Een deuk voor je ego, een verrijking voor je inzicht: laat je argumenten grillen door je tegenstander
Om uiteindelijk een goed besluit te kunnen nemen, heb je ook een goed debat nodig. Het hoofdingrediënt? Een tegenstander die je met argumenten om de oren slaat. Zelf je oogkleppen afzetten is stukken moeilijker.
Ignaz Semmelweis. Misschien ken je hem niet, maar je moet hem dankbaar zijn. Door hem is de kans dat je een ziekenhuisbezoek overleeft een stuk groter geworden.
In 1846 werkte Semmelweis als assistent in twee kraamklinieken in Wenen. Het viel hem op dat er in de ene kraamkliniek meer dan dubbel zoveel vrouwen stierven door kraamvrouwenkoorts dan in de andere. Hij besloot op onderzoek uit te gaan. Was de overbevolking de oorzaak? De temperatuur? De religieuze overtuiging van de dokters?
Al deze hypotheses kon hij verwerpen. Maar hij ontdekte wel een andere mogelijke verklaring. In de kraamkliniek waar veel vrouwen stierven aan kraamvrouwenkoorts werden de bevallingen begeleid door geneeskundestudenten, terwijl in de andere kraamkliniek enkel vroedvrouwen werkten.
Als die geneeskundestudenten niet met hun neus in de boeken zaten, sneden ze in lijken. En dat, zo bedacht Semmelweis, kon de verklaring zijn voor het grote aantal vrouwen dat stierf in het kraambed. Misschien namen die studenten iets mee van die dode lichamen, kadaverpartikels noemde hij dat, die dan bij de zwangere vrouwen kraamvrouwenkoorts veroorzaakten.
Om deze hypothese te testen vroeg Semmelweis aan de studenten om hun handen grondig te wassen voordat ze aan een bevalling begonnen. Die maatregel had succes. Het aantal gevallen van kraamvrouwenkoorts daalde aanzienlijk. Semmelweis had zijn missie gevonden. Hij zou ervoor zorgen dat elke dokter zijn handen schoonschrobde voordat hij kinderen op de wereld zette.
Jammer genoeg hadden die dokters daar niet veel zin in. Dat Semmelweis een assistent was en geen dokter, hielp niet. Hij was geen lid van hun groep en dus vertrouwden ze hem niet. Ze zagen het advies van Semmelweis ook als een aanval. Die kerel kwam hun vertellen dat zij de schuldigen waren. Dat zij de dood van die vrouwen veroorzaakten, omdat ze te vuil waren. Dat pikten ze niet. Een groot gedeelte van de dokters lachte Semmelweis en zijn onderzoekje weg.
Goede argumenten overtuigen... uiteindelijk
Ik ben de trotse vader van twee kinderen. Voor elke bevalling schrobden de gynaecoloog en de vroedvrouw hun handen zorgvuldig schoon. Ondanks de initiële tegenstand is Semmelweis in zijn missie geslaagd. De reden daarvoor is eenvoudig: hij had goede argumenten.
Zijn onderzoek, net als alle onderzoeken daarna, wees duidelijk één richting uit: door je handen te wassen daalt het aantal infecties. De medische wereld ging, al duurde dat wel even, uiteindelijk overstag.
Semmelweis slaagde toch. De reden daarvoor is eenvoudig: hij had goede argumenten
Ondanks al ons wij-zij-denken, ondanks ons enorme talent om de werkelijkheid te martelen tot ze ons gelijk geeft, ondanks al de verdedigingslinies die we optrekken om onze gekoesterde standpunten te verdedigen, laten mensen zich soms overtuigen door argumenten, gewoon omdat het goede argumenten zijn.
Tien jaar nadat Charles Darwin zijn idee op de wereld had losgelaten was meer dan driekwart van de toenmalige wetenschappers overtuigd dat evolutie bestond. Alfred Wegener moest wat langer wachten nadat hij in 1912 stelde dat continenten langzaam ronddobberen op de aarde, maar uiteindelijk wist ook hij al zijn collega’s te overtuigen.
