De ene feminist is de andere niet, maar we delen een doel: ongelijkheid tegengaan
De strijd tegen ongelijkheid moet je zien als een marathon waarbij je alleen wint als iedereen – wit, zwart, vrouw, hetero of trans – tegelijk over de finish komt. Dat leerde ik uit mijn briefwisseling met de Belgisch-Rwandese feministe Sabrine Ingabire.
Een thema dat maar uit één hoek wordt belicht, komt nooit goed uit de verf, en dat geldt al helemaal voor het thema ongelijkheid. Want als er ongelijkheid bestaat tussen twee posities, ziet die er vanuit de ene plek per definitie anders uit dan vanuit de andere.
Dat is de reden waarom ik een briefwisseling ben begonnen met mensen die een andere blik kunnen bieden op feminisme. Feministen vormen (gelukkig) geen solide blok, maar hebben wél een gemeenschappelijk uitgangspunt: ongelijkheid tegengaan.
De eerste briefwisseling is tussen mij en de Belgisch-Rwandese columniste Sabrine Ingabire, en gaat over ‘wit feminisme’. Het zijn brieven geschreven met open vizier, die samen een antwoord zoeken op de vraag: hoe kun je verschillen erkennen en tegelijk solidair zijn?
Dag Sabrine,
Het lijkt de goden verzoeken: een briefwisseling beginnen met een uitgesproken feministe van Belgisch-Rwandese komaf over ‘wit feminisme’, iets waar ik het liefst ver van blijf.
Tot nu toe ben ik er nog door niemand van beticht. Ik ben weliswaar wit, en noem mezelf feminist, maar ik heb me, toen ik begon te schrijven over dit thema, ook voorgenomen om niet in die valkuil te trappen: de valkuil om onder de banier van ‘gelijkheid voor iedereen’ te marcheren, en tegelijk alleen die vormen van ongelijkheid te benoemen en bestrijden die mij zelf toevallig treffen. Want dat is wat ik versta onder ‘wit feminisme’: hardnekkig blind blijven voor de problemen van andere groepen – met name die van zwarte vrouwen en vrouwen van kleur.
Natuurlijk wil ik daar ver van blijven: ik wil racisme vermijden en geen mensen uitsluiten. Tot zover het goede voornemen; in de praktijk blijkt het lastiger dan gedacht. Waarom zijn de vrouwen om mij heen, met wie ik feministische thema’s bespreek, bijvoorbeeld voor zo’n groot deel wit, en ook nog jong en hoogopgeleid?
Je zou zeggen dat ik mijn best had gedaan om enkel mensen om me heen te verzamelen die op me lijken. Dat is één voorbeeld, maar ik vermoed dat er allerlei manieren zijn waarop niet alleen mijn huid, maar ook mijn feminisme stiekem best wel wit is. Daarom wil ik beter begrijpen wat ‘wit feminisme’ praktisch inhoudt. Hoe het werkt, of het schadelijk is en hoe het beter kan. Anders gesteld: welke vormen solidariteit kan hebben.
Het eerste waar ik op stuit als ik hierover nadenk, is de beperking van mijn eigen netwerk. Mijn schoolklassen, mijn studiegenoten, mijn sportclubs: wit. Mijn vrienden dus ook, net als veel collega’s. Toen ik me begon te verdiepen in feminisme, dacht ik: ik moet mijn wereld vergroten, ik moet gaan kennismaken en actief op zoek naar nieuwe contacten. Ik heb dus veel koffie gedronken, met vrouwen van allerlei achtergronden en leeftijden, met het vage idee om te zoeken naar verbinding, allianties, samenwerking.
Ik heb veel geleerd van al die gesprekken. Niet alleen omdat ik vaak huiswerk meekreeg (‘Heb je dit al gelezen, of dit? Begin daar eens mee’), lees- of kijktips waar ik veel van opstak. Maar de grootste les was dat ik niet kon verwachten dat een ander met een andere achtergrond of leeftijd zomaar een stap naar mij toe zou zetten, enkel omdat ik daarom vroeg. De stap moest ook – eerst – van mij komen.
Ik denk dat dat voor mij, net als voor veel (witte) mensen, aanvankelijk gek voelde, want: een stap zetten? Waarheen? Ik had toch al goede bedoelingen? Ik stond klaar, ik hoefde nergens heen.
