Islamitische Staat kan op de Filipijnen weer herleven
Islamitische Staat lijkt verslagen. Maar aan IS gelieerde strijders vormen nog altijd een grote bedreiging. Dat merkte ik toen ik verslag deed van een vergeten conflict op de Filipijnen.
De brug over de Agus-rivier die naar het centrum van de Zuid-Filipijnse stad Marawi leidt, is afgesloten met een hek. Daarvoor een bord met de tekst: ‘Gesloten. Oorlogsgebied.’ Erachter liggen straten er levenloos bij, het onkruid hoog opgeschoten.
Nog geen twee jaar geleden was Marawi een levendige handelsstad met zo’n 200.000 inwoners, in oppervlakte bijna gelijk aan Utrecht. Maar aan IS verbonden opstandelingen namen de stad in, waarna het Filipijnse leger overdonderend geweld inzette om hen te verdrijven.
Ik ben hier om te onderzoeken in hoeverre IS echt verslagen is, of dat de beweging op de Filipijnen kan herleven. Het laatste is zeker niet uit te sluiten, zal ik te horen krijgen.
Je kunt het al een beetje opmaken uit de boosheid bij Saawiya Ibrahim Amate (48), met wie ik op het dak van een gebouw sta aan de andere kant van de rivier. De muren van de betonnen flats van drie, vier verdiepingen waarop we uitkijken, zijn volledig aan flarden geschoten. Geen muur is ongeschonden.
Amate wijst naar de minaret van de oude moskee, die de belegering door het leger en de beschietingen wonderbaarlijk genoeg heeft overleefd. Haar huis staat er vlakbij. Ze is er geboren, net als haar ouders, hún ouders en de generaties daarvoor.
Amate’s man mocht onder begeleiding van het leger één keer terug om het huis te bezoeken. Er is vrijwel niets van over. De strijders hadden gaten geslagen in de muur om zich door de huizenblokken heen te kunnen verplaatsen, overal lag afval. Het enige wat hij nog kon redden waren een paar borden. ‘Alles was gestolen of kapotgemaakt.’
Natuurlijk is ze boos op de IS-strijders die het geweld begonnen, zegt ze. Maar bozer is ze op de overheid. Want was het nu echt nodig de hele stad te vernietigen om hen te verdrijven? Amate: ‘Als zij de noodtoestand niet had afgekondigd, als het leger de stad niet zo zwaar had belegerd, was het misschien anders gelopen. Als ze een manier hadden gevonden om eruit te komen met IS, was dit misschien niet gebeurd.’
Eed van trouw aan Islamitische Staat
De golf van geweld begint op 23 mei 2017, als Filipijnse veiligheidstroepen midden in Marawi stuiten op Isnilon Hapilon, een van de belangrijkste leiders van de lokale terreurgroep Abu Sayyaf. In 2014 had hij trouw gezworen aan de Iraakse IS-leider Abu Bakr al-Baghdadi, waarna hij een aantal islamitische strijdgroepen in het zuiden van de Filipijnen achter zich had verenigd onder de vlag van IS.
Er breekt een vuurgevecht uit. Al snel komen aan IS verbonden strijders uit de regio, geleid door de broers Omar en Abdullah Maute, hun kameraad te hulp. De twee hebben dan al vergaande maatregelen getroffen om de stad over te nemen, blijkt achteraf. Zo zouden ze ruim anderhalf miljoen dollar van de leiding van IS in Syrië en Irak hebben ontvangen om wapens en voedsel te kopen om de strijd in Marawi voor te bereiden.
Ze weten het leger uit de straten te verdrijven en hijsen de zwarte vlag van IS. Vrijwel direct plaatsen ze het nieuws in verschillende talen op een door IS-volgelingen veel gebruikt Telegramkanaal. Daar stromen de steunbetuigingen uit de hele wereld binnen. Binnen een paar uur is de verovering wereldnieuws.