Waarom we argumenten nodig hebben voor vooruitgang
Goede argumenten werken niet alleen in de wetenschap. In de negentiende eeuw was het heel normaal om de mensheid onder te verdelen in superieure en minderwaardige rassen, momenteel willen zelfs extreemrechtse mensen liever geen racist genoemd worden.
De eerste presidenten van Amerika bezaten slaven, nu kom je daar als politicus niet meer mee weg. In 1900 waren er maar enkele landen waar je als vrouw mocht stemmen, tegenwoordig mogen vrouwen zelfs in Saoedi-Arabië af en toe een bolletje kleuren.
Er is, al zijn verwezenlijkingen uit het verleden geen garantie voor de toekomst, vooruitgang. En die vooruitgang is er op zijn minst gedeeltelijk omdat er voor de gelijkwaardigheid van alle mensen, de afschaffing van de slavernij en het vrouwenkiesrecht goede argumenten bestaan.
Mensen hebben argumenten nodig. Ze moeten zich kunnen rechtvaardigen tegenover zichzelf en tegenover anderen.
Wanneer spelen mensen vals?
Dat bleek ook uit een grootschalig onderzoek van Dan Ariely, een gedragseconoom. Wat zijn de factoren die bepalen in welke mate mensen valsspelen? Dat was de vraag die hij zich stelde. Rationele wezens zouden de mate waarin ze de kluit belazeren laten afhangen van twee factoren: de kans dat ze betrapt werden en de winst die ze verwachtten te maken door de regels niet te volgen.
Die factoren, zo ontdekte Ariely, speelden niet zo’n grote rol. Dat bewees hij door enorme aantallen studenten sommetjes te laten oplossen. Elke som die ze correct invulden beloonde hij met harde cash. Om dat geld te bemachtigen moesten ze met hun antwoordenblad naar de onderzoeker gaan en vertellen hoeveel sommen ze opgelost hadden.
Als hij de pakkans verkleinde (door ze de mogelijkheid te geven om hun antwoordenblad voordat de onderzoeker het kon controleren door de papierversnipperaar te draaien), logen de proefpersonen wat vaker over het aantal opgeloste sommen, maar niet zo veel vaker.
De proefpersonen konden staalhard liegen, er was niemand die dat kon controleren. Dat deden ze niet
De proefpersonen konden staalhard liegen en beweren dat ze bijna alle sommen correct hadden opgelost, er was niemand die dat kon controleren. Dat deden ze niet. Hoogstens logen ze er een paar correct opgeloste sommen bij. Ook het vergroten van de winst zorgde niet voor meer gesjoemel.
Als de onderzoeker het bedrag per opgeloste som verdubbelde of zelfs vertienvoudigde had dat nauwelijks effect. Er was een effectievere manier om de proefpersonen meer vals te laten spelen: hun argumenten geven om valsspelen voor zichzelf goed te praten.
Als Ariely een ‘proefpersoon’ introduceerde die bijna onmiddellijk nadat hij het blad met sommen ontvangen had naar voren liep en met luide stem beweerde dat hij alle sommen had opgelost, steeg het aantal sjoemelaars enorm. Ze hadden nu een goed argument om hun gedrag te verantwoorden: als die kerel het mag, dan mag ik het ook.
Kan jij een goed excuus verzinnen voor je gedrag?
De mate waarin mensen valsspelen wordt vooral bepaald door de mate waarin ze in staat zijn om excuses voor hun gedrag te verzinnen. En als ze geen excuses vinden dan houden ze zich netjes aan de regels, of toch bijna.
Dat is goed nieuws. Dat betekent dat argumenten niet enkel rechtvaardigingen zijn die we achteraf verzinnen om eender wat we uitgespookt hebben goed te praten. Nee, ze houden ons ook in toom. We varen niet blind op het kompas van ons eigenbelang. Dat volgen we enkel in die mate waarin we het kunnen verantwoorden tegenover onszelf en onze omgeving.
