Ik liep weer eens een race en wil nu weten hoe het harder kan
Deze week publiceerde ik een verhaal over het boek The Fifth Risk van Michael Lewis. Lewis schreef over de meest ondergewaardeerde sector van de Verenigde Staten: de ambtenarij.
Als dat saai klinkt: Lewis kan niet eens saai schrijven. Hij opent de ogen voor het diverse en inspirerende werk dat de overheid doet. Hij volgt gedreven ambtenaren op de ministeries van Energie, Handel en Landbouw. Zij investeren in energiestart-ups, ontwerpen briljante armoedeprogramma’s en hebben de weersvoorspelling de afgelopen jaren dramatisch verbeterd.
Veel van dit goede overheidswerk blijft ongezien. Of het wordt niet aan de overheid toegeschreven. Als het goed gaat, hoor je niks. Als het slecht gaat – en natuurlijk gaat er genoeg fout – breekt de hel los. Dan is de overheid ‘lui’, ‘log’, ‘bureaucratisch’, ‘bemoeizuchtig’ et cetera.
Trump is een sloopkogel die inbeukt op de verwaarloosde, verroeste overheid
Die boodschap zit er inmiddels zo ingeramd – in de VS maar ook in West-Europa – dat de overheid jarenlang is verwaarloosd. Want als die overheid toch zo lui/log/dom/betuttelend is, dan kun je er net zo goed op bezuinigen. En wie wil nog voor die suffe overheid werken?
Trump is niet de oorzaak hiervan, benadrukt Lewis, maar een extreem symptoom. Hij is een sloopkogel die inbeukt op de verwaarloosde, verroeste overheid. Deels door volstrekt ongeschikte mensen te benoemen op belangrijke posten, deels door simpelweg niemand te benoemen. Want ja, wat zou het?
Wat voor schade dit precies zal aanrichten is onduidelijk. Maar dat het schade zal aanrichten, is zeker. The Fifth Risk is trouwens een bundeling van vier lange verhalen, waarvan er drie gratis online te lezen zijn: over Trumps desinteresse in de ambtenarij, over het ministerie van Landbouw en over het ministerie van Energie.
Over hardlopen en FTP-waardes
Ik liep vorig weekend een hardloopwedstrijd, de eerste in jaren, nadat ik heb zitten sukkelen met klachten aan mijn kuit en/of achillespees. Ik heb mijn conditie enigszins op peil gehouden met spinning (fietsen in de sportschool) – en dus ging het niet eens heel slecht, voor mijn doen dan.
Hoe dan ook, ik ga me de komende tijd wat verdiepen in inspanningsfysiologie. Spinning doe ik nu op een fiets die de kracht (het wattage) meet die ik trap. (Kenners: mijn FTP-waarde is 274 watt bij 81 kilo.) De komende tijd – zeg, tegen maart volgend jaar – wil ik dat wattage naar 300 brengen. En de 10 kilometer onder de 44 minuten lopen.
Een beetje weet ik wel hoe het werkt, dankzij Lance Armstrong’s War van Daniel Coyle. Het boek bevat een mini-college over hartslagzones, wattages, en conditieverbetering – als je het maar goed vertelt, kan ook zoiets boeien, net zoals Lewis de ambtenarij boeiend kan maken.
Nu wil ik het beter begrijpen. Wie hier iets vanaf weet, wie iets wil delen: ik hoor graag je tips en tricks. Mocht de respons groot genoeg zijn, dan blijf ik hier inzichten en vooruitgang van mezelf en anderen delen. Eén ding weet ik al: minder pindakaas-met-stukjes van Calvé eten zou helpen.
Lees-, kijk-, luistertips
- The Independent schreef een mooi profiel van Paul Pogba. Niet alleen over zijn persoonlijkheid, maar ook over wat hij kan op het veld.
- Basketballer Jeremy Lin werd geïnterviewd door Freakonomics. Gedeeltes van dat gesprek werden gebruikt in een podcast met onder meer Houston Rockets-baas Daryl Morey. Lin werd jarenlang onderschat als basketballer. Vanwege zijn speelstijl, vanwege zijn intellect – hij studeerde economie aan Harvard – en vermoedelijk ook vanwege zijn etniciteit. Goede basketballers, die zien er in de ogen van scouts niet Aziatisch (zoals Lin), maar Afrikaans(-Amerikaans) uit. ‘I do not look the part and I understand that’, zegt Lin.
- Rory Smith schreef over Manchester Uniteds Belgische middenvelder Marouane Fellaini – overal ongewenst, immer in twijfel getrokken, en altijd belangrijk.
- Dit stuk uit NRC Handelsblad over ‘gewone’ mensen die in het nieuws kwamen en er nooit meer echt uit kwamen, vond ik boeiend.
- Deze week las ik mijn dochters voor uit een boek over dinosaurussen. Daarin stond dat wetenschappers niet weten welke kleur dino’s hadden. Misschien waren ze wel roze. Wist ik niet. (Een snelle check leerde: pas sinds kort hebben we een idee van welke kleuren ze misschien hadden.) The New Yorker had een vergelijkbaar verhaal: standbeelden uit de klassieke tijd waren vaak niet wit of crèmekleurig, zoals we ze kennen, maar geschilderd in kleur, zodat ze op moderne ogen als kitsch kunnen overkomen. In hoeverre bepaalde die fout omtrent witte standbeelden het denken over kleur en ras? Er gaat een verrassende academische en niet-academische ruzie schuil achter de beschildering van Griekse en Romeinse sculpturen.
- Van voetbalscout Nikos Overheul kreeg ik dit filmpje toegestuurd over Uruguayaans ‘babyvoetbal’. Het verhaal met Uruguayaanse verdediger Diego Godín waarnaar die tweet verwijst, is eveneens de moeite.