Opnieuw relevant

Zo verdwijnen miljarden in het zwarte gat van de veiligheidsindustrie

Infographics door Leon de Korte (voor De Correspondent)

De Europese Unie wil met een ‘slim leugendetectiesysteem’ migranten bij de Europese grenzen tegenhouden. Maar het systeem is omstreden en het nut ervan niet aangetoond. Met 22 Europese journalisten deden we eerder onderzoek naar de miljarden euro’s die de EU uitgeeft aan dit soort technologische snufjes. We concludeerden: die subsidies zijn vooral goed voor de zelfverrijking van de veiligheidsindustrie.

De Zweedse onderzoeker wijst naar het zwart-geel gestreepte kanon. ‘Zal ik hem eens op jullie testen?’ Hij maakt aanstalten het gevaarte te pakken. Een paar meter verder staat een pop in goedkoop trainingspak met een felgele bomgordel om. We lachen nerveus en bedanken de man voor het aanbod.

Het is 1 juni 2016 en we lopen rond op het Security Research and Innovation Event dat de Europese Commissie in Den Haag heeft georganiseerd. Hier worden de resultaten gepresenteerd van die de Commissie met ruim 63 miljoen euro heeft gesubsidieerd.

Het zijn niet de enige projecten die de Commissie steunt. Al tien jaar lang probeert ze de veiligheidsindustrie te prikkelen met subsidies. Inmiddels is al bijna twee miljard euro voor Van 2018 tot 2020 gaat de Commissie nog eens één miljard euro verdelen onder bedrijven, kennisinstellingen en

Ons journalistieke samenwerkingsverband van wilde weten wat die twee miljard aan subsidie heeft opgeleverd. We spraken in 2016 en 2017 in totaal met bijna honderd betrokkenen, in Brussel en in de lidstaten. Hebben die subsidies Europa veiliger gemaakt?

Een vraag die nog altijd even relevant is, nu dat het kunstmatige intelligentie wil inzetten om migranten tegen te houden aan de Europese grenzen. De technologie is ontwikkeld door het consortium ‘iBorderCntrl’, waarin onder andere de Hongaarse nationale politie, de Letse douane, een maker van ‘biometrische identificatie-oplossingen’ en universiteiten zitten. Maar de methode is omstreden. ‘Er bestaat geen enkele wetenschappelijke fundering voor de methoden die nu gebruikt gaan worden,’ waarschuwen twee wetenschappers in De Volkskrant.

Het nieuws bevestigt wat wij vonden: (omstreden) technologie wordt onterecht als heilige graal gezien voor complexe maatschappelijke problemen. En die subsidies zijn vooral goed voor één ding: zelfverrijking van de veiligheidsindustrie.

Na onze publicaties Er zou voortaan méér naar de maatschappelijke aspecten van veiligheidsonderzoek worden gekeken.

Maar het nieuws over iBorderCtrl laat zien dat we discussie nog altijd relevant is.

De civiele veiligheidsindustrie groeit

Maar eerst: wat is die Europese ‘veiligheidsindustrie’ eigenlijk?

In de jaren negentig werden in veel landen de defensiebudgetten verlaagd. Grote wapenfabrikanten moesten hun materiaal en kennis toch ergens kwijt, dus ze begonnen naar nieuwe inkomstenbronnen te zoeken. En zo creëerden ze drones, slimme camera’s die door kleding kijken, sensoren die explosieven ruiken en nog veel meer toepassingen die op ‘gewone’ burgers konden worden toegepast. Wereldwijd gaat in deze civiele markt meer dan honderd miljard

Ook in Europa is de civiele veiligheidsindustrie al jaren aan het groeien, al is daar weinig aandacht voor. Volgens de Europese Commissie verdienen surveillancebedrijven hier zo’n 30 miljard euro per jaar, groeien ze met dubbele cijfers en bieden ze werk aan zo’n

In ieder beleidsstuk benadrukt de Europese Commissie dat we in een gevaarlijke wereld leven waarin de dreigingen bijzonder complex zijn geworden

