‘Kwaliteit lijkt niet meer te bestaan. In plaats daarvan tref ik veelvuldig kleding aan die gemaakt is van dunne, slappe stof. Flut. Flodderig.’

‘Ook bij de gerenommeerde merken is de kwaliteit drastisch afgenomen. Een Levi’s spijkerbroek van een (in mijn ogen) erg hoge prijs van 100 euro gaat tegenwoordig maar twee à drie jaar mee.’

‘Kocht twee jaar terug bij C&A een knielange spijkerbroek van blijkbaar zo’n slechte kwaliteit (...) dat nu de scheuren erin zitten.’

Leden deden onder mijn vorige hun beklag over de, in hun ogen, slechte kwaliteit van kleding. Ze hadden het gevoel dat de kleding die ‘vroeger’ werd gemaakt beter was dan wat er nu op de markt te koop is.

Veel kleren lijken zo ontworpen dat ze na een paar wasjes of een paar keer strijken en drogen ondraagbaar zijn, een truc die we al langer kennen uit de Daardoor blijven we kopen. Worden we bewust voor de gek gehouden? Of is er wat anders aan de hand?

Foto: Daan Paans (voor De Correspondent)

Maakt het voor de kwaliteit uit hoe duur een spijkerbroek is?

Textielwetenschapper Elizabeth Easter houdt zich al ruim dertig jaar bezig met de kwaliteit van kleding. Ze werkt als onderzoeker en docent aan de Universiteit van Kentucky, waar ze in 1988 een testlaboratorium voor textiel opzette.

Easter constateert, op basis van de onderzoeken die ze op dit vlak heeft begeleid, dat stoffen dunner zijn geworden. ‘T-shirts zijn bijvoorbeeld veel dunner of lichter dan in het verleden.’ Easter verwijst naar twee recente onderzoeken van haar eigen vakgroep.

Het eerste gaat over spijkerbroeken.

Foto’s: Daan Paans (voor De Correspondent)

Behnoosh Ghaani Farashahi, afgestudeerd als productontwikkelaar en promovenda aan de North Carolina State University, vergelijkt in haar de kwaliteit van drie spijkerbroeken in verschillende prijsklassen: een uit het hogere segment, van het merk Lucky Brand (129 dollar), een uit het middensegment van Gap (69,95 dollar) en een uit het lagere segment van het merk Faded Glory, die je voor net geen tien dollar kan kopen bij Walmart.

Farashahi waste de broeken meerdere keren volgens de wasvoorschriften op het label. Ze evalueerde de jeans na de eerste en vijfde wasbeurt, waarbij ze keek naar kleurverschil, kleurechtheid, slijtvastheid, naadsterkte en ‘dimensionale verandering’ (of de broek na het wassen was gekrompen).

Opvallend: de jeans van 9,95 dollar scoorde in een aantal opzichten beter dan die van 129 dollar. Zo bleken de twee duurste broeken – die van Lucky Brand en Gap – het minst kleurvast, de broeken gaven af, en scoorden het laagst op stof- en naadsterkte.

Conclusie: de broek van Faded Glory, de goedkoopste dus, vertoonde na vijf wasbeurten het minste verschil in uiterlijk en prestatiekenmerken. De duurste broek leek vooral bedoeld voor mensen die stijl belangrijk vinden, en minder waarde hechten aan duurzaamheid.

H&M, Fruit of the Loom en een luxe merk in de wasmachine

Door naar het tweede Textielwetenschapper Jeanne Oakes Badgett kocht 78 T-shirts voor mannen van drie verschillende merken: Fruit of the Loom, een soort Zeeman (voor drie T-shirts betaalde ze 8,26 dollar), H&M (een 2-pack voor 12,99 dollar) en Brooks Brothers, een luxe modemerk (drie shirts voor 39,50 dollar).

Ze nam van elk merk dertien witte en blauwe T-shirts en analyseerde die vóór het wassen en vervolgens na één, vijf, tien en twintig wasbeurten. Vervolgens keek ze net als Farashahi naar zaken als kleurverandering, maatvastheid en vervorming.

Na het wassen kregen alle T-shirts plooien en rimpels rondom de armgaten, daar waar het stiksel van de mouw zit. Bij de witte H&M-shirts begon de stof in de hals zich op te rollen, vanwege de slecht gestikte naden. Datzelfde gebeurde bij de witte en blauwe shirts van Fruit of the Loom en de witte van Brooks Brothers.