Ik vroeg om vertrouwen zonder daar iets concreets tegenover te zetten
Gaandeweg begreep ik dat dat niet helemaal klopte, en dat ik in feite om een gunst vroeg. Ik vroeg om vertrouwen, om andermans tijd en aandacht voor een gezamenlijk project dat we nog moesten bedenken. Zonder dat ik daar iets concreets tegenover stelde. Ja, bondgenootschap: samen optrekken tegen ongelijkheid! Dat klonk mooi, maar ik stond er niet bij stil dat die ongelijkheid er voor anderen heel anders uitziet dan voor mij, en datmijn feminisme misschien niet uitnodigde tot ‘bondgenootschap’ omdat het bepaalde vormen van ongelijkheid niet aankaartte. Precies wat ik wilde voorkomen.
Ik weet nog altijd niet hoe ik die cirkel het beste kan doorbreken. Sabrine, wat zou jij doen als je door een witte feminist werd benaderd met de vraag: ‘Hoe kunnen wij elkaar versterken?’ Krijg je zo’n vraag weleens, of heb jij heel andere ervaringen met witte feministen (die al dan niet aan ‘wit feminisme’ doen)?
Je kent vast het boek van Anousha Nzume, Hallo witte mensen, waarin Nzume racisme uitlegt aan haar witte landgenoten. In het nawoord richt ze zelf speciaal een paar zinnen tot witte journalisten. Ze schrijft: ‘Ben je wit en heb je een positie van macht en privilege, dan is het aan jou om die positie te onderzoeken en te delen.’ Dat wil ik graag doen. En dat onderzoeken gaat het best door mijn eigen perspectief af te wisselen met dat van een ander. Fijn dus dat jij jouw blik hierop naast de mijne wilt plaatsen.
Warms,
Bregje
Lieve Bregje,
Als ik met je over ‘wit feminisme’ wil spreken, moeten we het eerst hebben over ‘intersectioneel feminisme’. Ik geloof namelijk dat mensen door verschillende factoren onderdrukt kunnen worden (bijvoorbeeld: etniciteit, socio-economische achtergrond, geaardheid, beperking…) en dat die factoren niet van elkaar te onderscheiden zijn.
Ik ben een zwarte vrouw. Ik ondervind onderdrukking door mijn zwart-zijn (negrofobie) en mijn vrouw-zijn (misogynie), maar soms ook omdat ik een zwarte vrouw (misogynoir) ben. Mijn ervaringen zijn daarom anders dan die van een zwarte man of een witte vrouw die in die situaties geen last zouden ondervinden.
‘Wit feminisme’ negeert deze verschillen en komt op voor de positie van één type vrouw: de hoogopgeleide, witte, heteroseksuele vrouw uit de middenklasse.
Ikzelf gebruik de term ‘wit feminisme’ wat vrijer, als een soort overkoepelende term voor een type feminisme dat andere mensen uitsluit. In dat opzicht hoef je geen witte vrouw te zijn om aan een zeker ‘wit feminisme’ te doen. Ik betrap mezelf er soms op als ik besef dat ik vormen van uitsluiting over het hoofd zie waar ik niet geregeld mee in aanraking kom.
Onlangs nog, toen ik concerttickets kocht voor mezelf en een vriendin met een fysieke beperking en erachter kwam dat de concertzaal voor haar ontoegankelijk was. Toen pas zag ik hoe blind ik ben voor haar dagelijkse struggle. Het gebeurt weleens dat ik klaag over de afwezigheid van liften in gebouwen, waardoor die niet toegankelijk zijn voor haar, maar het overviel me dat ik er nooit echt iets aan doe. En de enige reden waarom ik op die dag een e-mail stuurde naar de organisatoren – die het overigens niets kon schelen – was omdat ikeen probleem ondervond bij het boeken van de tickets.
Onderdrukking bevorderen uit onwetendheid heeft voor de slachtoffers even slechte consequenties als onderdrukking bevorderen uit slechte wil
Het was een erg ontnuchterende ervaring. Ik zie veel voorbeelden van ‘wit feminisme’ rondom me, en vroeg me op dat moment af hoeveel voortkomen uit onwetendheid – of blindheid zoals bij mij – en welke uit puur racisme. Maar ook onwetendheid mag in deze tijd van interconnectiviteit geen excuus zijn – onderdrukking bevorderen uit onwetendheid heeft voor de slachtoffers namelijk even slechte consequenties als onderdrukking bevorderen uit slechte wil.