Dat wil niet zeggen dat de Commissie tevreden is. In ieder beleidsstuk benadrukt ze dat we in een gevaarlijke wereld leven waarin de dreigingen bijzonder complex zijn geworden. Telkens maakt ze weer duidelijk dat Europa alleen veilig kan worden als we ook hoogwaardige technologie ontwikkelen en inzetten, zoals die op de Haagse beurs

Maar met die markt voor veiligheidsproducten wil het volgens de Commissie nog niet zo vlotten. De industrie is nog te veel nationaal gericht en onderzoekers weten elkaar nog te weinig te vinden. De Commissie streeft naar een enorme publiek-private samenwerking van bedrijven, (semi-)private onderzoeksinstellingen, universiteiten en eindgebruikers zoals politie en hulpdiensten.

Een European Homeland Security, precies zoals in Amerika, eigenlijk.

Een voorbeeld van hoe het mis kan gaan: de A-WASP

Terug naar het geel-zwart gestreepte kanon, dat een A-WASP blijkt te zijn. Het kanon is onderdeel van het Europees onderzoeksproject SUBCOP, dat staat voor Suicide Bomber Counteraction and Prevention, legt de Zweedse onderzoeker uit. Het doel van dat project, dat met 4,6 miljoen euro is gesubsidieerd, was het vinden van om terroristen uit te schakelen. Een van de plannen was het installeren van vallende muren en plafonds op stations. Als een terrorist daar om zich heen zou gaan schieten of een bom zou laten ontploffen, kon een bewaker snel de muren in de buurt van de terrorist laten vallen om hem te isoleren.

Het plan haalde de markt uiteindelijk niet, in tegenstelling tot de A-WASP, een richtmegafoon die een geconcentreerde geluidsstraal produceert. Als een terrorist zich wil opblazen, kan een beveiliger de megafoon gebruiken om mensen in de buurt te waarschuwen en met het apparaat tegelijkertijd een hoge pieptoon produceren om een terrorist van slag te brengen.

Het geluidskanon wordt geproduceerd door een Engels bedrijf met de Harry Potterachtige naam Voor zover bekend hebben terrorismebestrijders het gevaarte nog niet aangeschaft. Cerberus Black probeert de A-WASP nu aan lokale politiediensten te verkopen. Volgens Matt Henry, de eigenaar van het bedrijf, klinkt het kanon als ‘de ergste sirene die je ooit hebt gehoord.’ Testpersonen zeiden dat het ‘op een speelgoedwapen lijkt,’ maar dat het voelde alsof hun hersenen ‘door elkaar werden geschud.’

De politie kan de A-WASP nu inzetten. Bijvoorbeeld om de ‘huidige migrantencrisis te adresseren,’ aldus de van SUBCOP. Maar dat is natuurlijk niet waar het Europese SUBCOP-geld voor bedoeld was:

Wat ging er dan mis met het geel-zwart gestreepte kanon? In september spreken we Marike van der Horst en Jolanda van Deursen, twee medewerkers van het Nederlandse onderzoeksinstituut TNO, die aan SUBCOP en andere Europese projecten hebben meegewerkt.

Het is een wat prikkelig gesprek, zeker als we vragen wat het SUBCOP-project concreet heeft opgeleverd. Dat is volgens de onderzoekers niet zo makkelijk te meten. Het ging hen om de kennisontwikkeling en het smeden van internationale netwerken tussen bedrijven, gebruikers en onderzoekers. De uiteindelijke technologie van A-WASP is in handen van Cerberus Black, en TNO heeft daar niets meer over te zeggen.

Hoe deze veiligheidsindustrie kon ontstaan

Tot zover SUBCOP, want dat is maar één van de ruim 458 veiligheidsprojecten die tot dusver door de Europese Commissie zijn gefinancierd.

En het opvallende is: al deze projecten zijn er, zo’n tien jaar geleden, op aandringen van de wapenindustrie en enkele invloedrijke politici gekomen.