Een schok van ontzetting gaat door de Filipijnen – en de rest van de wereld. Het leger strijdt al decennia tegen allerlei militante islamitische afscheidingsbewegingen in het zuiden van het land die zich achtergesteld voelen door de christelijke machthebbers in de hoofdstad Manila. Maar hoewel sommige fracties zich steeds nadrukkelijker associeerden met IS, verkondigde het leger steeds dat die naam slechts werd gebruikt om de reputatie van die groepen te versterken.
De verovering van Marawi bewijst hun ongelijk. In juni 2017 wijdt IS zijn tijdschrift Rumiyah vrijwel geheel aan de strijd op de Filipijnen en benoemt Abu Bakr al-Baghdadi Hapilon tot ‘emir’ van IS in Zuidoost-Azië. Dat is één stap voor een officiële erkenning als provincie van het kalifaat. Strijders uit de hele regio worden opgeroepen naar de Filipijnen af te reizen om de strijd te steunen.
Drie uur na de verovering van Marawi roept President Rodrigo Duterte de staat van beleg uit op heel het eiland Mindanao. En drie dagen later begint een serie vernietigende luchtaanvallen op de stad. Zo’n 300.000 inwoners van de stad en omliggende dorpen slaan op de vlucht.
Na vijf maanden roept Duterte de overwinning uit, maar onder de bevolking van Marawi overheerst vooral woede. Het was sinds 2008 de vierde keer dat gewapende mannen de stad innamen, en lokale leiders wisten hen telkens ervan te overtuigen zich vreedzaam terug te trekken. Maar dit keer kregen ze daarvoor de kans niet.
Nu, een jaar later, zijn er nog altijd 230.000 mensen ontheemd, stelt het Rode Kruis. Niemand mag de stad in vanwege de onontplofte explosieven die nog overal zouden liggen. De funderingen van de meeste huizen die nog overeind staan zijn zó zwaar beschadigd dat de stad waarschijnlijk in zijn geheel moet worden herbouwd. Het plan is om er met hulp van Chinese investeerders een soort nieuw Dubai van te maken.
‘Tikkende tijdbom’
Die plannen stuitten veel inwoners tegen de borst. Marawi is de belangrijkste stad voor moslims in het overwegend katholieke Filipijnen. Velen verdenken de autoriteiten ervan de gelegenheid te misbruiken om zo hun stad voor eens en voor altijd af te nemen.
Maar bijna niemand durft dit openlijk te zeggen. De noodtoestand is nog steeds van kracht, waardoor je zonder aanklacht of verdenking kunt worden opgepakt of zelfs gedood. Sommige meer kritische bewoners kregen al tekstberichten die hen met arrestatie bedreigden als ze hun mond niet zouden houden.
Dat vertelt Drieza Lininding, voorzitter van de Moro Consensus Group, een lokale vredesorganisatie, die we treffen in een café in de nabij Marawi gelegen stad Iligan. Hij is een van de weinigen die nog openlijk kritiek durft te geven op de overheid, maar zijn blik is gespannen en hij wrijft constant zenuwachtig in zijn handen. Toch neemt hij de risico’s voor lief: zijn stad is te belangrijk om te laten verdwijnen, zegt hij.
De gemeenschap in Marawi is onze identiteit, we kunnen niet zomaar ergens anders worden geplaatst
Lininding: ‘De gemeenschap in Marawi is onze identiteit, we kunnen niet zomaar ergens anders worden geplaatst. Marawi moet worden herbouwd zoals ze was, in haar oorspronkelijke vorm. Dat is wat we willen. Niets meer en niets minder.’
De zorgen over de stad komen bovenop de frustraties die er al zijn, vervolgt hij. De staat gebruikte buitenproportioneel geweld: scholen, ziekenhuizen, vrijwel alles wat mensen bezaten is vernietigd. Honderden burgers kwamen om het leven omdat het leger hen niet op tijd liet waarschuwen voor de luchtaanvallen, maar deze misstanden zijn nooit onderzocht.