De mate waarin mensen valsspelen wordt vooral bepaald door de mate waarin ze in staat zijn om excuses voor hun gedrag te verzinnen
Dat zien we ook in debatten. We zouden als iemand ons tegenspreekt in een debat gewoon ‘Nonsens!’ kunnen roepen. En haar, als zij ons vraagt om uit te leggen waarom het nonsens is, gewoon kunnen negeren of ‘Waarom? Daarom!’ snauwen. Dat doen we zelden. Meestal gaan we op zoek naar argumenten. Misschien niet de beste argumenten, maar toch argumenten.
We leggen de lat laag maar er is wel een lat. Nu nog zorgen dat we de lat hoger leggen en betere argumenten gebruiken.
Hoe goede argumenten eruitzien
Een goed argument wijst op de gevolgen van een standpunt. Het heeft de vorm: als dit, dan dat. En de kwaliteit van dat argument is afhankelijk van de sterkte van de relatie tussen ‘dit’ en ‘dat’ en de mate waarin die gevolgen goed dan wel slecht zijn. Dat leg ik uit.
Laten we een verbod op het gratis uitdelen van plastic zakjes als voorbeeld nemen. Een mogelijk argument voor zo’n verbod: als supermarkten die dingen niet meer gratis mogen weggeven aan hun klanten, dan zal het aantal rondslingerende zakjes verminderen en zullen er minder in onze zeeën terechtkomen. Iets wat goed is voor de schildpad- en walvispopulaties die momenteel te lijden hebben onder de plasticsoep.
De kwaliteit van dit argument is afhankelijk van de sterkte van de relatie tussen een verbod op plastic zakjes en stervende walvissen en andere zeebeesten. Als door zo’n verbod het aantal zakjes in zee drastisch daalt en als deze daling zorgt voor veel minder dode walvissen, is het een beter argument dan wanneer zo’n verbod nauwelijks invloed heeft op de zeedierenpopulatie.
We moeten dus een aantal moeilijke vragen proberen te beantwoorden. Hoeveel minder zakjes zullen er door zo’n verbod in onze zeeën terechtkomen en hoeveel walvissen en andere zeedieren zullen we zo redden?
Hoe goed of slecht zijn de gevolgen van onze beslissingen?
In een goed debat proberen we alle gevolgen in kaart te brengen. We bepalen niet enkel de impact op de walvispopulatie maar vragen ons ook af hoeveel energie en dus CO2-uitstoot we kunnen besparen door minder zakjes te produceren. En hoe zit het met de alternatieven? Als je geen plastic zakje meer krijgt in de winkel, zullen veel mensen iets anders gebruiken om hun boodschappen in te vervoeren.
Zodra we die oefening achter de rug hebben en zorgvuldig alle gevolgen op een rijtje hebben gezet, kunnen we de voor- en nadelen tegen elkaar afwegen. Dat is zelden eenvoudig. We weten niet precies hoeveel walvissen er sterven omdat ze onze plastic zakjes verslinden.
Mensen zijn moeilijk voorspelbare wezens en dus weten we niet voor welk alternatief ze zullen kiezen
De milieu-impact van een katoenen zak is moeilijk te bepalen omdat die afhankelijk is van de teeltwijze van dat katoen en de manier waarop dat katoen getransporteerd wordt. Mensen zijn moeilijk voorspelbare wezens en dus weten we niet voor welk alternatief ze zullen kiezen. Genoeg voer voor discussie dus.
En zelfs in een ideale wereld waarin we alles weten en er geen onbekenden zijn, is afwegen moeilijk. Want als we alle feitelijke vragen beantwoord hebben, moeten we nog morele knopen doorhakken. Hoe goed of slecht zijn die gevolgen?
Voor de walvissen is een verbod op plastic waarschijnlijk een goed idee maar alle wetenschappelijke analyses geven aan dat de productie en het transport van een katoenen zak veel meer energie kost dan die van een plastic exemplaar. We moeten dus bepalen wat we het ergste vinden: dode walvissen of een opwarmende aarde? Niet eenvoudig.