Onder de blauwe T-shirts veranderden die van H&M het snelst van kleur: na vijf wasbeurten al. Na twintig wasbeurten waren alle shirts verkleurd, die van de Zweedse keten het zichtbaarst. Bovendien bleken alle shirts na het wassen te zijn gekrompen.

Foto: Daan Paans (voor De Correspondent)

Vroeger, toen alles nog beter was?

Beide onderzoeken wijzen uit dat de kwaliteit van veel kleding te wensen overlaat. Elk item, ongeacht prijs, vertoont na een aantal keer wassen wel kwaliteitsachteruitgang. Zelfs als je ruim 100 euro neerlegt voor een broek, ben je er niet van verzekerd dat die mooi blijft en lang meegaat. Integendeel zelfs.

Maar dat geeft nog geen antwoord op de vraag of de kwaliteit van kleding in de loop der jaren ook achteruit is gegaan.

Om daarachter te komen, kijk ik naar de Levi’s 501, de iconische spijkerbroek die al bijna anderhalve eeuw oud is en nog steeds onder die naam verkocht wordt.

In 1853, op het hoogtepunt van de Californische goudkoorts, begon Oskar Levi Strauss een handelsfirma voor stoffen in San Francisco.

Foto: Daan Paans (voor De Correspondent)

Aan de Amerikaanse westkust waren op dat moment veel goudzoekers actief. Levi Strauss zag hoe snel hun broeken sleten en ging op zoek naar de ultieme werkbroek. Hij experimenteerde en kwam uit op een ijzersterke katoensoort. De stof was niet kapot te krijgen. Maar er was één probleem: de zakken scheurden telkens uit.

De Amerikaanse kleermaker Jacob Davis kwam met de oplossing; klinknageltjes, kleine spijkertjes, om de zakken mee vast te pinnen. Vanaf 1873 begonnen Levi Strauss en Davis met het produceren en verkopen van denimstof broeken met klinknageltjes.

De spijkerbroeken waren geliefd bij mijnwerkers, cowboys, boeren en spoorwegarbeiders, kortom: bij iedereen die voor zijn werk wel een stevige jeans kon gebruiken. Om te laten zien dat de broek niet kapot te krijgen was, verscheen in 1886 een etiket op de broeken, met een plaatje van twee paarden die een broek uit elkaar proberen te trekken.

Zo kreeg de spijkerbroek zijn onverwoestbare imago. Maar zijn de jeans van tegenwoordig dat imago nog wel waard? Doet de 501 zélf nog wel eer aan de oorspronkelijke belofte ‘doe geen moeite, ze kunnen niet kapot’ van de heer Levi Strauss?

Andere stof, zelfde kwaliteit, aldus Levi’s

Waar vroeger niemand twijfelde over de kwaliteit, vragen mensen zich nu op verschillende blogs en fora af: wat is er gebeurd met de robuuste kwaliteitsjeans? ‘Het is crimineel om deze als de ‘originele’ 501’s te labelen’, ene Dave Hopkins op een klachtenwebsite. ‘Het zijn flinterdunne, niet-gevormde, vormeloze stukjes afval.’

Een andere teleurgestelde klant schrijft: ‘Ooit een betrouwbare werkbroek, nu een dunne, goedkope designerjeans.’

Gevraagd naar een reactie, laat Levi’s weten dat de samenstelling van de stof anders is, maar dat de kwaliteit niet is veranderd. Enige uitzonderingen daargelaten; tussen de miljoenen broeken die ze jaarlijks produceren, zitten er altijd wel een paar van een wat mindere kwaliteit.

Waar komt dan toch dat gevoel vandaan – en dat geldt niet alleen voor Levi’s – dat de kleren van nu zoveel slechter zijn?

Wat wil de consument?

Volgens Farashahi schuilt het antwoord in fast fashion. ‘De kwaliteitsafname in de kledingindustrie heeft te maken met de opkomst van merken als H&M en Forever 21, die kleding maken van een zeer korte levenscyclus, qua stijl en mode.’

Liz Barnez, hoogleraar Modemarketing aan de Universiteit van Manchester en marketingdocent Gaynor Lea‐Greenwood deden uitgebreid onderzoek naar fast fashion en Ze wijzen op de massale uitbesteding van de productie naar lagelonenlanden.