Het idee voor de subsidies wordt in 2003 door de zogenoemde Group of Personalities gelanceerd. Die groep is een eenmalig adviesorgaan van de Commissie en werd bevolkt door:

  • directeuren van wapenbedrijven als Thales, BAE Systems en EADS (nu Airbus);
  • technologiebedrijven als Siemens en Ericsson;
  • en een aantal

Niet vertegenwoordigd in de groep: wetenschappers en maatschappelijke organisaties.

In het eindrapport pleiten de wapenbedrijven en politici voor onderzoeksprogramma’s gericht op technologie die én op het slagveld, én in de maatschappij moet worden toegepast. Om dat mogelijk te maken moeten bedrijven, overheden en universiteiten de handen ineenslaan. Zo kunnen bedrijven profiteren van wetenschappelijke input. De technologie is sneller klaar en meteen rijp voor de markt. Dit is goed voor de industrie, maar ook voor de samenleving, aldus de groep.

Europa luistert en maakt er flink geld voor vrij. De subsidies beginnen voorzichtig met een budget van 65 miljoen euro in 2004. Maar in 2007 start het en in 2014 het waarin zo’n 3 miljard euro voor veiligheidsonderzoek wordt gereserveerd. Zo’n twee derde daarvan is nu uitgegeven.

Wie de miljoenen daadwerkelijk kreeg

Waar ging dat geld heen? Uit ons onderzoek blijkt dat elf van de twaalf private partijen van de Group of Personalities subsidie hebben ontvangen. Het Nederlandse onderzoeksinstituut TNO is met 33 miljoen euro de op twee na grootste ontvanger van onderzoeksgelden. Ook groepsleden Thales (32 miljoen), Finmeccanica (29 miljoen) en Airbus (25 miljoen) staan in de top-tien.

Het meeste onderzoeksgeld, meer dan 1,1 miljard euro, is naar bedrijven en onderzoeksinstellingen gegaan. Onderzoeksinstellingen, zoals TNO en het Duitse Fraunhofer, richten zich meestal op toegepast onderzoek en zijn afhankelijk van private opdrachten.

Ongeveer 18 miljoen euro ging naar belangenverenigingen, waaronder de European Organization for Security (EOS), een lobbyclub voor de defensie-industrie die in 2007 is opgericht.

Hoe versierden die partijen dat geld? De bedrijven waar het subsidiegeld heen ging, hebben een sterke lobby. Werknemers zitten, doorgaans op persoonlijke titel, in expertgroepen die de Commissie adviseren over nieuwe onderzoekssubsidies. Afgevaardigden van lobbyclub EOS zitten ook geregeld in dit soort adviesorganen. En de EOS organiseert ook zelf gesprekken tussen industrie en beleidsmakers.

Tevens zitten de grote wapenfabrikanten in de lobbyclub Aerospace and Defence Industries Association (ASD) en hebben wij zestig lobbyisten geteld die namens de fabrikanten Europarlementariërs proberen te beïnvloeden. Daarnaast worden sommige fabrikanten door de lidstaten geregeld uitgenodigd om bij de doorgaans besloten vergaderingen van de Europese Raad aan te schuiven.

Op Milipol, een grote wapenbeurs in Parijs, doet een afgevaardigde van een Frans wapenbedrijf die niet met zijn naam in de media wil uit de doeken waarom deze bedrijven in dit soort adviesorganen plaatsnemen. ‘Het doel is om contracten binnen te slepen om daarna de technologie te kunnen verkopen. We leren hoe de EU werkt en we kunnen meeschrijven aan de eisen die worden gesteld.’ Om eraan toe te voegen: ‘We zijn geen humanitaire organisatie.’

Gek genoeg zitten politie, brandweer en andere hulpdiensten, dus de partijen die daadwerkelijk gebruik gaan maken van de technologie, vaak niet of in kleine aantallen aan tafel. Neem de PASAG, een adviesraad over wat voor veiligheidsonderzoek moet worden gedaan in het Horizon2020-programma. Daarin zit slechts één organisatie die eindgebruikers direct vertegenwoordigt: het European Network of Law Enforcement Technology Services (ENLETS).