Vragen die bulken van de mitsen en maren
De meeste debatten zijn veel complexer dan het debat over plastic zakjes. In discussies over de vluchtelingencrisis, armoedebestrijding of kernenergie zijn er veel meer onbekenden. Welke impact heeft de instroom van vluchtelingen op de werkgelegenheid of de betaalbaarheid van onze sociale zekerheid? Zullen we er in de toekomst in slagen om kerncentrales te bouwen die veiliger zijn en minder radioactief afval produceren? Deze vragen bulken van de mitsen, maren en misschiens.
Ook de morele afwegingen in deze debatten zijn ingewikkelder. Hoe weeg je het recht op een menswaardig leven voor alle mensen af tegen een mogelijk welvaartsverlies in het Westen? Is het erger om de toekomstige generaties op te zadelen met tonnen kernafval dan met een opwarmende aarde? Allesbehalve eenvoudig. Toch zullen we deze debatten moeten voeren.
Hoe vermijden we dat we enkel de voordelen zien en de nadelen wegredeneren? Daarvoor kunnen we een geheim wapen inzetten. Onze tegenstander.
Een oefening in logisch denken
Een oefening. Jan kijkt naar Linda en Linda kijkt naar George. Jan is getrouwd maar George niet. De vraag: kijkt in dit raadsel een getrouwd persoon naar een ongetrouwd persoon? (Het antwoord vind je onderaan dit stuk.)
Uit onderzoek blijkt dat slechts 20 procent van de mensen dit vraagstuk in zijn eentje kan oplossen. Als het jou lukte, mag je dus best een beetje trots zijn.
In een groep stijgt dat percentage aanzienlijk. Als een paar breinen samenwerken komen ze er meestal wel uit.
Onderzoekers hebben al allerlei raadsels aan zowel individuen als groepen voorgelegd. Het verdict is duidelijk: groepen scoren beter
Dat geldt niet enkel voor dit vraagstuk. Onderzoekers hebben al allerlei raadsels en breinkrakers aan zowel individuen als groepen voorgelegd. Het verdict is duidelijk: groepen scoren beter.
Dat is logisch. In een groep is er altijd wel iemand die iets weet wat de rest niet weet en die zo bijdraagt aan de oplossing of die plots het juiste inzicht heeft en daarmee de anderen kan overtuigen. Twee weten meer dan één.
Dat geldt ook voor maatschappelijke debatten. Samen weten we meer en kunnen we een beter onderbouwde afweging maken. Jij ziet voordelen waar ik nog niet aan gedacht had en ik zie nadelen waar jij nog niet bij stilstond. Het is een van de redenen waarom we moeten blijven debatteren. Maar het is niet de enige.
Schat je tegenstander op waarde
We zijn niet zo goed in het doorprikken van de fouten in onze eigen argumentatie. Als we iets willen geloven, grabbelen we snel wat feiten bij elkaar en leggen de lat voor onze eigen argumenten zo laag dat bijna elke redenering erover komt.
Vandaar dat we onze tegenstanders nodig hebben. Die blinken precies uit in datgene waar wij zelf zo slecht in zijn. De feiten die jij in jouw verblinding negeert, gooien zij je voor de voeten. Als jij iets te enthousiast krakkemikkig onderbouwde conclusies trekt, zullen zij je daarop wijzen.
We kunnen onze tegenstanders gebruiken om het kaf van het koren, de goede van de slechte argumenten te scheiden. Onze eigen oogkleppen afzetten lukt zelden, maar in het ideale debat slagen we er wel in om elkaars oogkleppen af te zetten.
Ik ben er al te vaak zeker van geweest dat ik precies wist hoe de vork in de steel zat. Aan mijn medestanders had ik dan niet veel. Zij bevestigden mij enkel zodat ik nog overtuigder werd van mijn gelijk.
