Opnieuw relevant

Deze postbode kan alleen rondkomen met hulp van zijn ouders

Dick Wittenberg
Correspondent Wereldverbeteraars
Foto: Boudewijn Bollmann (voor De Correspondent)

In Nederland is het aantal werkende armen sinds 1990 alleen maar gegroeid, vooral onder zzp’ers, alleenstaanden en mensen met een migratie-achtergrond, blijkt uit nieuwe cijfers van het Sociaal Cultureel Planbureau. Postbode David (36) is een van hen. Hij verloor zijn vaste baan en werkt op contractbasis in deeltijd. Waar ging het mis?

Ik ken hem al jaren van gezicht. Hij was een van de verkopers in de computerwinkel waar ik altijd cartridges voor mijn printer kocht. Toen die winkel plotseling leegstond, verloor ik hem uit het oog. Later dook hij weer op als postbode in mijn straat. Niet meer in de strakke winkeloutfit, maar in het bedrijfsuniform van PostNL.

Foto’s: Boudewijn Bollmann (voor De Correspondent)

Dat leek mij geen makkelijke overstap. Hoe kom je weer aan de slag als je opeens op straat staat? Pak je desnoods een deeltijdbaan op contractbasis aan?

Op een dag plakte ik een groen memoblaadje bovenaan mijn brievenbus. ‘Beste postbode,’ had ik daarop geschreven in mijn netste handschrift, ‘wilt u alstublieft aanbellen? Ik wil u iets vragen.’ Een half uur later ging de bel.

Ik vertelde dat ik bezig was met een voor De Correspondent naar de kwetsbaarste laag van de beroepsbevolking, de ‘arme werkenden’ of ‘onzekere werkenden.’ Een groep waartoe één op de zeven Nederlanders behoort maar waarover weinig bekend is. Het Sociaal Cultureel Planbureau publiceerde op 3 oktober het aandeel werkende armen in Nederland is sinds 1990 alleen maar gegroeid, tot een percentage hoger dan dat in België en Duitsland.

In mijn ogen gaat het om ‘alledaagse helden’ die er eer in stellen om te werken voor de kost, al is het voor weinig geld.

‘Ik vermoed dat jij een van die mensen bent’, zei ik, terwijl ik nog binnen stond en hij buiten. ‘Ik wil je graag meerdere keren spreken en een verhaal over je maken’, ging ik verder. ‘Leden van De Correspondent nodig ik ook uit dit soort gesprekken te voeren.’ Zijn spontane reactie: ‘Dan zal ik me toch eerst over mijn schaamte heen moeten zetten.’ Een paar dagen later stemde hij in.

Foto: Boudewijn Bollmann (voor De Correspondent)

Hoe het David aanvankelijk voor de wind ging

‘Ik vind niet dat ik arm ben’, zegt David. Hij weet het zeker: hij behoort niet tot de groep van werkende armen, mensen in loondienst of zzp’ers die onder de leven. ‘Mensen die arm zijn hebben het veel moeilijker dan ik. Ze halen boodschappen bij de voedselbank. Ze kunnen hun vaste lasten niet meer betalen. Ik red me nog altijd zelf. Al is het op een gekke manier.’

David vergist zich. Hij weet niet dat de armoedegrens voor een alleenstaande tussen de 971 en 1063 euro netto per maand ligt. Zijn inkomen zit daar ver onder. Hij heeft zich tot nu toe kunnen redden omdat zijn ouders bijspringen. Dat is die gekke manier.

Foto’s: Boudewijn Bollmann (voor De Correspondent)

Maak kennis met David Peeters, 36 jaar. Geboren in het Belgische Tienen, ten oosten van Leuven. Enig kind van twee zestigers, die allebei niet meer werken. Zij was administratief medewerker in het onderwijs, hij leraar geschiedenis, Engels en Nederlands.

Jarenlang ging het David voor de wind. Een vrouw in Dordrecht leren kennen via chatprogramma ICQ. In 2003 verhuisd, twee jaar later samen een huis gekocht, in 2006 getrouwd. Hij staat er nog versteld van hoe makkelijk hij in 2003 aan een vaste baan kwam. Als verkoper bij de computerwinkelketen Dynabyte. Hij had alleen maar middelbare school. Op de hbo Communicatie in Brussel was hij na een halfjaar afgehaakt.

Wat had hij nou voor werkervaring? Twee maanden als hulpje bij de Free Record Shop in Leuven. Dat stelde niks voor. Wat wist hij eigenlijk van computers? Hoe je er spelletjes mee kon spelen. Hoe je ze aan en uit moest zetten.

