Zwarte Piet is morgen weer vertrokken. Het racisme blijft
Het verzet tegen Zwarte Piet is niet alleen van deze eeuw, en richt zich niet alleen op de sinterklaastraditie. Wij hopen dat, wanneer alle roetveegpieten het land weer uit zijn, er meer aandacht komt voor institutioneel racisme in Nederland.
Racisme is een groot probleem. Ook in Nederland.
In 2017 bleek bijvoorbeeld dat sollicitanten die herleidbaar tot een
etnische minderheid behoren en geen strafblad hebben, een kleinere kans hebben voor een sollicitatiegesprek uitgenodigd te worden dan vergelijkbare sollicitanten die zijn veroordeeld voor een geweldsmisdrijf maar een Nederlandse naam hebben.
Onderzoek van Radar toonde begin dit jaar aan dat bijna de helft van de uitzendbureaus bereid is te selecteren op afkomst, bijvoorbeeld ‘geen Marokkanen’ of ‘geen zwarte kandidaten’.
En in september bleek dat jongeren met een migratieachtergrond in vergelijking met witte jongeren in vergelijkbare situaties en bij vergelijkbare vergrijpen vaker als verdachte worden aangemerkt en vaker celstraffen opgelegd krijgen.
Met de collecties en projecten van The Black Archives – door ons in 2015 opgericht – laten we de geschiedenis van racisme en het verzet daartegen zien. En naast ons werk voor The Black Archives zetten we ons in voor verschillende initiatieven om racisme tegen te gaan – in het onderwijs, op de arbeidsmarkt of rondom het sinterklaasfeest, bijvoorbeeld.
En zoals generaties voor ons al decennia deden, onderbouwen we ons werk mede met informatie uit de artikelen en boeken in de archieven die we beheren.
De lange geschiedenis van racisme
Stereotyperingen van zwarte mensen kennen een lange geschiedenis. Dat liet de Caribisch-Nederlandse kunstenaar Felix de Rooy dertig jaar geleden al zien met de tentoonstelling Wit over Zwart in het Tropenmuseum. Daarin geeft hij op basis van een persoonlijke collectie van reclame-, decoratie- en verpakkingsmateriaal een gigantisch aantal voorbeelden van zwarte stereotypes van lang geleden tot 1990.
In het bij de expositie horende boek schreef socioloog Jan Nederveen Pieterse dat stereotiepe beelden over zwarte mensen voortkomen uit het koloniale en slavernijverleden. Tot de vijftiende eeuw was de beeldvorming over zwarte mensen overwegend positief, blijkt daaruit. Er waren handels- en diplomatieke betrekkingen tussen verschillende Europese en Afrikaanse landen en keizerrijken. Dit kwam onder meer tot uiting in zestiende-eeuwse schilderwerken waarin Afrikanen nog statig werden uitgebeeld.
Dat beeld kantelde rond het jaar 1492, na de ‘Reconquista’ - letterlijk: herovering – van het Iberisch Schiereiland door christelijke Spaanse machthebbers én de start van de Europese ‘expansie’, ofwel de kolonisatie van delen van Amerika.
De oorspronkelijke bevolking van Amerika werd door Europeanen als ‘wild’ en ‘ongelovig’ verbeeld. En met de opkomst van de trans-Atlantische slavenhandel en plantageslavernij in koloniën in de Amerika’s verslechterde het beeld van zwarte mensen verder.
Homo Africanus als aparte soort
Neem de Zweedse botanicus Carl Linnaeus, naar wie in Nederland meerdere Linnaeusstraten zijn vernoemd. In zijn boek Systema naturea (1785) introduceerde hij een nieuw classificatiesysteem waarin hij een onderscheid maakte tussen verschillende soorten mensen.
De Homo Africanus beschreef hij als volgt: ‘... zwart van huid en van een slap waterig (flegmatisch) temperament. Zij hebben zwart ondereen gedraaid, wollig haar op ’t hoofd; de huid zacht als fluweel; de neus plat opgewipt, en dikke lippen. De vrouwen hebben lang neerhangende borsten. Deze Mensen zijn boosaardig, lui, achteloos; zij besmeren hun lichaam met vettigheid, en worden door Willekeur geregeerd.’
Daarmee legde hij een basis voor rassenleer: het idee dat mensen in rassen zijn op te delen en het ene ras beter is dan het andere.
