt van zijn of haar favoriete voetbalploeg aantrekken. Of, als je tegenstander een links type is, zorgen dat je de trotse bezitter bent van een T-shirt waarop de kop van Che Guevara prijkt.
Altijd wel een reden om niet van mening te veranderen
Maar het benadrukken van iets gemeenschappelijks kan gelukkig ook zonder make-overs of verkleedpartijen. Op Facebook ga ik regelmatig in debat met antivaxxers, mensen die geloven dat vaccins tegen mazelen of de griep bijvoorbeeld vol zitten met vergif.
Er is ondertussen voldoende onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek* waarin dat idee onderuit gehaald wordt. Jammer genoeg laten fervente vaccinhaters zich niet zo makkelijk overtuigen. Ze vinden altijd wel een reden om studies te verwerpen. Al een tijdje volg ik daarom een andere strategie. Ik zwaai nog steeds met dezelfde studies, maar voor ik dat doe vertel ik mijn verhaal.
Ik werkte ooit, in een ver verleden, voor de farmaceutische industrie. Na een jaar of tien ben ik daar opgestapt. Te veel ‘turning disease into profit’: te veel nadruk op de winstmarges, soms ten koste van de patiënten. Na mijn carrière in farmaland heb ik mij vaak kritisch uitgelaten over de farmaceutische industrie.
Als ik eerst dat verhaal vertel en pas daarna met mijn argumenten op de proppen kom, kan ik het standpunt van die antivaxxers aan het wankelen krijgen. Dan beschouwen ze mij als een van hen. Als iemand die het, net als zij, opneemt tegen de geneesmiddelenindustrie. En dus zijn ze bereid om naar mijn argumenten te luisteren en deze ernstig te nemen.
Vragen stellen werkt vaak beter dan argumenten geven
Je kan er ook voor proberen te zorgen dat je tegenstander verder nadenkt dan het etiket dat hij geplakt heeft. Hem of haar stimuleren om niet enkel te denken met zijn amygdala, maar ook de rest van zijn hersenkwabben aan het werk te zetten. Want het is niet omdat die amygdala vaak het eerste woord krijgt dat je hem of haar het laatste woord moet gunnen.
Stel dat je aan een aantal mensen vraagt hoe overtuigd ze zijn van hun standpunt over pakweg de vluchtelingenproblematiek of een pesticidenverbod. Vervolgens vraag je ze om alle argumenten voor hun standpunt op te schrijven. Na die oefening vraag je ze nog eens hoe zeker ze zijn van hun stuk.
Denk je dat het opschrijven van die argumenten iets verandert aan de mate waarin ze denken gelijk te hebben? Uit onderzoek blijkt van niet. Doordat ze alle redenen waarom ze in iets geloofden netjes opgeschreven hadden, werden de proefpersonen nog overtuigder van hun eigen gelijk.
Nu herhaal je de bovenstaande oefening met één verschil. In plaats van te vragen om hun argumenten op papier te zetten, vraag je ze om zo gedetailleerd mogelijk het probleem te beschrijven en aan te geven wat de gevolgen zouden zijn als hun standpunt werkelijkheid werd.
Als je gevraagd wordt om in detail te beschrijven wat het probleem is, kom je niet ver met een vaag gevoel
Wat zou er gebeuren als we onze grenzen hermetisch zouden afsluiten of alle pesticiden zouden verbieden? Toen proefpersonen in een onderzoek die oefening moesten doen begonnen ze aan hun standpunt te twijfelen. Plots waren ze heel wat minder overtuigd van hun eigen gelijk.
Als je gevraagd wordt om in detail te beschrijven wat het probleem is en welke precieze gevolgen een beslissing zal hebben, kom je niet ver met een vaag gevoel dat migranten of pesticiden slecht zijn en wat bij elkaar geharkte argumenten waarmee je dat gevoel kan verdedigen.
Je kan je dan niet enkel baseren op de etiketten van je amygdala, maar wordt verplicht om verder te denken. Dan besef je dat je minder weet dan je dacht te weten. Dat het allemaal net iets ingewikkelder is dan je onder invloed van je amygdala dacht. De rest van je brein neemt het over en je zet een eerste stap richting de uitgang van de loopgraven.
Probeer te overtuigen met vragen in plaats van met argumenten
Als op het volgende familiefeest je oom weer uitzinnig schreeuwt dat de grenzen potdicht moeten voor die bruine smurrie kan je best eens diep ademhalen. Onderdruk je behoefte om te roepen dat hij een dikke vette racist is. Probeer eens geen tegenargumenten te geven maar enkel vragen te stellen.
Hoeveel vluchtelingen zijn er? Hoeveel daarvan kloppen aan in België? Waar komen ze vandaan? Waarom vluchten ze? Hoe ga je ze tegenhouden? Ben je zeker dat die methode zal werken? Als je ze tegenhoudt, hoe ga je ze dan terugsturen? Hoe ga je de landen waar je ze naartoe stuurt overtuigen om ze op te nemen? Hoe denk je dat de ons omringende landen zullen reageren?
Waarschijnlijk zal je oom op veel van deze vragen het antwoord schuldig moeten blijven. Met wat geluk ziet hij in dat hij minder weet over deze problematiek dan hij eerst dacht. Misschien ziet hij zelfs in dat ook zijn oplossing nadelen heeft en slagen jullie erin om van mening te verschillen zonder dat er met deuren geslagen wordt.
Kortom: probeer eens vragen te stellen in plaats van argumenten te geven. Vraag je tegenstander om in detail zijn standpunten en de gevolgen ervan uit de doeken te doen. Met wat geluk verscheurt hij zijn lidkaart van de Dunning-Krugerclub en stapt hij de complexe werkelijkheid in.
Als je er zeker van bent dat jouw standpunten enkel voordelen hebben, denk dan nog eens goed na
Maar leg ook je eigen standpunten eens op de grill. Probeer eens van naaldje tot draadje uit te leggen wat er zou gebeuren als jouw standpunten gerealiseerd werden. Zo verplicht je jezelf om de veilige cocon van het amygdaladenken te verlaten. Dat is veel werk, maar je wordt er wel een aangenamere en vooral veel betere discussiepartner door.
Als je er zeker van bent dat jouw standpunten enkel voordelen hebben, denk dan nog eens goed na. Ben je er zeker van dat jouw brein niet gegijzeld wordt door je amygdala?
Het zou natuurlijk handig zijn als er dingen bestonden die enkel voordelen hadden. Eén oplossing voor alle problemen in deze wereld. Maar zo werkt deze wereld niet. De werkelijkheid is een waterbed. Als je op één plek duwt, komt het op een andere plek naar boven.
Dit is een aangepast en ingekort stuk uit het nieuwe boek ‘Van mening verschillen’ van Ruben Mersch, dat vorige week verscheen bij uitgever Borgerhoff & Lamberigts.