En dan had hij ook nog dat ‘probleempje’ dat pas veel later werd gediagnosticeerd. Al viel het meteen op. Hij gaf de bedrijfsleider een klam handje. Bij het sollicitatiegesprek in het magazijn ging hij veel te snel praten. Zo uit zich zijn sociale angst, die deels wordt gevoed door een eczeem waardoor hij soms rode uitslag krijgt. En toch werd hij aangenomen. Hij is die bedrijfsleider nog altijd dankbaar voor de geboden kans.

Hij fantaseerde erover om zich op te werken, maar collega’s kwamen altijd eerder in aanmerking

Ik vertel David dat ik me in de computerwinkel altijd graag door hem liet helpen. Omdat ik hem zo vriendelijk, zo geduldig, zo behulpzaam vond. ‘Dat kreeg ik wel vaker te horen’, zegt David. ‘Maar vanbinnen stond ik gespannen als een veer. Ik was nerveus als ik ging werken. Ik durfde mensen niet aan te spreken. Dan werd ik aangespoord: “Er staat iemand bij die computer te kijken. Stap erop af. Vraag of je misschien kunt helpen.” Dat vond ik in het begin heel lastig. Maar door het te blijven doen, ging het me steeds makkelijker af.’

De eerste jaren fantaseerde hij er zelfs over om zich op te werken tot assistent-manager. Maar collega’s kwamen daar altijd eerder voor in aanmerking dan hij. Met klanten die klaagden en boos of ontevreden waren, had hij grote moeite. Hij moest de bedrijfsleider nog vaak om hulp vragen. Een assistent hoort de zaak zelfstandig te kunnen leiden.

Financieel hadden zijn vrouw en hij het zorgeloos goed. Ze hadden allebei een baan, verdienden samen maandelijks zo’n 2.500 euro netto. Ze maakten prachtige reizen: naar Kreta, Tunesië, Rome en Londen. Ze konden het zich zelfs permitteren dat David 24 uur per week ging werken, toen de eerste van hun twee dochters in 2008 geboren werd.

Hoe David in een neerwaartse spiraal terechtkwam

Zes jaar geleden begon de neergang. Of misschien wel eerder, ongemerkt. Het was crisis en steeds meer computers werden via internet verkocht. Verkopers in de winkels werden getraind om voortaan meer omzet met accessoires te halen. Een virusscanner. Een usb-stick om een back-upje te maken. Een verzekering.

Foto: Boudewijn Bollmann (voor De Correspondent)

Verkopers moesten voortaan ‘targets’ halen. Ze kregen mailtjes als ze die verkoopdoelen niet haalden, plus verplichte extra training. ‘Dat zorgde bij iedereen voor stress’, zegt David. ‘En vooral bij mij. Het stond mij tegen mensen extra producten te verkopen waarvoor ze niet waren gekomen. Onze klanten bulkten toch ook niet van het geld.’

In 2011 werden de 204 winkels van Dynabyte en Dixons overgenomen door de Bas Group. Dynabyte heette voortaan MyCom. David kon blijven. Maar zijn arbeidscontract werd uitgekleed, terwijl zijn verantwoordelijkheden werden uitgebreid. Bij MyCom mocht hij wel als assistent-manager fungeren. Al kreeg hij er niet extra voor betaald. Targets werden onder het nieuwe logo verder aangescherpt.

Er veranderde meer. Vertrouwde collega’s verdwenen. Jonge, onervaren tijdelijke krachten kwamen voor hen in de plaats. Zijn sociale angst verlamde hem steeds vaker, wat bijdroeg aan zijn scheiding in 2013.

Op advies van zijn moeder zocht hij hulp bij een psycholoog. Hij leerde trucjes om de angst beheersbaar te houden. ‘Niet denken dat alle ogen op mij zijn gericht’, geeft David als voorbeeld. ‘Aan het eind van de werkdag opschrijven wat ik goed heb gedaan.’ Met een zucht: ‘Dat doe ik helaas niet meer.’

Na vijftig sollicitaties werd hij één keer uitgenodigd voor een gesprek

Het faillissement van MyCom in oktober 2015 was geen verrassing maar kwam toch als een klap. Wat te doen? Na de verkoop van de gemeenschappelijke woning had hij onderdak gevonden in een veel te duur appartement waar hij niet in aanmerking kwam voor huursubsidie. Zijn nettomaandinkomen bij MyCom van grofweg 1.000 euro was net toereikend geweest om de woonlasten te dekken. Nog een geluk dat hij in de jaren bij Dynabyte had gespaard.

In het jaar dat hij een WW-uitkering kreeg, solliciteerde hij zich suf. Eerst bij elektronicawinkels zoals Mediamarkt en Coolblue - ook al zeiden ze bij het UWV dat hij daarvoor te oud was. Later ook als magazijnwerker en als schoonmaker in een bioscoop. Meer dan vijftig keer solliciteerde hij en welgeteld één keer werd hij uitgenodigd voor een gesprek. Die keer kon hij niet, omdat hij een kleine operatie moest ondergaan.