Als de autoriteiten deze zorgen niet serieus nemen, kan het opnieuw misgaan, waarschuwt Lininding. ‘Sommigen, velen misschien, kunnen besluiten zich aan te sluiten bij terroristische groepen om wraak te nemen voor wat we hebben verloren in Marawi. De situatie is een tikkende tijdbom.’
Hoe groot is dit gevaar?
Of die angst terecht is, weet niemand. IS leed zware verliezen in Marawi en hun belangrijkste leiders zijn gedood, onder wie Hapilon en de gebroeders Maute. Ook werken landen in Zuidoost-Azië nauw samen om te voorkomen dat IS zijn invloed in de regio uitbouwt. Ze voeren gezamenlijke lucht- en maritieme patrouilles uit op de Suluzee en veiligheidsdiensten wisselen informatie met elkaar uit.
Daarnaast tekende president Duterte eind juli de Bangsamoro Organic Law (BOL), die voor meer autonomie voor de regio moet zorgen en een einde moet maken aan bijna vijftig jaar oorlog. De wet wordt gesteund door de twee grootste islamitische afscheidingsbewegingen in de regio, de MILF en de MNLF. De bevolking van de regio mag zich hier volgend jaar in een volksraadpleging over uitspreken.
Maar er zijn ook aanwijzingen dat de aan IS verbonden strijders in de Filipijnen zich hergroeperen, en zich met steun van IS-strijders uit Syrië en Irak voorbereiden op een nieuwe grootschalige aanval. In Marawi maakten ze tientallen miljoenen dollars buit, die ze nu gebruiken om nieuwe strijders te ronselen, stelt persbureau Reuters op basis van bronnen binnen het leger.
Daarnaast wordt nog wekelijks gevochten tussen aan IS verbonden strijders en het Filipijnse leger, en vinden er geregeld bomaanslagen plaats. Op 31 juli eiste IS via het eigen mediakanaal Amaq een zelfmoordaanslag op het Zuid-Filipijnse eiland Basilan op, uitgevoerd door een Marokkaan. Het was de eerste door IS opgeëiste aanval in de Filipijnen die is uitgevoerd door een niet-Aziaat, en de eerste zelfmoordaanslag in het land.
Toch claimt het leger terrein te winnen: sinds januari sneuvelden meer dan tweehonderd extremisten, aldus Gerry Besana, woordvoerder van het Filipijnse leger. Maar de gevechten gaan door.
Het centrum van de oorlog
Het centrum van die strijd speelt zich af op de eilandengroep Sulu, thuisbasis van de aan IS verbonden strijdgroep Abu Sayyaf, waartoe ook Hapilon behoorde.
Abu Sayyaf begon in de jaren negentig met steun van Al-Qaida als islamitische onafhankelijkheidsbeweging, maar staat tegenwoordig meer bekend als een door familiebanden bijeengehouden groep criminelen die vooral uitblinkt in brute gijzelingen voor miljoenen euro’s losgeld.
De afgelopen drie jaar werden er twintig gijzelaars onthoofd, onder wie twee Canadezen en een Duitser. De Nederlandse vogelaar Ewold Horn is sinds 2012 in hun handen.
Nadat de laatste IS-strijders uit Marawi werden verdreven, vluchtten de belangrijkste overgebleven leiders vermoedelijk naar Sulu. Ze zouden zich schuilhouden in de dichte jungle van het bergachtige gebied rond Patikul, even buiten Jolo, de hoofdstad van het gelijknamige eiland.
Na lang aandringen krijgen we toestemming van de gouverneur van Sulu om een bezoek te brengen aan het eiland. Het is de uitgelezen plek om de belangrijkste vragen waarmee we op reis gingen te beantwoorden: hoe groot is de invloed van IS in de Filipijnen? En wat betekent dit voor de inwoners van het eiland, en het verloop van de strijd in de regio?