Gelukkig had ik ook tegenstanders die mij verplichtten om alles uit de kast te halen. Die mijn halfbakken redeneringen doorprikten en mij lieten zien dat er meerdere perspectieven mogelijk waren. Voor mijn ego was dat niet leuk, voor mijn inzicht wel.
Alleen de sterkste blijft overeind
Dat is het basisidee achter de wetenschap. Die zorgt niet voor de meest betrouwbare kennis omdat ze ingewikkelde meettoestellen en vaak onbegrijpelijke statistiek gebruikt, maar door de kritische blik van andere wetenschappers.
Andere wetenschappers die met nieuwe feiten komen aandraven, die elk argument genadeloos op de korrel nemen en wankele onderbouwingen onderuithalen. Wetenschap is in essentie een boksmatch waarbij iedereen inbeukt op elkaars argumenten en ideeën totdat uiteindelijk enkel de sterkste overeind blijven.
Wat die wetenschappers kunnen, kan jij ook. Ook jij kan je tegenstanders gebruiken om je inzicht te vergroten. Hoe vreselijk we onze tegenstanders soms ook vinden, ze hebben wel degelijk nut. Omdat we samen meer weten dan alleen, maar ook omdat we hun kritische blik kunnen gebruiken om onze blinde vlekken op te sporen en onze argumenten te verbeteren.
Zo kwam er een Iers referendum
Een vergaderzaal in een hotel ergens in het noorden van Dublin, veel koppen thee en 99 burgers. Dat waren de ingrediënten van een politieke revolutie in Ierland. Die burgers waren een bonte mengeling van huisvrouwen, studenten, leerkrachten en vrachtwagenchauffeurs, van overtuigde voorstanders, rabiate tegenstanders en zowat alles daartussenin. Samen debatteerden ze maandenlang over abortus, een onderwerp dat Ierland al decennialang verdeelt.
Toch eindigde dit debat niet met twee kampen die elkaar naar het leven stonden en de huid vol scholden. Niemand betichtte de andere partij ervan wrede kindermoordenaars te zijn en niemand bestempelde zijn of haar tegenstanders als achterlijke, puriteinse kwezels. Er waren nauwelijks ruzies.
Niemand betichtte de andere partij ervan wrede kindermoordenaars te zijn en niemand bestempelde zijn of haar tegenstanders als achterlijke, puriteinse kwezels
De deelnemers luisterden naar elkaar en beoordeelden elk argument op zijn merites. Ze hadden het lef om, indien nodig, hun standpunt bij te stellen en eindigden uiteindelijk met een voorstel waarin de meeste deelnemers zich konden vinden. Een voorstel dat men vervolgens in een referendum voorlegde aan alle Ieren en daar een meerderheid van de stemmen wist te halen.
De Ieren die samen debatteerden over abortus slaagden erin om de hoogste sport van de debatladder te bereiken en samen op zoek te gaan naar de best mogelijke oplossing.
Dat lukte enkel omdat er eerst goed was nagedacht over de omstandigheden waarin dit debat plaatsvond. De 99 deelnemers werden willekeurig geselecteerd uit de Ierse bevolking en samengebracht in een grote vergaderzaal. Ze gingen niet enkel met elkaar in discussie over abortus, maar dronken samen ook sloten thee en keuvelden over hun kinderen en het weer.
Zo ontstond er een nieuwe groep, een nieuw ‘wij’. Dat groepsgevoel werd versterkt doordat ze een gemeenschappelijke opdracht kregen. Het was hun gezamenlijke verantwoordelijkheid om een oplossing voor de abortusproblematiek uit te vissen. Ze kregen ook correcte informatie door medische, legale en ethische experts die de verschillende kanten van het probleem belichtten.
Van vrouwen die jaren na dato spijt hadden van hun abortus maar ook van vrouwen wier kindje gehandicapt bleek te zijn en die voor een noodabortus naar het buitenland moesten uitwijken. De deelnemers konden het zich niet permitteren om te lang op de onderste sport van de debatladder te blijven kamperen.