Dat jaar, 2016, kreeg hij allerlei kwaaltjes. ‘Ik zal het woord depressief niet in de mond nemen,’ zegt David. ‘Maar ik voelde me steeds rotter. Ik kwam tot niets. Naar buiten gaan, al was het maar om boodschappen te doen, werd een opgave. Zeker op zaterdag, als het druk was in de stad. Dan was boodschappen doen mijn enige taak van die dag. En die stelde ik dan eindeloos uit. Ging ik wielrennen kijken op televisie. Besloot ik dat ik toch maar niet ging. Ik had nog iets in de vriezer. Ik at wel brood.’

Foto: Boudewijn Bollmann (voor De Correspondent)

Hoe David zich redde, met kunst- en vliegwerk

Met de moed der wanhoop bleef hij solliciteren, later ook op deeltijdbanen, al wist hij dat hij daar niet van kon leven. Dat PostNL hem vorig jaar oktober aannam als postbezorger, was misschien wel zijn redding. Al kreeg hij maar een contract voor zes uur in de week en verdiende hij niet meer dan 250 tot 300 euro netto per maand. Hij dacht dat hij daarnaast een volledige bijstandsuitkering zou krijgen.

Foto’s: Boudewijn Bollmann (voor De Correspondent)

De Sociale Dienst hielp hem al snel uit die droom. Als hij een uitkering ontving, zouden zijn verdiensten daarop in mindering worden gebracht. Dat gold ook voor de 500 euro financiële steun die hij kreeg van zijn ouders om die veel te hoge huur en de kinderalimentatie te kunnen betalen. David: ‘Bij de Sociale Dienst sloegen ze steil achterover toen ze hoorden van dat bedrag. Ze waarschuwden dat elke gift van mijn ouders, ook voor cadeautjes voor de kinderen, op mijn uitkering zou worden gekort.’

Kennissen raadden hem aan het geld van zijn ouders voortaan zwart te ontvangen. Maar dan zou hij zich een soort drugsdealer voelen. Iets onwettigs doen, daar waren hij en zijn ouders het over eens, dat deugde gewoon niet.

Ze kwamen overeen dat hij die bijstandsuitkering dan maar liet schieten. Hoever kan de zelfredzaamheid van burgers gaan? Dat betekende dat zijn ouders nog meer geld moesten storten, wel duizend euro in de maand - hoe verschrikkelijk hij het ook vond om als 36-jarige grotendeels op kosten van zijn ouders te leven.

Langzaam kreeg David zijn leven weer beetje bij beetje op de rails. Eindelijk lukte het hem naar een betaalbare huurwoning te verkassen. Maar eerst kwam hij toch nog in financiële problemen. Bij de aangifte van de inkomstenbelasting 2015 maakte hij een foutje. Het te veel ontvangen bedrag betaalt hij nu een jaar lang in termijnen terug. Toen hij bij zijn zorgverzekeraar het eigen risico niet meer kon opbrengen, trof hij ook daar een betalingsregeling.

Zijn werk als postbezorger heeft hem goed gedaan. Het dwingt hem naar buiten te gaan en onder de mensen te komen en gesprekjes aan te knopen. ‘Dat maakt het makkelijker mijn angst te overwinnen,’ vertelt David. ‘Al blijft het een opgave, hoor.

Daarbij helpt het, vindt David, dat de relatie tussen postbode en burger heel anders is dan die tussen verkoper en klant. ‘Een verkoper is toch iemand die niet helemaal wordt vertrouwd. Een postbode is een man van het volk.’ Voor mensen in zijn wijk is hij een vertrouwd figuur. Soms missen ze hem als hij een week niet geweest is. Ze zeggen hem dat ze hem vriendelijk vinden, aardig, grappig. Dat hoort hij graag.

Op pad met deze alledaagse held

Ik vergezel David op een van zijn twee rondes als postbesteller door de binnenstad. Hij werkt drie dagen in de week: op dinsdag, donderdag en zaterdag. Daar is hij van pakweg tien uur tot halftwee mee bezig. Maar alleen de effectieve ‘diensttijd’ wordt betaald. Die gaat pas in als hij met de post op pad gaat en de tijds-app van PostNL op zijn smartphone activeert.

Eerst haalt hij die post op bij ‘het depot’. Dat is een grootse benaming voor twee garageboxen op een verwaarloosd binnenterrein, met een nachtlamp, zonder verwarming. Op de vloer liggen tegels, langs de muren staan metalen schappen, voor de zakken post.