Je vraagt me naar mijn ervaringen met witte feministen, en ik moet dan toevallig ook denken aan een concert. Deze zomer ging ik naar Beyoncé en Jay-Z in Parijs. Ik was omgeven door witte vrouwen die kleding droegen met het woord ‘FEMINIST’, en die uit volle borst de feministische anthems van Beyoncé zongen, en daarbij ook luidkeels het n-woord zongen. In de zwarte gemeenschap zijn we het onderling niet eens of we dat woord moeten blijven gebruiken, maar doorgaans vinden we dat witte mensen er geen gebruiksrecht op hebben.
Het is een heel eenzaam gevoel, wetende dat ik zelf het woord niet zeg, zing, of citeer, om telkens stil te vallen en de vloer te voelen trillen met de stemmen van witte mensen die niet geven om de pijnlijke geschiedenis van dat woord. Je zou denken dat het concert van een zwarte feministe voor mij een safe space zou zijn.
Gevallen als deze zijn natuurlijk anders dan gevallen waar ‘wit feminisme’ heel schadelijke institutionele gevolgen heeft voor vrouwen van kleur. Denk aan het grote aantal witte vrouwen, onder wie ook feministen, die voor Trump hebben gestemd. Zijn overwinning had enorme gevolgen voor vrouwen, maar des te meer voor vrouwen van kleur – en nog meer voor transvrouwen van kleur. 2017 was bijvoorbeeld het dodelijkste jaar voor transvrouwen in de VS, en transvrouwen van kleur werden het hardst getroffen door het geweld.
De vele witte vrouwen die voor Trump stemden, dachten wellicht niet dat zijn misogynie een nefaste impact zou hebben op hen, maar het deed er niet toe dat zijn racisme en homofobie wél gevolgen zouden hebben voor miljoenen andere niet-witte en/of niet-heteroseksuele vrouwen. Veel witte vrouwen hadden daarna ook spijt toen ze beseften dat ze wél mee onderdrukt werden door Trumps bestuur.
Dit gebeurt spijtig genoeg niet alleen in de VS. Hier in België en in Nederland hebben we meer dan genoeg witte feministen die zich hebben aangesloten bij (extreem)rechtse partijen zoals de N-VA. Dit zijn dingen die me zowel bang als droevig maken, omdat ik de vrouwen die aan mijn zijde zouden moeten strijden, aangezien ze net als ik feminist zijn, niet kan vertrouwen.
Ik zou het hier uren over kunnen hebben, maar deze brief is al erg lang, dus zal ik overgaan tot je andere vraag die hier nauw aan verbonden is: ‘Hoe kunnen wij elkaar, als twee feministen met een andere achtergrond, versterken?’
Het begint altijd met je eigen positie te herkennen en te bekennen. Jij bent een hoogopgeleide witte vrouw uit de middenklasse, waardoor het voor mij, een hoogopgeleide zwarte vrouw uit de lagere klasse, al lastig is wanneer je spreekt over ‘elkaar versterken’. In onze verstandhouding ben jij diegene die macht en privilege heeft, zoals Anousha zegt, en is het dus aan jou om mij te versterken. Anderzijds is het aan de hoogopgeleide witte man uit de hogere klasse om jou te versterken. Zo ook kan ik versterkt worden door jou, maar is het aan mij om, bijvoorbeeld, lesbische transvrouwen met een lichamelijke functiebeperking te versterken.
Een goede vriend, Jad Zeitouni, die gendergelijkheid promoot, zei dit onlangs tegen me: ‘Feminisme kan enkel volwaardig inclusief zijn, wat inherent zou moeten zijn aan het feminisme, als het zich richt op de "furthest one behind". De minst geprivilegieerde vrouwen begrijpen, steunen, en samen optrekken in de strijd voor gelijkheid, is de boodschap.’ Als zij mee zijn, weet je namelijk zeker dat iedereen mee is.