Omdat er geen likes of stemmen te verzamelen vielen, had het weinig zin om enkel hun superioriteit te etaleren. Op het eind van de rit moesten ze met een voorstel komen. Proberen te bewijzen hoe slecht de ander was of met dure principes zwaaien, zette dus weinig zoden aan de dijk, daarmee kwam een oplossing niet dichterbij.
En dus gingen ze op zoek naar de best mogelijke argumenten, brachten ze de voor- en nadelen van de verschillende opties in kaart en wogen deze zorgvuldig tegen elkaar af.
Experiment met andere vormen van inspraak
Dit soort constructieve debatten is in de politiek eerder zeldzaam. Je kan het die politici nauwelijks verwijten. Zij willen verkozen worden en moeten dus stemmen ronselen. Daarvoor is jezelf profileren en bewijzen dat jij goed bent en je tegenstanders slecht zijn vaak belangrijker dan het beleid dat je voert. Met een kekke oneliner verover je meer stemmen dan met een doortimmerd wetsvoorstel.
Vandaar dat er geëxperimenteerd wordt met andere vormen van inspraak. Steeds vaker wordt het om de zoveel jaar een bolletje kleuren aangevuld met debatten tussen gewone burgers. ‘Deliberatieve democratie’ heet dat dan, en het abortusdebat in Ierland is er een voorbeeld van.
Jammer genoeg is er één factor waar je geen totale controle over hebt: je tegenstander
Heel vaak is het een succes. Zelfs in het olieverslaafde Texas waren na zo’n debat de deelnemers ervan overtuigd dat investeren in hernieuwbare energie een goed idee was.
De hoogste sport van de debatladder bereiken gaat niet vanzelf. Je moet er moeite voor doen. Jammer genoeg is er één factor waar je geen totale controle over hebt: je tegenstander. Je kan proberen zijn of haar emoties te blussen en de ratio aan te wakkeren.
Je kan wel kiezen met wie je in debat gaat. Dat doe je beter niet met mensen die het met je eens zijn. Natuurlijk is het leuk om elkaar te bevestigen in jullie grote gelijk maar erg veel leer je daar niet van.
Dit zijn de ideale discussiepartners
Je moet het lef hebben om van mening te verschillen met diegenen waarmee je het oneens bent. Ook binnen die groep vind je mensen die hun standpunten baseren op de feiten en niet de feiten op hun standpunten. Die hun best doen om het wij-zij-denken te overstijgen en die beseffen dat schelden een debat zelden vooruithelpt. Die weten dat ze niet alles weten en bereid zijn om kritisch naar zichzelf te kijken.
Ook bij jouw tegenstanders zijn er personen die op zoek willen gaan naar de best mogelijke argumenten. Dat zijn de ideale discussiepartners. Zij kunnen jou helpen om jouw oogkleppen af te zetten en jij kan in ruil daarvoor die van hen wegnemen.
Op de vraag hoe we onze problemen het best oplossen, bestaan zelden eenvoudige antwoorden. Een debat is de hoop dat we er samen uit kunnen geraken.
En dan het antwoord op het raadsel...
Je weet niet of Linda getrouwd is of niet. Veel mensen concluderen daaruit dat je het vraagstuk niet kunt oplossen. Dat klopt niet. Er zijn twee mogelijkheden. Ofwel is Linda getrouwd. In dat geval kijkt een getrouwd persoon naar een ongetrouwd persoon: Linda kijkt naar George. Ofwel is Linda niet getrouwd. Ook dan kijkt een getrouwd persoon naar een ongetrouwd persoon: Jan kijkt naar Linda. Het correcte antwoord is dus ‘ja’.
Dit is een aangepast en ingekort stuk uit het nieuwe boek ‘Van mening verschillen’ van Ruben Mersch, dat vorige maand verscheen bij uitgever Borgerhoff & Lamberigts. We publiceerden eerder al een hoofdstuk uit dit boek (zie hieronder). Vanwege de vele positieve reacties en het constructieve debat onder het stuk, besloten we nog een hoofdstuk te publiceren.