Vanuit het raam van het kleine vliegtuig zien we tientallen paradijselijke eilandjes met stralend witte stranden. Maar wanneer we zijn geland komen direct zo’n twintig zwaarbewapende agenten en militairen ons tegemoet. ‘Welkom op Sulu’, zegt hun commandant, die ons naar drie gereedstaande pick-uptrucks begeleidt. Een minuut later rijden we in konvooi toeterend de kleine asfalten landingsbaan af.
Journalisten zijn hier een zeldzaamheid. Sinds 2000 zijn er minstens 23 veelal buitenlandse journalisten gekidnapt. Hoewel het leger de druk de afgelopen jaren opvoert, is Abu Sayyaf nog oppermachtig. Zelfs met dertig soldaten als persoonlijke bewakers maken we geen schijn van kans als de groep ons buiten de stad zou belagen, zegt een soldaat.
Wraak
In het militaire ziekenhuis van Jolo zijn de effecten van het geweld goed te zien. Zeventien lijkbleke jongeren in groene overalls liggen verspreid in bedden in een wit gestucte kamer. Ze raakten een week eerder gewond toen ze in de jungle een paar gewapende mannen in een huis aantroffen, waarna een vuurgevecht ontstond.
Luitenant ‘Liger’ (24) gaf opdracht tot de aanval. ‘Nadat we hen een tijdje hadden geobserveerd en we zeker wisten dat ze gewapend waren, gaf ik het bevel aan te vallen. Ze reageerden direct door granaten terug te vuren. De meesten van ons raakten gewond door granaatscherven.’
Terwijl hij spreekt, staart hij voor zich uit. Het is zijn eerste maand op het eiland en zijn eerste vuurgevecht ooit, zegt hij zachtjes. In een korte briefing was hem verteld dat zijn vijanden goed bewapend zijn en zich soms schuilhouden onder de bevolking. Maar wat ze precies nastreven, en waarom ze dat doen, weet hij niet.
Wat hij evenmin weet, is dat er volgens de lokale mensenrechtengroep Suara Bangsamoro bij de confrontatie zeven jonge mannen uit een naburig dorp omkwamen die op dat moment fruit aan het oogsten waren. Legerwoordvoerder Gerry Besana ontkende dit later stellig en noemde het ‘pure propaganda’, bedoeld om de militaire operaties op het eiland te dwarsbomen.
Dit soort berichten – of ze waar zijn of niet – veroorzaken veel spanningen op het eiland. Veel soldaten zijn net als luitenant ‘Liger’ piepjong en weten vaak amper hoe je onderscheid maakt tussen strijders en burgers. Om te voorkomen dat burgers in militaire operaties terechtkomen, moeten ze iedere verplaatsing over het eiland melden bij de autoriteiten.
Toch gaat het weleens mis, wat veel woede en verdriet veroorzaakt bij de nabestaanden. Zij zien het leger veelal als bezetters, en zweren vaak wraak. Abu Sayyaf, die altijd nieuwe rekruten kan gebruiken, biedt hun die mogelijkheid. Zo blijft de cyclus van geweld in stand, zegt Octavio Dinampo, hoogleraar politicologie aan de Mindanao State University in Jolo.
Geen andere keuze
Die zucht naar wraak dreef ook Ahmed (34) naar Abu Sayyaf. We spreken hem in een militaire basis in Jolo, een week nadat hij zich heeft overgegeven. Ahmed is alleen bereid te praten onder een schuilnaam. Om niet herkend te worden door zijn voormalige kameraden, draagt hij een zonnebril en een hoofddoek.
Ahmed sloot zich in 2013 aan bij Abu Sayyaf nadat zijn familie ruzie kreeg met een familie die goede banden had met het leger, en die hen ervan beschuldigde deel uit te maken van Abu Sayyaf. Het zette hem voor het blok, zegt hij. ‘We hadden twee opties: ons laten arresteren en wellicht doden door het leger, of de hulp inroepen van Abu Sayyaf.’
‘We wisten dat ze sterk waren en werden gezocht door het leger’, vervolgt hij. ‘Maar zij waren de enigen die ons konden helpen. En wij vochten liever hard terug dan ons te laten verslaan.’