Foto’s: Boudewijn Bollmann (voor De Correspondent)

David pakt de twee zakken met het bestelnummer voor zijn eerste ronde en laat ze in zijn fietstassen glijden. Die fietstassen heeft hij van PostNL, net zoals zijn werkkleding. Maar de fiets moet hij zelf meebrengen. Net zoals de zwarte werkschoenen, al gaf PostNL hem wel een bon waarmee hij een korting kreeg van 10 procent.

Het eerste stukje fietst hij. Daarna loopt hij met de fiets aan de hand. In elke straat weet hij waar hij waar hij zijn fiets het meest strategisch kan neerzetten, aan het begin, in het midden, aan het einde. Voordat hij een greep in zijn fietstas doet. Om elke stapel voorgesorteerde post zit een elastiek. Die elastieken verzamelt hij aan het linkerhandvat van zijn stuur. Die gaan retour. Die worden hergebruikt.

Waar hij zijn fiets ook neerzet, hij doet hem altijd op slot. Hij moet er niet aan denken dat er ooit iemand met zijn fiets vandoor gaat. Erger: met de post waarvoor hij verantwoordelijk is. Daarom zorgt hij er ook steeds voor dat zijn fietstassen nooit openstaan zodat de postzakken niet in het zicht liggen. Als het op zaterdag druk is vanwege de markt, doet hij zelfs de ritssluiting van de postzakken steeds dicht.

Deze ronde bestaat voor een deel uit woonhuizen, voor een deel uit winkels. Zijn er klanten, dan legt hij de post met zwier op de balie. Is de zaak leeg, dan maakt hij soms een praatje. Valt dat praatje al te lang uit, dan zet hij de tijdsapp van PostNL even op stop, want over die paar minuten hoeft hij natuurlijk niet te worden betaald. Dat zou niet eerlijk zijn, vindt David. Als er weinig post is en hij dus korter werkt dan de geplande diensttijd, geeft hij dat met de app ook keurig aan.

Hij kent elk pand, elk portiekje. Hij weet welke trap spekglad is in de winter en welke brievenbus klemt. Hij merkt het ook meteen als er iets mis is. Een propvolle brievenbus die maar niet wordt geleegd. Of zoals bij die eetzaak die al tien dagen dicht is, zonder dat er briefje op het raam hangt. Die post gaat al anderhalve week retour. Dat is geen goed teken, weet David. Of die zaak ooit weer opengaat? In deze buurt wemelt het van de toeristen. David wordt vaak de weg gevraagd. Als hij de bestemming niet kent, zoekt hij die op zijn telefoon. Dat is zijn werk niet, dat weet David ook wel. Maar, zegt hij: ‘Ik vertegenwoordig toch ook een beetje de stad.’

Foto: Boudewijn Bollmann (voor De Correspondent)

Dit kan zo niet blijven duren

Aan het einde van zijn eerste ronde keert hij terug naar het depot. Daar eet hij de boterham met Nutella die hij in zijn rugzak had meegenomen. Dat doet hij staande. Hij wil graag snel verder. Zijn tweede ronde wacht.

Maar David kan niet langer zo doorgaan. Hij verdient te weinig geld. En zijn ouders stoppen met hun financiële steun. Nu moet hij toch echt zelf aan de bak.

Gistermiddag heeft hij weer op internet gezocht naar vacatures. Hij vond er één waarvoor hij mogelijk in aanmerking kwam. Binnenkort stapt hij binnen bij een uitzendbureau, als hij al zijn moed bij elkaar heeft geraapt. Hij is geen man die van veel verandering houdt, die een paar maanden hier werkt, een paar maanden daar, in een steeds nieuwe omgeving, met steeds nieuwe mensen.

Hij hoopt op een plek waar hij langere tijd kan werken. Achter de balie. Aan een helpdesk. In het magazijn. Desnoods als inpakker of in de assemblage. Vroeger zou hij daar ‘nee’ tegen hebben gezegd.

Werk heeft hij nodig. En wel snel. Al is het alleen maar om onder de mensen te komen en niet in een isolement te raken. Of om minder vaak te denken aan zijn dochters die hij mist. ‘Het mag toch geen probleem zijn als 36-jarige man aan een baan te komen,’ verzucht David. Voor een bijstandsuitkering zou hij zich schamen. De overheid hoeft hem niet te helpen. Hij redt zich liever zelf.

Zoveel mensen redden het niet, ook al hebben ze werk. David ziet dat elke dag opnieuw als hij als postbesteller rondloopt. Zoveel brieven van schuldeisers gaan er door zijn handen. Blauwe brieven van de belasting. Melkwitte brieven met een paarse band van het Centraal Justitieel Incassobureau. Massa’s mensen hebben het slechter dan hij.

‘Hoe zouden zij rondkomen?’, vraagt David zich dan af. ‘Zijn zij ook getroffen door een scheiding? Of hun baan kwijtgeraakt?’

Meer lezen over alledaagse helden?