Met The Correspondent achter de papegaaien aan die wereldwijd stadscentra overnemen
Voor The Correspondent rijden we deze maand met een echte persbus langs plekken die zelden in het nieuws zijn, maar toch staan voor grote ontwikkelingen. Het Unbreaking News in deze aflevering gaat over de niet-menselijke wereld. Want geen inzicht hebben in hoe het komt dat we leven, kan inhouden dat we niet overleven.
Het nut van een uitbreiding naar Engels taalgebied is voor een Correspondent Niet-mens als ik – om er een grensoverstijgende term in te gooien – obvious. Geen betere manier om een groter deel van de mensenwereld te wijzen op het belang van de wereld buiten de mens.
Of nou ja, ‘de wereld buiten de mens’... Ook ín ons lichaam heeft ruim de helft van de cellen niet ons DNA. En elke wél menselijke cel is van origine een samensmelting van meerdere bacteriën in hetzelfde celmembraan.
Om maar te zeggen: een mens op zichzelf is niks. Niets leeft in isolatie.
Daarbij: een leefbare planeet bestaat uit planten, insecten en microben, plus wat schimmels. De rest is extra. Op dit aardse podium verblijven wij, afhankelijk van van alles, als menselijke extra’s.
Tot op zekere hoogte is mijn correspondentschap zo ook een correspondentschap Zelfkennis te noemen. En niet alleen Nederlanders zijn gebaat bij meer zelfkennis.
Geen inzicht hebben in hoe het komt dat we leven, kan inhouden dat we niet overleven.
Ik kom nog op die papegaai in de bus.
Vergeet de ladder van het leven
Van oudsher bezien we het leven door een hiërarchische bril, met de mens bovenaan de ladder. Oké, de mens is een product van de evolutie, denken we dan, maar dat geldt vooral voor het lichaam. De menselijke geest is iets heel anders. Volslagen uniek. We maken immers werktuigen, plannen vooruit. We hebben ook bewustzijn, pijn, cultuur en taal.
Maar langzamerhand blijven er steeds minder uniek menselijke eigenschappen voor ons over. Mensapen plannen ook – wanneer ze stenen verzamelen om noten te kraken die ze nog moeten vinden. En veel kwaliteiten die we eerst zagen bij mensapen, ontdekten we later ook bij niet-mensapen en andere zoogdieren of vogels – en zelfs bij ongewervelden zoals de inktvis.
Lang vonden we dat iedere keer weer wonderlijk. Maar nu denken biologen: logisch.
Want de evolutie is een puzzelaar: altijd aan het prutsen op optimale oplossingen voor problemen waar de omgeving een organisme voor stelt. En voor vergelijkbare problemen vindt ze geregeld vergelijkbare oplossingen.
Dit noemen we: convergente evolutie.
De evolutie is een puzzelaar. Altijd aan het prutsen op optimale oplossingen
Neem de dolfijn, de haai en de ichtyosaurus. De één is een zoogdier, de ander een vis en de laatste een reptiel. Toch kwamen al die verschillende takken van de evolutionaire boom uit bij hetzelfde gestroomlijnde ontwerp.
Of neem de mens en de octopus. Wat hebben wij gemeen? Onze oogballen. Ze zijn vrijwel identiek. Ook al zwom onze laatste gemeenschappelijke voorouder 550 miljoen jaar terug niet rond met iets wat je ogen kunt noemen. (Het octopusoog is eigenlijk zelfs beter, het heeft géén blinde vlek.)
Soorten kunnen convergeren in elk aspect van hun biologie, van genen tot gedrag. Zo bezien is er dus nooit sprake van ‘meer of minder geëvolueerd’, maar alleen van een ‘optimale oplossing voor omgevingsproblematiek’.
Gaaien komen naar je toe deze zomer
En zo kon het gebeuren dat ergens in onze evolutionaire geschiedenis ook de mens en de papegaai voor gelijke uitdagingen stonden en met een gelijke oplossing kwamen. Namelijk: breinstructuren die zich bezighouden met de productie en interpretatie van spraak. Structuren die je in de breinen van apen niet vindt.
Daar gaat ons laatste kleine Gallische dorpje der menselijke exceptionaliteit. Taal.
Of toch niet? De discussie over wat taal mag heten is in volle gang. Ik schrijf er nu een stuk over. Maar weet: dankzij ‘convergente evolutie’ kan verwantschap opduiken waar je het niet verwacht.
Dus misschien is het niet raar dat we nu steeds meer papegaaien in onze steden treffen. Hun oorspronkelijke woonwouden gingen ter ziele aan meubels en landbouw. Op naar de urban jungle. Ze gedijen er goed. Denk aan de Haagse halsbandparkiet.
Had The Correspondent al bestaan, dan kon ik iedereen die Engels spreekt vragen: welke papegaaien leven er in jouw stad? En: is het niet leuk om programma’s op te zetten waarmee we ook gekooide papegaaien vrijlaten in metropoolcentra wereldwijd?
Maar eigenlijk zou je alle artikelen die ik tot nu toe schreef – over visquota, de embryohandel, walviscultuur of de pr-problematiek der ongewervelden – rustig kunnen vertalen. In het Engels, in het Chinees.
Er is nul Nederlandse context nodig om deze verhalen over niet-menselijk leven te begrijpen. De problemen die ze aankaarten zijn ook niet in een louter Nederlandse context op te lossen. En veel mensen die ik voor deze stukken sprak, wéten niet eens iets van Nederland. (Behalve dan dat we een zeehondengekkie koesteren die zeehondonderzoekers aardig frustreert.)
Daarnaast zijn stukken soms een zware bevalling. Des te vreugdevoller als een stuk zich in ruimere aandacht mag verheugen. Dan trekt het ook weer meer interessante mensen aan, die me met hun kennis verder helpen. Zo belandde ik eens op een visbestandenconferentie op Texel.*
Kortom, zie jij graag dat verhalen als die over de papegaai vleugels krijgen: doe mee!