De vijf jaar die volgden, bracht hij voornamelijk door in de jungle. Maar hij kreeg weinig mee van wat daarbuiten gebeurde. Zijn leider vertelde hem over de oorlog in Syrië en Irak en IS, maar hij heeft nooit geweten dat Abu Sayyaf-leider Hapilon trouw had gezworen aan IS-leider Al-Baghdadi.
Hij noemt Hapilon een dappere strijder, omdat hij het opneemt tegen het leger. Maar aan de slag om Marawi deed hij zelf niet mee, zegt hij. Die kent hij vooral van tv.
‘Alleen onze leiders weten wat er speelt’, antwoordt hij na enig aandringen. ‘Zij hebben contact met elkaar, weten wie er zijn gegijzeld, welke buitenlanders zich op het eiland bevinden en verdiepen zich in ideologie. De meeste strijders geven daar niet om. Zij sluiten zich aan omdat hun familie dat ook doet, om het geld, of omdat ze wraak willen.’
Zijn dit de nieuwe strijders van IS?
Hoogleraar Octavio Dinampo stelt ook dat de meeste strijders in de regio worden gedreven door persoonlijke drijfveren, die vooral te maken hebben met de lokale leefomstandigheden. De IS-ideologie verspreidt zich vooral via hun leiders, voegt hij toe.
Dinampo: ‘Dat begon een aantal jaren geleden toen Al-Baghdadi een delegatie stuurde om Hapilon te rekruteren. Die zwoer vervolgens trouw aan Al-Baghdadi en kreeg in ruil veel geld. Dat geld is gebruikt om de aanval op Marawi voor te bereiden.’
We spreken Dinampo in een klaslokaal op de campus van de universiteit in Jolo. Hij draagt een kleine, grijze kufi-muts en een zwarte zonnebril.
IS-strijders citeren Koran-verzen over martelaarschap en maagden in het paradijs. Daarmee kunnen ze vooral arme jongeren overtuigen
Dinampo maakte in de jaren tachtig deel uit van een voorloper van Abu Sayyaf, die zich nog vooral verzette tegen de achterstelling van de islamitische bevolking. Toen zijn kameraden steeds meer afdreven van die idealen om zich bezig te houden met ontvoeringen voor het losgeld, legde hij de wapens neer. Maar nog steeds houdt hij contact met sommige leiders van Abu Sayyaf.
De intrede van het IS-gedachtegoed veranderde het karakter van de strijd in de regio blijvend, zegt hij. Hapilon slaagde erin de verschillende strijdgroepen in de regio te verenigen en de verschillen tussen de clans en hun militante leiders te overbruggen.
De IS-ideologie die hen bond, vond niet alleen gehoor bij geharde militanten uit achtergestelde regio’s zoals Sulu, maar ook bij jonge, ideologisch gedreven moslims uit de stedelijke middenklasse, zoals de Maute-broers die Marawi hielpen veroveren.
Hierin schuilt een gevaar voor de toekomst, waarschuwt hij. De hardcore idealisten hebben veel invloed op hun manschappen, en zijn lang niet allemaal omgekomen in Marawi, benadrukt hij. Daarnaast reisden er na de slag om Marawi verschillende buitenlandse IS-strijders naar de Filipijnen om zich bij hen aan te sluiten en de IS-ideologie te verspreiden, hoorde hij van zijn contacten.
Dinampo: ‘Het zijn er misschien niet veel, maar ze dragen een gevaarlijke ideologie uit en hebben geld. Ze citeren daarbij verzen uit de Koran over martelaarschap en maagden in het paradijs. Daarmee kunnen ze veel vooral arme, laaggeletterde jongeren overtuigen zich bij hen aan te sluiten. Die zijn gevoelig voor dat soort verhalen.’