Feminisme kan enkel volwaardig inclusief zijn als het zich richt op de furthest one behind
Je kunt het bekijken als een marathon waar je alleen wint als iedereen tegelijkertijd over de finish geraakt. Als lopen of rennen voor je vlot verloopt, kijk je steeds achteruit om te zien wie trager loopt of rent dan jij, en steun je hen door te begrijpen waarom het zo is, en door de last mee te dragen (misschien heeft de ene een rugzak, de andere geen water, de andere een gebroken been…). Als iedereen dat doet, zal de eerste (wie het ook is) sowieso de last meedragen van de laatste (wie het ook is).
Hoewel ik dus weet dat het nodig is dat wij samen optrekken in de strijd voor gelijkheid, moet ik toegeven dat ik toch erg wantrouwig ben wanneer de meest geprivilegieerde vrouwen naar me stappen. Je vraagt inderdaad een gunst: dat ik en andere zwarte feministen je vertrouwen, ondanks wat de geschiedenis van onder andere de suffragettebeweging ons heeft geleerd, namelijk dat witte hoogopgeleide feministen ons zullen laten vallen zodra ze ons niet meer nodig hebben, of onze bevrijding ondergeschikt maken aan die van hen. En dat is best wel veel gevraagd.
We zullen je daardoor wel genoeg vertrouwen om een cappuccino te drinken en je belangrijke werken aan te raden, maar niet genoeg om door jou geïnterviewd te worden en je toe te laten tot ons netwerk. Want dat is net iets te persoonlijk.
Naar feministen van kleur stappen, met hen praten, en het bijkomende werk doen om je eigen gedachtegang te deconstrueren en dekoloniseren door de aangeraden boeken te lezen, is een goede basis. De volgende stap is vertrouwen winnen. Dit doe je door actief mee te strijden. In Nederland, hebben jullie bijvoorbeeld Anja Meulenbelt en Sunny Bergman, die deze strijd al jaren actief meevoeren. Ik leer zelf veel bij door te kijken naar goede bondgenoten – of ze nu wit, moslim of zwart zijn.
Bondgenootschap houdt ook in dat je het opneemt voor wie het te veel wordt en voor wie zelf niet meer kan of wil spreken. Dat is pijnlijk omdat je je eigen relaties op het spel zet, door te wijzen op alle manieren waarop je omgeving bijdraagt aan maatschappelijke ongelijkheid. Het is pijnlijk omdat je voortdurend je eigen beweegredenen moet bevragen en moet bedenken op welke manier je om kunt gaan met verschillende vormen van uitsluiting of onderdrukking.
Luister je? Spreek je zelf? Of doe je een stap opzij en bied je een podium aan je bondgenoten? Zo stel je jezelf wel ook open voor een nieuwe vorm van onderdrukking, omdat jij dan ook zal worden aangevallen doordat je meestrijdt. En dat is écht heftig. Maar ook nodig.
Alleen zo (her)win je ons vertrouwen. Als dat vertrouwen er is, komen wij ook naar je toe. En gaandeweg zul je merken dat je naar steeds meer evenementen gaat met sprekers van kleur en een heel divers publiek. En voor je het weet, is je netwerk veel minder wit en zijn we bondgenoten.
We hebben een lange weg te gaan, maar ik heb zelf nog heel veel te leren, en ik kijk er alvast naar uit met je mee te stappen.
Veel liefs,
Sabrine
Lieve Sabrine,
Je brief roept meteen wel tien antwoorden tegelijk op, die nu over elkaar heen buitelen om op het scherm te komen. Ik begin maar met het punt waarover we het nog eens zijn.
Hoe jij ‘wit feminisme’ interpreteert, zou ik samenvatten als: alleen opkomen voor je eigen rechten. Niks mis mee, maar dat is geen feminisme. Dat is eigenbelang. Twee verschillende dingen, met hoogstens een klein beetje overlap. Feminisme dient op termijn ook je eigen belang, maar draait daar niet om. Het moet juist gaan, als ik je even mag parafraseren, over alle andere vrouwen dan jijzelf. Zij met een fysieke beperking bijvoorbeeld, zij uit andere klassen.