Hierdoor sluit de ontwikkelde technologie, net als bij de A-WASP, niet aan op de wensen uit de praktijk, vertelt ENLETS-voorzitter Patrick Padding ons. De innovatieprogramma’s richten zich vaak op de ontwikkeling van zeer geavanceerde technologie. Padding: ‘We willen niet altijd het nieuwste snufje hebben, maar bijvoorbeeld gewoon een app die werkt op een oud model smartphone. De wensen zijn vaak heel eenvoudig.’

Dat besef is inmiddels ook tot de Europese Commissie doorgedrongen. Na afloop van een persbijeenkomst in Den Haag zegt een hoge functionaris tegen ons dat het moeilijk is gebleken om voldoende eindgebruikers te vinden voor projecten. Daar probeert de Commissie nu verbetering in aan te brengen door eindgebruikers eerder bij onderzoeken te betrekken. Maar dat is de afgelopen jaren dus amper gelukt.

Maar worden we er nou echt veiliger door?

In 2015 verscheen een rapport over de besteding van de eerste 1,4 miljard euro subsidies voor de onderzoeken naar nieuwe technologie. De bevraagde ontvangers waren positief over de resultaten en roemden de mogelijkheden om met andere partijen samen te werken. Er worden ook kritische noten

De onderzoeken hebben tot weinig wetenschappelijke publicaties geleid: gemiddeld drie per project, in tegenstelling tot gemiddeld twaalf voor andere onderzoeksvelden die met Europees geld worden gesubsidieerd. Maar iets meer dan de helft van de ondervraagden meent dat de opbrengsten van de projecten opwegen tegen de investeringen. Bijna één op de vijf vond dat de projecten te weinig opleverden. Opvallend is ook de aanbeveling dat er meer aandacht nodig is voor het gebruiken van de resultaten van het onderzoek.

We hebben zelf ook een steekproef gedaan door bij onderzoekers te vragen wat er met de uitkomst van de onderzoeken gebeurt. Van de 140 projectleiders die wij hebben benaderd, reageerden maar 38 op ons informatieverzoek. De rest reageerde niet en kon dus niet verantwoorden hoe de gelden zijn besteed. Zelden leidde een project tot een concrete en verkoopbare technologie.

Een van die 38 projectleiders was TNO. Die liet ons weten dat de kennis vooral heel handig is voor de doorontwikkeling van hun andere projecten en voor het opzetten van contacten met buitenlandse partners.

Inderdaad: ook uit ons onderzoek in België en Duitsland blijkt dat de opbrengst van de gesubsidieerde projecten geen tastbare technologie is, maar – houd je vast –aanbevelingen, case studies, catalogi, concepten, conferenties, handboeken, expertisenetwerken, databases, methodologieën, onderzoeksagenda’s, procedures, rapporten, richtlijnen, risicoanalyses, roadmaps, rondetafeldiscussies, taxonomieën, vergelijkende studies, workshops en websites.

Zonder afbreuk te willen doen aan het wetenschappelijke belang daarvan: daar staan zeer weinig tastbare eindresultaten tegenover. Veel papier, dat wel. Maar zelfs wat wetenschappelijke publicaties betreft, scoort het Europese veiligheidsonderzoek niet grandioos.

De ‘Valley of Death’ na het onderzoek

Een van de projectleiders die wél reageert is professor Jean-Luc Gala van de Université Catholique de Louvain. De vier Europese onderzoeken waar Gala zelf financiering voor kreeg, resulteerden wél in technologie, maar uit contacten met collega’s weet hij dat er vaak problemen zijn. ‘Dit is geen persoonlijke analyse van mij alleen; verschillende projectcoördinatoren denken er net zo over. Een van de problemen is dat drie jaar – de gemiddelde looptijd van de onderzoeksprojecten – gewoon te kort is om from scratch iets nieuws te ontwikkelen.’

Nog een andere kritiek die Gala opwerpt is een ‘compleet gebrek aan interesse’ van nationale overheden. ‘Dat geldt niet alleen voor België maar voor zowat alle Europese landen. In alle ernst: u bent de eerste persoon in tien jaar die mij opbelt en vraagt wat mijn Europese onderzoeken hebben opgeleverd.’