Met de afschaffing van de slavernij in 1863 kwam geen einde aan die ondergeschikte positie die zwarte mensen werd toegedicht. Zelfs een van de meest uitgesproken abolitionisten, Tweede Kamerlid Wolter Robert Baron van Hoëvell (1812-1879), beargumenteerde zijn standpunt als volgt: ‘Het Aethiopische menschenras staat op zulk een lagen trap van verstandsontwikheling, dat het eenen overgang van den mensch tot het dier uitmaakt; weshalve het, dom en verstandeloos gelijk het is, alleen door de zweep en de vrees kan geregeerd worden. (…) Maar heeft niet zelfs het redelooze dier, dat volgens uw eigen stelsel nog iets lager staat, aanspraak op eene goede behandeling?’
Zwarte Piet als zwarte onbeschaafdheid
In de loop van de negentiende eeuw vond de karikatuur van de minderwaardige zwarte ook zijn weg naar de populaire cultuur. Tot ver in de twintigste eeuw werden zwarte mensen in kinderboeken zeer karikaturaal afgebeeld. Neem de tekst van het kinderliedje* Tien kleine n****tjes.
In die periode doet Zwarte Piet zijn intrede. Eeuwenlang was Sinterklaas namelijk een happy single, zonder zwarte knecht aan zijn zijde. Zwarte Piet kwam daar pas in 1850 bij, in het boekje Sint Nikolaas en zijn knecht van kinderboekenschrijver Jan Schenkman. Daarmee veranderde hij de traditie van het sinterklaasfeest, een verandering die in de decennia daarna de standaard zou worden.
Eeuwenlang was Sinterklaas een happy single, zonder zwarte knecht aan zijn zijde
Uit recent onderzoek van historica Elisabeth Koning* blijkt dat Schenkman zijn boekje schreef in een periode waarin de black face minstrel shows, een oorspronkelijk Amerikaanse uiting van raciale stereotypes van zwarte mensen, populair waren in Nederland.
Daarover schrijft Koning: ‘Het fundament van de humor in blackface-optredens is het zogenaamde contrast tussen de witte beschaving en zwarte onbeschaafdheid. Dit soort humor – waarbij er een wens van zwarten is om beschaafd te worden, maar dit in de ogen van witten nooit geheel lukt – zou omschreven kunnen worden als anti-emancipatoire humor.’
De geschiedenis van zwart activisme
Dat was anderhalve eeuw geleden, maar het beeld dat zwarte mensen minderwaardig zijn, is nog niet verdwenen. Racisme is nog altijd verweven in verschillende structuren en instituten in onze samenleving. Dit institutioneel racisme uit zich in discriminatie en uitsluiting door overheden, bedrijven, media of andere organisaties en instituten, en is vaak gebaseerd op onbewuste vooroordelen en racistische stereotypes.
Naast racisme heeft ook zwart activisme in Nederland een lange geschiedenis. Daarover publiceerde De Correspondent de afgelopen maanden in samenwerking met The Black Archives al een aantal artikelen.
Neem Anton de Kom, die in 1934 het boek Wij slaven van Suriname publiceerde. Daarin bekritiseert hij het onderwijs in Nederland, waarin vooral witte helden worden geëerd.
Of neem Otto en Hermina Huiswoud, in de jaren vijftig. Zij waren actief – Otto was voorzitter – bij de Vereniging Ons Suriname, die onder meer lezingen en herdenkingsbijeenkomsten over de afschaffing van de slavernij organiseerde.
In de jaren zeventig streden meerdere Surinaamse organisaties tegen regels die Surinamers verboden in bepaalde wijken te gaan wonen.
En in 1984 publiceerde Philomena Essed haar baanbrekende boek Alledaags racisme over racisme waar zwarte mensen mee te maken krijgen op het werk, op school of op straat.
Tachtig jaar Zwarte Piet-kritiek
Ook kritiek op Zwarte Piet bestaat al meer dan tachtig jaar.
De oudste klachten over Zwarte Piet die we konden vinden, kwamen uit de eerste helft van de vorige eeuw. In 1927 gaf een zwarte man bij de Rotterdamse politierechter als de reden dat hij een havenarbeider had geslagen dat hij was uitgescholden voor Zwarte Piet, iets waarvan hij aangaf dat dit zwarte mensen in Nederland voortdurend overkwam.