‘Je ziet al hoe succesvol ze hierin zijn’, vervolgt hij, terwijl hij één vinger in de lucht steekt. ‘In Sulu maken de strijders allemaal dit gebaar op de video’s die ze verspreiden. Dat betekent dat er één God is, met Mohammed als zijn profeet. En dat er maar één soort mujahedin is, en dat is IS.’
Hoe voorkom je dat de IS-ideologie wortelschiet?
Om te voorkomen dat gewelddadige, extremistische ideologie gehoor vindt, moet je in de eerste plaats voorkomen dat er redenen zijn om ‘in verzet’ te komen, zegt Esmael Mangudadatu, gouverneur van de provincie Maguindanao, een uur of vijf rijden ten zuiden van Marawi.
Sinds zijn aantreden in 2010 biedt hij strijders van lokale extremistische strijdgroepen daarom de mogelijkheid om hun wapens in te leveren in ruil voor werk en onderwijs. De meeste mensen – ook strijders – willen namelijk vooral een gewoon leven, zegt hij.
Die werkwijze stuitte in de beginjaren vooral veel haviken in het leger tegen de borst, maar sinds de slag om Marawi volgen veel provinciale leiders zijn voorbeeld, zegt hij in zijn kantoor in Buluan, Maguindanao.
Mangudadatu: ‘Het besef dat extremisme niet alleen met kogels en geweld kan worden bestreden, is misschien het enige positieve gevolg van de slag om Marawi.’
We spreken hem kort tijdens een bijeenkomst over de aanpak van extremisme in de regio, waar legerofficieren, ambtenaren en religieuze leiders het woord voeren. Buiten zijn kantoor wachten lokale dorpsoudsten op hem, voor wekelijks overleg, op een muur achter hem hangen foto’s van zijn bezoekjes aan de dorpen in zijn provincie.
Mangudadatu: ‘De meeste mensen sluiten zich aan bij de strijdgroepen omdat ze onrecht ervaren en een beter leven willen. Vaak kiezen ze ervoor om financiële redenen. Dus moeten wij beleidsmakers hun meer bieden. Zoals werk voor henzelf en hun partner, onderwijs voor hun kinderen.’
Sinds zijn aantreden zijn drieduizend leerlingen afgestudeerd en lopen er tientallen sociale en economische projecten. Zo bezochten we een bananenplantage waar voormalige strijders en hun gezinnen werk kregen aangeboden. Overal in de regio hangen posters waarop de Bangsamo Organic Law wordt aangeprezen als de meest succesvolle weg naar vrede.
Maar het is de vraag of dit op tijd komt. Zo lijden sommige projecten onder corruptie, erkent hij. En hij kent de geruchten dat buitenlandse IS-strijders door de provincie zwerven om lokale leiders en militanten ervan te overtuigen zich bij hen aan te sluiten.
Mangudadatu: ‘Het vertrouwen tussen het leger en de bevolking is broos. Dat kan alleen worden hersteld door naar de gemeenschap te luisteren, en goed met haar samen te werken. We moeten laten zien dat wij meer te bieden hebben dan de extremisten.’
‘IS komt naar onze dorpen’
Mohammed (31) ging in op het aanbod van de autoriteiten. Begin dit jaar legde hij zijn wapens neer in ruil voor werk en scholing voor hem en zijn kinderen.
In een klein betonnen schoolgebouw even buiten Buluan, omgeven door rijstvelden en palmbomen, volgt hij samen met zestien voormalige strijders van militante groepen een opleiding tot timmerman.
In 2003 sloot Mohammed zich aan bij de inmiddels aan IS verbonden strijdgroep Bangsamoro Islamic Freedom Fighters (BIFF), nadat ze hem 3000 peso (50 euro) per maand hadden beloofd. Maar hij is het harde, gewelddadige leven zat, zegt hij. ‘Ik wil mijn leven veranderen zodat mijn kinderen een betere toekomst krijgen.’