U bent de eerste persoon in tien jaar die mij opbelt en vraagt wat mijn Europese onderzoeken hebben opgeleverd

Peter Löffler, hoofdlobbyist van Siemens, trekt een harde conclusie. ‘Voor ons zijn de onderzoeken op zich niet interessant. Wij zijn vooral benieuwd wat er aan beleid zit aan te komen, zodat wij ons daarop kunnen richten. Er is een zogenaamde Valley of Death. Alleen onderzoek wordt gefinancierd. Zodra er een product gemaakt moet worden, is er geen financiering meer beschikbaar. Er is dan misschien een prototype, maar nog niets waar een klant echt mee uit de voeten kan.’ Daarvoor moet dan nog te veel gebeuren. ‘De meeste ideeën overleven het dan niet.’

Opmerkelijk is ook de kritiek van de Duitse oud-Europarlementariër Karl von Wogau. Hij zat in de Group of Personalities en is altijd een zeer actief pleitbezorger geweest voor een Europese veiligheidsmarkt. Eind november zei hij tegen ons dat de FP7- en Horizon2020-subsidies ‘een stap in de goede richting waren, maar geen groot succes.’ De projecten waren en zijn te klein om een impact te maken en hadden net zo goed op nationaal niveau gedaan kunnen worden. Daarnaast worden er volgens hem veel te veel studies gedaan en wordt veel te weinig concrete technologie ontwikkeld.

Technologie als heilige graal

Ook projecten die door de Commissie wél als succes worden gepresenteerd, kennen grote tekortkomingen. Een aantal onderzoeken heeft geleid tot EUROSUR, een samenwerking van enkele Mediterrane landen die de migratiestromen op de Middellandse Zee met technologische oplossingen. Het project heeft meer dan zeshonderd miljoen euro gekost en heeft tientallen miljoenen aan onderzoekssubsidie gekregen.

Het doel is het aantal illegale immigranten die in het Schengengebied aankomen verkleinen, het aantal sterfgevallen op de Middellandse Zee terugdringen en grensoverschrijdende criminaliteit tegengaan. Vorig jaar zijn er zeker 4700 migranten verdronken, dus het tweede doel is zeker niet gehaald.

EUROSUR kampt ook met andere problemen. Deelnemende lidstaten zijn bijvoorbeeld niet verplicht om data met elkaar te delen, wat in de praktijk dan ook onvoldoende gebeurt. Ruben Andersson, universitair hoofddocent aan de universiteit van Oxford, is dan ook zeer kritisch over EUROSUR. ‘Het is een enorm ambitieus project, dat maar weinig politieke aandacht heeft gekregen,’ vertelt Andersson. ‘Er wordt niet gekeken of dit project wel nuttig is.’ Volgens hem zijn mensen die met het systeem moeten werken er helemaal niet over te spreken.

We spreken ook nog Irna van der Molen. Zij is coördinator van het Kenniscentrum Risicomanagement en Veiligheid van de Universiteit Twente. Zij vindt dat in het Europese veiligheidsonderzoek de nadruk te veel ligt op de technologie en te weinig op sociale wetenschappen. ‘Het gaat nu alleen maar om de repressieve kant. Maar het moet ook gaan over preventie in de buurt, wijk, openbare ruimtes. Om anders na te denken over problemen en kansen. Veiligheid heeft ook vaak met leefbaarheid te maken. Daar willen we meer nadruk op leggen. Dat hebben we aangegeven bij de EU, maar ik zie dat niet zo

Veiligheid voor de een is onveiligheid voor de ander

Er is nog een probleem: Europese bedrijven eten van twee walletjes. Enerzijds leveren ze wapens aan strijdende partijen in het anderzijds verdienen ze geld aan het beveiligen van de Europese grenzen - tegen problemen die voortkomen uit deze conflicten.