Waar bedrijven vroeger veel dichter bij hun productie zaten en dus beter konden controleren of de kwaliteitseisen werden nageleefd, laten bedrijven tegenwoordig hun kleren maken in landen over de hele wereld.

Om een idee te geven: een bedrijf als Nike doet zaken met meer dan in 41 verschillende landen. Je kunt je voorstellen dat het een hele klus is om de gehele productie – we hebben het hier over honderden miljoenen, zo niet miljarden stuks per jaar – in de gaten te houden en te controleren of alles wat al die fabrikanten maken wel voldoet aan de kwaliteitseisen.

Foto: Daan Paans (voor De Correspondent)

Maar het zijn niet alleen de grote bedrijven met hun complexe toeleveringsketens die moeite hebben met de kwaliteitscontrole. In het halen de auteurs een casus aan van een klein merk met een redelijk overzichtelijke kledingketen, dat toch te maken kreeg met een groot kwaliteitsprobleem.

In de winter van 2014 regende het klachten over een die enorm begon te Waar was het misgegaan? De hele keten – van ruwe vezel tot spinnen – moest worden doorgelicht. Uiteindelijk bleek het probleem bij de spinner te zijn ontstaan: de draden werden niet voldoende bevochtigd voor het spinnen en de smeerolie die werd gebruikt, was niet geschikt voor een eiwitrijke vezel als kasjmier.

De onderzoekers concludeerden: om de kwaliteit in de gaten te houden, zou je als bedrijf tussen elke stap in het productieproces een controlemechanisme moeten inbouwen. Dat kost tijd en geld. En laten die er beide – in tijden van fast fashion – nu juist niet zijn.

De consument wil immers kleding volgens de laatste mode, voor een zo laag mogelijke prijs. Trends vanaf de catwalk en de straat moeten zo snel mogelijk vertaald worden naar de winkel. Het gevolg: leveranciers komen onder hoge druk te staan om zo snel mogelijk te produceren, en dat gaat ten koste van de kwaliteit.

Foto: Daan Paans (voor De Correspondent)

‘Passessie sneuvelt in het productieproces van zes weken’

Zo schrijven Barnes en Lea‐Greenwood dat in een poging sneller in te spelen op de vraag van de consument, productontwikkeling en kwaliteitscontrole soms zelfs helemaal worden verwijderd uit het productieproces.

‘Ruimte om producten te herontwikkelen in een cyclus van zes weken is er niet. Om een product op tijd in de winkel te krijgen, moeten compromissen worden gesloten.’ Een anonieme designer die ze hierover spraken, zei: ‘We hebben soms enorme kwaliteitsproblemen met kledingstukken die misschien een test of passessie hebben overgeslagen om ze sneller in de winkels te krijgen.’

Dat wil nog niet zeggen dat alle kleding die je bij fastfashionketens als Zara en H&M in de rekken vindt, per definitie van slechte kwaliteit is. Misschien herken je het zelf: je kocht een stapel shirts bij C&A. Het een begon na een maand al te lubberen aan alle kanten; de andere twee draag je vier jaar later nog steeds.

‘Ruimte om producten te herontwikkelen is er niet. Om een product op tijd in de winkel te krijgen, moeten compromissen worden gesloten’

Niet alle producten die ketens als H&M en Zara aanbieden zijn dan ook aan te duiden als fast fashion. Zelfs bij de keten die als koning van de fast fashion wordt gezien, bestaat de minderheid van het aanbod uit ‘snelle mode’, producten die zijn ontworpen om snel in te spelen op de marktvraag.

Het grootste deel van de collectie bestaat uit basisproducten die meestal langere tijd in de winkel hangen. Voor deze niet trendgevoelige kleren, is er minder druk op de kwaliteitscontrole.

Is de rek in je hemdje van elastaan er toch snel uit? Of is je dieprode boxershort na een paar wasbeurten eerder roze-bruin geworden? Dan is het geen kwestie van tijdgebrek in de keten, maar heeft de producent vermoedelijk willen besparen op verf of materialen.

Wat een aan flarden getrokken 501 zegt

We denken vaak dat budgetketens alleen maar ‘wegwerpmode’ produceren. Maar ook de kwaliteit van duurdere kledingmerken laat te wensen over. Hoe zit dat?