Ik zou aan jouw omschrijving willen toevoegen: zij die oorspronkelijk een ander geslacht op hun geboortebewijs aangevinkt kregen. En zij die zich niet helemaal als vrouw identificeren, of zelfs helemaal niet, maar toch te maken krijgen met beperkende ideeën of gebruiken rond gender – want ook zij moeten aan allerlei normen voldoen. Feminisme betekent dan: streven naar gelijke kansen voor iedereen. Het draait niet om sekse, maar juist om het punt waarop sekse betekenisloos wordt voor de kansen die elk individu krijgt.
Tot zover de harmonie. Want dan schrijf je dat je het lastig vindt dat ik het heb over ‘elkaar versterken’: ik behoor immers tot de groep die beter af is, en dus moet ik jou versterken, niet andersom.
Ik behoor tot de groep die beter af is, en dus moet ik jou versterken, niet andersom
Het grappige is: ik heb erg getwijfeld over die woordkeus. Ik wilde eerst schrijven: ‘helpen’. Maar klonk dat niet een beetje neerbuigend? Paternalistisch zelfs? Er zit een bepaalde superioriteit in dat woord: hier kom ik, hoor, ik zal je helpen! Ik zag mezelf al wapperen met mijn supervrouwen-cape en dat was zo’n potsierlijk beeld dat ik uiteindelijk schreef: ‘elkaar versterken’. Als schrijver had ik moeten weten dat eufemismen nooit een goed idee zijn.
Mijn aarzeling kwam voort uit onzekerheid. Weet ik genoeg om te helpen? En ziet mijn hulp er niet uit als inmenging of arrogantie? Om een bondgenoot en een relevante gesprekspartner te zijn, is er eerst een toenadering nodig die ik niet in mijn eentje kan bereiken. Zeker, de eerste stap moet van mij komen, maar toch voelt het alsof ik in zekere zin ook hulp nodig heb om te kunnen helpen. Of tenminste goodwill. Vandaar dat ik het omschreef als een samenwerking: ik besef dat ik iets van jou en anderen vraag.
Mijn aarzeling heeft ook te maken met het volgende. Je brief schetst een helder beeld van de maatschappelijke ladder: elke groep staat op een andere trede, afhankelijk van bijvoorbeeld klasse of etniciteit. Die helderheid ontstaat pas als je grote groepen neemt, statistieken bekijkt, abstraheert. Als je spreekt over witte middenklassevrouwen, bijvoorbeeld, tegenover zwarte vrouwen uit een lagere klasse.
Maar iedereen leeft één leven, waarin zo’n gevoel van abstractie ver te zoeken is. De meeste mensen zien zichzelf als één individu. Ze voelen zich niet snel gedragen door de kracht van de demografische groep waartoe ze behoren, maar balanceren op de veel wankeler basis van een enkel ‘ik’, ten prooi aan allerlei toevallige omstandigheden, persoonlijke pech, een rotjeugd, noem het maar op. Dat maakt het moeilijk om je maatschappelijke positie te zien en omarmen. Zowel de positieve kanten ervan (bijvoorbeeld: hoe ik effectief in een positie ben om te ‘helpen’) als de negatieve (‘Privileges? Ik heb die niet! Ik heb gewoon hard gewerkt / Kijk maar hoe zwaar mijn leven is’).
Die spanning tussen een individuele ervaring en het grotere beeld dat ontstaat als je kijkt naar groepen, brengt me bij een ander punt waar ik graag je kijk op wil.
Jij en ik gebruiken allebei vaak onze eigen ervaring en schrijven nadrukkelijk vanuit een eigen perspectief – een ‘ik’.
Zelf doe ik dat vanuit de overtuiging dat mijn perspectief gekleurd en beperkt is door de omstandigheden van mijn leven en dat ik daar maar het beste ronduit voor kan uitkomen, in plaats van ‘neutraliteit’ te veinzen en te praten als de stem uit het plafond. Maar er kleeft ook een risico aan: dat ik, als ik niet oplet, sneller zal schrijven over wat mijn eigen belevingswereld raakt. En dat staat haaks op het uitgangspunt dat jij me in je brief aanreikt: niet uitgaan van je eigen positie, maar ‘de minst geprivilegieerde vrouwen begrijpen en daarna helpen’.