Europese bedrijven exporteren ook hun digitale wapens naar dictatoriale regimes. Keer op keer komen bedrijven in opspraak omdat ze surveillanceapparatuur hebben geleverd waarmee journalisten, activisten en gewone burgers in grote problemen zijn gekomen. Amnesty International rekende uit dat twaalf EU-landen sinds 2014, ondanks zeer zware repressie door het Egyptische regime, voor meer dan zes miljard aan wapens hebben verkocht aan het Egyptische leger en de politie.

Er zijn geen aanwijzingen dat Europese subsidies hiervoor misbruikt worden, maar het is wel opmerkelijk dat bedrijven onderzoeksgelden krijgen om oplossingen te verzinnen voor problemen waar ze zelf mede debet aan zijn.

Wel zijn er protesten geweest. In 2015 tekenden dertig Palestijnse vakbonden en mensenrechtenorganisaties bezwaar aan tegen subsidies voor Elbit, een Israëlisch bedrijf dat wapentuig maakt dat tegen Palestijnen wordt gebruikt. Met die kritiek is niets gedaan en Elbit heeft uiteindelijk 3,1 miljoen euro gekregen.

Daarnaast is er geen zicht op wat er met kennis en technologie gebeurt in een dictatoraal of conflictland als een onderzoeksproject is afgelopen. In het SUBCOP-programma deden bijvoorbeeld ook Israël en Turkije mee, landen met een snel verslechterende mensenrechtensituatie. Israël heeft door de jaren heen ruim 38 miljoen euro gekregen, bijvoorbeeld meer dan Polen en Denemarken. Turkse bedrijven en instellingen kregen ruim vijf miljoen euro.

Wat gebeurt er met de technologie die bedrijven en instellingen uit deze landen mee helpen te ontwikkelen? Vinden we het oké als de A-WASP, waar Israël en Turkije ook een aandeel in hadden, Wat is er met de subsidies gebeurd die zij kregen? Wat kunnen zij doen met de technologie? Onderzoeksprojecten worden wel ethisch getoetst, maar zodra een project is afgelopen, houdt niemand meer bij wat er met de technologie gebeurt.

Europa kan niet veilig genoeg zijn

De Commissie zegt dat er lessen zijn geleerd uit de afgeronde onderzoeksprogramma’s. Ze belooft eindgebruikers, zoals hulpdiensten, eerder te betrekken en beter erop toe te zien dat ontwikkelde technologie de markt ook haalt.

Toch lijkt de geschiedenis zich te herhalen. In 2015 presenteerde een nieuwe Group of Personalities een plan voor een militair Volgens het rapport hebben defensiebedrijven het zwaar: met voornamelijk overheden als klanten is hun markt klein en is het dus ‘quite challenging’ om in ‘Research & Technology’ (R&T) te investeren. De groep pleit ervoor dat Europa de industrie uit de brand helpt, om een concurrentievoordeel van niet-Europese bedrijven – wiens R&T volgens hen wél door de staat wordt gefinancierd – te voorkomen.

In deze Group of Personalities zit geen enkele eindgebruiker, zoals hulpdiensten of politie. De groep bestaat voornamelijk uit vertegenwoordigers van grote defensiebedrijven, waaronder de CEO’s van Saab, BAE Systems, Finmeccanica en Airbus. Hun gewenste onderzoeksprogramma is er gekomen: eind vorig jaar presenteerde de Europese Commissie een nieuw militair fonds. Elk jaar zal 500 miljoen euro worden vrijgemaakt voor onderzoek naar innovatieve militaire technologieën. Het is de vraag of die subsidies de Europese burger daadwerkelijk vooruithelpen, of enkel de industrie.

De Europese Commissie heeft, ondanks herhaaldelijke verzoeken, niet op onze vragen gereageerd.

Dit verhaal kwam tot stand met co-auteurs Kristof Clerix, Kai Biermann, Guillaume Pitron en Lorenzo Bagnoli.

Dit onderzoek kwam tot stand in het kader van Security for Sale, een internationaal onderzoeksproject over de Europese veiligheidsindustrie onder leiding van De Correspondent. Voor dit project werkten wij samen met meer dan twintig Europese journalisten. Het consortium kreeg een werkbeurs van Journalismfund.eu.

Meer lezen van dit onderzoeksproject?