In het onderzoek van Jeanne Oakes Badgett naar de kwaliteit van T-shirts, wordt ook hier als oorzaak de snelle en succesvolle van fastfashionketens aangewezen. ‘Traditionele kledingbedrijven voelen zich onder druk gezet om concurrerend en relevant te blijven in de mode-industrie. Om geld te besparen en winstgevend te blijven, hebben fabrikanten de productiekosten verlaagd, ten koste van kwaliteit en het verwateren van vakmanschap.’

Verklaart dat wellicht waarom de Levi’s 501 van nu, volgens velen, niet meer te vergelijken is met die van vroeger?

Foto: Daan Paans (voor De Correspondent)

Het verschil is nooit wetenschappelijk maar in het textiellaboratorium van de Hogeschool Saxion in Enschede kunnen studenten wel een minitest uitvoeren op mijn verzoek.

Een oude en een nieuwe Levi’s 501 onderwerpen zij aan een aantal kwaliteitstests in het lab. Omdat het vrijwel onmogelijk is om aan een 501 te komen die gemaakt is voor 1950 – zo’n antieke broek is een collector’s item en kost al snel duizenden euro’s – is gekozen voor een Levi’s gemaakt tussen 1985 en 2000 en eentje uit 2017 of 2018.

Is er een verschil te zien in kwaliteit tussen beide jeans? En doen ze nog eer aan de belofte van Levi Strauss? Of maken ze gehakt van de slogan van het bedrijf: Quality never goes out of style?

Eerst worden de stoffen gewogen, de dichtheid (aantal garen per centimeter) en dikte van de garen bepaald. De stof van de oude Levi 501 is net wat zwaarder dan die van de nieuwe. De broek is hierdoor in productiekosten waarschijnlijk duurder, maar dit wil nog niet zeggen dat de kwaliteit ook beter is. Op de andere twee punten scoren de jeans nagenoeg gelijk.

Ook de scheursterkte van de broeken laat geen opvallende uitkomst zien. De broeken scheuren ongeveer even

Dan de laatste twee: de slijtage- en treksterkte-test. Daarvoor gaan de twee broeken eerst aan flarden.

Vijf uur lang hebben kleine stukjes van de jeans rondgedraaid op een wit kussentje. Na 5.000 en 10.000 revs (dit is het toerental) bleek het percentage van het gewicht bij de nieuwe 501 beide keren hoger. Dit wil zeggen dat die broek sneller slijt dan de oude, al is het verschil nihil.

Om te testen hoeveel gewicht de broeken aankunnen voordat ze scheuren, worden lapjes stof tussen twee klemmen geplaatst en uit elkaar getrokken. Uit de resultaten blijkt al snel dat de oude 501 flink meer kracht aankan dan de nieuwe. Een gemiddelde van 81,6 kg tegenover 51,7 kg.

Conclusie: deze oude 501 is sterker en slijt iets minder snel dan de nieuwe, terwijl de stof in ieder geval achttien jaar en misschien zelfs nog ouder is.

Foto: Daan Paans (voor De Correspondent)

Wie wil er nu nog kwaliteit?

Dit mini-experiment, maar ook alle onderzoeken en deskundigen wijzen dezelfde richting op: dunne, slappe stoffen en kleren die na een aantal wasbeurten uit elkaar vallen, de kleding van nu is van slechtere kwaliteit. Met dank aan fast fashion.

Het verklaart de toenemende ontevredenheid bij mensen over hun kleren. En tegelijkertijd moet worden opgemerkt dat zeker niet iedereen dit erg vindt, want willen we nu kwaliteit voor meer geld, of willen we snel en goedkoop?

wijst uit dat consumenten, in het bijzonder de liefhebbers van de snelle en goedkope mode, het belangrijker vinden welk bedrag er op het prijskaartje staat dan wat de kwaliteit van het item is.

Ze zijn immers toch niet van plan het kledingstuk vaak te dragen. De focus is verschoven van de werkelijke kwaliteit van het product naar de ervaring en emotionele lading ervan.

Met dank aan Laura Erkens, docent en onderzoeker bij de hogeschool Saxion in Enschede en Lonneke Minkhorst, student Mode- en Textieltechnologieën.

Foto: Daan Paans (voor De Correspondent)


Lees ook:

Met deze vier tips vermijd je flut in je kledingkast De kledingindustrie produceert veel, snel en goedkoop. Maar kwalitatief goed? Lang niet altijd, zelfs niet als er een hoog prijskaartje of een bekend label aan hangt. De naden, de afwerking en de stof zijn betere indicatoren voor een houdbaar kledingstuk. Lees de tips van Emy hier