Maar als we een van onze beveiligers wegsturen om het interview in afzondering verder te zetten, zegt hij dat hij niet alles heeft gekregen wat de autoriteiten hem hebben beloofd. Dat is volgens hem gelijk de hoofdreden dat sommige van zijn voormalige kameraden hun wapens nog niet neerleggen: ze vertrouwen de autoriteiten niet, zegt hij.
Als we doorvragen, noemt hij een andere ontwikkeling. Na de val van Marawi kwamen er een keer een tiental buitenlandse strijders in zijn dorp. Ze droegen hoofddoeken en lange baarden, en spraken over islam en de religieuze plicht om je te verzetten tegen onrecht. Ze zijn verbonden met IS, zegt hij resoluut.
Hij gaat rechtop zitten en vervolgt ernstig: ‘Ze hebben geld. Veel geld. Dat gebruiken ze om nieuwe strijders te rekruteren.’
Hoe loopt dit af?
Of dat geld en hun ideologie genoeg zijn om het geweld opnieuw te laten ontbranden, of dat de autoriteiten de bewoners in de regio op tijd een passend alternatief kunnen bieden, is moeilijk te zeggen. Maar als je uitkijkt over het totaal vernietigde Marawi, besef je dat een relatief kleine groep ideologisch gedreven strijders de vernietiging van de stad in gang zette.
En het is zorgelijk dat de lokale bevolking hiervan vooral de autoriteiten de schuld geeft. Want het zijn precies die gevoelens van onrecht waardoor IS in de regio kon groeien.
Nu het kalifaat in Syrië en Irak zo goed als verdwenen is, zijn het dit soort sluimerende conflicten waar IS zich op richt. Vóór juli 2017, ver voor de Iraakse stad Mosul viel, reisden honderden Zuidoost-Aziaten naar het zelfverklaarde kalifaat. Nu keren de overlevenden vermoedelijk terug naar huis, mét hun ideeën en oorlogservaring.
Mindanao vormt nog altijd een vruchtbare voedingsbodem voor die ideeën. Niet alleen onder de geruïneerde inwoners van Marawi, op het verwaarloosde Sulu of bij jonge, gefrustreerde moslims uit de stedelijke middenklasse. Ze vindt ook gehoor bij de geharde leiders van zwaarbewapende militante strijdgroepen die bestaan bij de gratie van oorlog en geweld en zich tegen het laatste vredesakkoord en de daaruit voortgekomen Bangsamoro Organic Law keren.
In Marawi hebben ze laten zien dat ze de clanverschillen en persoonlijke belangen hebben weten te overstijgen voor een gezamenlijk doel. Nu hebben ze geld, een reputatie en een geruïneerde bevolking die met de dag ongeduldiger wordt.
Ook Saawiya Ibrahim Amate weet niet wat de toekomst zal brengen, zegt ze, terwijl ze over de ruïnes van Marawi uitkijkt. Zoals ze ook niet zag aankomen dat haar geboortestad ten prooi zou vallen aan zoveel geweld.
Ze kende de geruchten dat IS-strijders zich in de stad bevonden, en zag de schaarse berichten in de media die hiervoor waarschuwden. Maar dat die het einde zouden inluiden van haar stad, besefte ze niet.
Amate: ‘Hoe konden we dat begrijpen? We leefden hier in vrede samen. Iedereen kende elkaar en er was altijd wel iemand die je kon helpen. Dit was geen tijd voor jihad. En kijk nu. Alles is vernietigd. Dat komt nooit meer terug.’
Dit verhaal had ik niet kunnen maken zonder de hulp van Moh Saaduddin, journalist van The Manila Times.Tijdens onze reportagereis van twee weken zorgde hij onder meer voor onze veiligheid en regelde hij ons vervoer en toestemming om normaliter ontoegankelijke gebieden te bezoeken. Ook maakte hij een aantal van de foto’s bij dit artikel.Tot mijn grote verdriet kwam hij een week na deze reis om het leven tijdens een motorongeluk.
Financiële steun voor dit verhaal kregen we van het Postcode Loterij Fonds voor journalisten.