Hoe zie jij het inzetten van je persoonlijke stem en perspectief in je journalistieke werk? En wat betekent dat voor het streven inclusief te zijn? Ik vraag me bijvoorbeeld vaak af: kan ik, in het licht van dat streven, nog schrijven over, of moet ik schrijven in dialoog met anderen – zoals in een interview, of zoals wij nu doen? Zou ik zelfs beter helemaal plaatsmaken voor steeds andere stemmen, wil ik op een inclusieve manier feministische thema’s uitlichten?
Veel warms,
Bregje
Lieve Bregje,
Ik glimlachte even bij het lezen van je antwoord. Dat we het niet helemaal met elkaar eens zijn, is normaal – zelfs wenselijk voor een briefwisseling. Maar doordat we elkaar weten te vinden in de definitie van ‘wit feminisme’, ben ik al meer geneigd om je met een open geest tegemoet te treden.
Dit doet me denken aan hoe discussies in onze maatschappij vaak ontaarden in schreeuwpartijen waarbij niemand nog naar de ander luistert. Deels komt dit waarschijnlijk omdat mensen het niet wíllen, maar misschien ook gewoon omdat mensen elkaar niet begrijpen. Niet dezelfde taal spreken. Zouden alle gesprekken vlotter verlopen als de definities eerst zo goed mogelijk werden afgebakend?
In ieder geval ben ik blij dat wij wél dezelfde taal spreken. Laten we het dus hebben over je eerste aarzeling: de woordkeuze voor ‘elkaar versterken’ in plaats van ‘helpen’. Daar kan ik kort over zijn: ‘helpen’ is inderdaad veel erger! Niet alleen de paternalistische connotatie, maar ook – en vooral – omdat ‘helpen’ ergens impliceert dat racisme en misogynoir mijn strijd zijn. Dat jij een helpende hand komt bieden in mijn bevrijding, alsof die losstaat van jezelf. Maar het is onze strijd, van de mensheid, voor gelijke rechten en kansen. En dan klinkt ‘helpen’ een beetje zoals wanneer een man zijn vrouw ‘helpt’ in het huishouden van hun gedeelde huis. Is het niet onze gezamenlijke taak?
Dat gevoel dringt nog te weinig door: het feit dat het gaat om onze bevrijding, die er nooit zal zijn als ook maar één persoon nog onderdrukt wordt. Zoals Audre Lorde zegt in The Uses of Anger: ‘I am not free while any woman is unfree, even when her shackles are very different from my own.’
Dus, ja, natuurlijk is er goodwill van mij nodig opdat je me zou kunnen versterken, maar het blijft een frustrerende situatie: waarom droeg ik deze last, die onze last had moeten zijn, al zo lang alleen? Hoe kan ik erop vertrouwen dat jij nu wél je verantwoordelijkheid gaat nemen, en dat ik mij niet zinloos emotioneel aan het uitputten ben door alles voor je uiteen te zetten?
Samenwerken vraagt een kwetsbaarheid van beide kanten, maar ook wanneer jij me om hulp vraagt, heb jij nog steeds meer macht dan ik. Want jij kunt op ieder moment kiezen om – zoals talloze witte ‘feministen’ voor jou deden – aan tafel te gaan zitten met mensen als Geert Wilders of Theo Francken, en mij mijn rechten te ontnemen.
Samenwerken vraagt een kwetsbaarheid van beide kanten, maar ook wanneer jij me om hulp vraagt, heb jij nog steeds meer macht dan ik
Vrouwen van kleur verraden voor een zitje aan tafel gebeurt namelijk nog heel vaak en snel – kijk maar naar Gwendolyn Rutten in België, een trotse feministe,* die vindt dat ‘onze manier van leven zonder enige twijfel superieur is aan alle andere in de wereld’* en dat wie het niet eens is met ‘de vrijheid die van België – en Nederland – zo een ontzettend fijn land maakt’ hier niet hoeft te blijven.* Dat laatste was een verdediging van de uitspraken van jullie premier, Mark Rutte, toen hij zei dat wie ontevreden is in Nederland het land moet verlaten.* Dan is het voor mij ineens duidelijk over welk feminisme Gwendolyn Rutten het heeft.
Dit brengt ons tot je tweede aarzeling, over de maatschappelijke ladder, en dat de meeste mensen zichzelf niet beschouwen als één ondeelbare entiteit die netjes in een hokje past. Ik ben het niet oneens met je, maar dat verandert natuurlijk niets aan de werkelijkheid: of ze het nu zo zien of niet, mensen zijn wel degelijk een optelsom van hun verschillende ‘lagen’ in de maatschappij, van hun ‘onderdrukkingen’ en privileges.
Ik geloof juist daarom dat het mogelijk is om verbintenis te vinden: een zwarte moslima kan heel veel gemeen hebben met een witte christelijke man als ze allebei uit de lagere klasse komen, of dezelfde beperking hebben, of aseksueel zijn. Door je positie te bekennen, kan je elkaar weer terugvinden in de ‘lagen’ die je gemeenschappelijk hebt; waar een ‘ondeelbare entiteit’ net verdelend zou werken.
Het meest voor de hand liggende voorbeeld is hoe jij en ik elkaar vinden in onze positie als journalisten met een bepaald platform. Het is een privilege om een platform te hebben, en wij willen dat gebruiken om onderdrukking te bestrijden: jij door wit feminisme zo goed mogelijk te begrijpen en vermijden, en je inzichten hierover te delen met je lezers, ik door zo veel mogelijk inclusieve verhalen te (helpen) vertellen, en stemmen te versterken waar niet naar geluisterd wordt.
Ik begon mijn journalistieke carrière als columniste, en spreek daarom, inderdaad, voornamelijk over mijn eigen ervaringen. Maar als ik het heb over onderdrukking, haal ik telkens aan dat het gaat over alle vormen van onderdrukking en niet alleen degene die ik onderga. Zo probeer ik inclusief te zijn. Maar ik zal zelden een héél stuk wijden aan belangrijke problematieken als islamofobie of LGBTQI+-fobie: het kiezen van mijn onderwerpen is getint. Is het überhaupt mijn plaats om dat te doen in een column? Zoals je zelf ondervindt, is het evenwicht tussen ‘inclusief zijn’ en ‘spreken voor/over’ moeilijk te vinden. In columns, althans.
Daarom wil ik nu liever andermans onvertelde verhalen neerpennen. Ik interview mensen en ben dan de pen en de megafoon, maar zij zijn de hoofdpersonages in hun eigen verhaal.
Maar dat je ‘helemaal plaats moet maken’, zoals je voorstelt, geloof ik niet. Je stem en perspectief zijn heel hard nodig in Nederland, net zoals die van mij (en van andere vrouwen zoals ik) het zijn in België. Ook jouw verhaal is belangrijk en moet verteld worden. Het is gewoon noodzakelijk het evenwicht te vinden tussen wanneer jij de microfoon moet nemen, en wanneer je de inclusieve megafoon moet zijn.
Veel liefs,
Sabrine
Conclusie?
De bovenstaande briefwisseling is een gezamenlijke zoektocht, die voor mij, Bregje, de volgende conclusies heeft opgeleverd:
- ‘Wit feminisme’ is feminisme dat geen oog heeft voor andere belangen dan die van de eigen groep, en louter focust op witte middenklassevrouwen. Maar je zou de term ook breder kunnen gebruiken: dan slaat het op al het feminisme dat andere groepen mensen uitsluit. ‘Niet-inclusief feminisme’ is misschien de beste omschrijving.
- Dat is schadelijk, omdat het onderling vertrouwen ondermijnt. Daardoor wordt het moeilijk om een gemeenschappelijke vuist te maken tegen ongelijkheid.
Hoe vermijd je ‘wit feminisme’ dan?
- Lees je in zodat je beter geïnformeerd bent, of kom opdagen op debatavonden die niet precies over jou gaan. Bekijk je eigen positie goed, want als je weet welke voordelen die je brengt, kun je ze ook gebruiken om de positie van anderen te versterken. ‘Helpen’ is niet het goede woord, want als het je gaat om een samenleving met gelijke kansen, is het niet ‘hun’ probleem, maar ook dat van jou.
- Open je mond als je in je eigen omgeving dingen ziet gebeuren die anderen schaden. Ook als dat je bijvoorbeeld een heel ongezellig verjaardagsfeestje zal opleveren.
- Wees gewaarschuwd dat dit alles geduld zal vragen en soms oncomfortabel zal zijn. Maar – dit wil ik benadrukken – ook leerzaam, verrijkend, en enthousiasmerend.