In 1930 gaf Melis Stoke, pseudoniem van de Joodse auteur Herman Salomonson, in De Groene Amsterdammer blijk van een vooruitziende blik in het artikel De n****s in ons huiselijk verkeer. ‘Aangezien elk opvoedingssysteem zich richt op een komende generatie’, schreef hij daarin, ‘moet u met de kinderen beginnen, door bijvoorbeeld op 5 december a.s. een zwarten Sinterklaas te laten optreden, gediend door een wit knechtje.’
Probeer op 5 december eens ‘een zwarten Sinterklaas te laten optreden, gediend door een wit knechtje’, schreef De Groene al in 1930
We vinden in onze archieven uit de periode vanaf 1930 onder meer klachten van individuele ouders, ingezonden brieven en boeken tegen Zwarte Piet, plannen voor ‘Witte Pieten’ en andere voorstellen voor alternatieve pieten of protestacties op straat. Op de voorpagina van De West-Indiër staat in 1952 een afbeelding van een Witte Piet, die vragend opkijkt naar een grote, zwarte Sinterklaas.
En wie in 1987 naar Sesamstraat keek, zag hoe Pino ervan langs kreeg. De grote blauwe vogel wilde een schoen bij de kachel van Gerda Havertong zetten, want ‘jou vergeet-ie natuurlijk niet’. Hartstikke logisch vindt Pino dat, want ‘Sinterklaas gaat toch niet zijn eigen Zwarte Pieten overslaan. Dat zou toch hartstikke stom zijn?’
Havertong berispt de kindervogel:* ‘Sinterklaas is nog niet eens in het land of zwarte mensen, grote mensen en kinderen, worden voor Zwarte Piet uitgescholden. (...) Voor veel zwarte mensen, grote mensen en kinderen, is het helemaal geen feest.’
In 1988 bekritiseerde Rahina Hassankhan Zwarte Piet in haar boek Al is hij zo zwart als roet. Of neem het boek Sinterklaas kom maar binnen zonder knecht,* dat in 1998 verscheen. Daarin bekritiseren zwarte denkers als Lulu Helder, Scotty Gravenberg, Astrid Roemer, Philomena Essed, Waldo Heilbron, Anil Ramdas en Diana Fräser Zwarte Piet.
Ze gebruiken dezelfde argumenten die tegenstanders van Zwarte Piet ook nu nog gebruiken. Heilbron schrijft over de kritiek van witte mensen op hun boek: ‘Zoals het sinterklaasfeest hen vertrouwdheid en zekerheid verschaft, zo versterkt het getorn aan de beelden-in-het-hoofd de onzekerheid. (...) Hoe lang de discussie zal duren, is nu nog niet te voorspellen.’
Wat een nieuwe generatie activisten anders doet
Landelijk veranderde aan het uiterlijk van Zwarte Piet al die jaren niets. Ook institutioneel racisme is nog steeds aan de orde van de dag, bijvoorbeeld bij uitzendbureaus en de politie.
Voor ons zijn Zwarte Piet en institutioneel racisme onlosmakelijk met elkaar verbonden. Zwarte Piet past in dezelfde lange traditie van raciale beeldvorming die ook tot institutioneel racisme heeft geleid.
Daarom protesteren we ertegen. Tegenstanders van Zwarte Piet gebruikten in de jaren negentig de slogan ‘Zwarte Piet is zwart verdriet’. Landelijk kregen hun protesten echter nog weinig aandacht.
Wat de huidige generatie critici van Zwarte Piet anders doet? Sinds 2010 wordt de slogan ‘Zwarte Piet is racisme’ gebruikt, ook door ons. Er wordt geprotesteerd tijdens intochten,* er zijn rechtszaken aangespannen, fotocampagnes opgezet* en brieven naar scholen, bedrijven en politici gestuurd.*
Ruim tachtig jaar verzet tegen Zwarte Piet veranderde weinig, maar sinds 2010 is het debat in een stroomversnelling geraakt en staan meer Nederlanders open voor verandering.
Inmiddels wordt aanpassing van Zwarte Piet bepleit door de Nederlandse Kinderombudsman en het College voor de Rechten van de Mens. Het Sinterklaasjournaal vervangt Zwarte Piet langzaamaan door roetveegpieten.
Tijdens de intochten in Amsterdam en Utrecht huppelen alleen nog pieten met zwarte vegen op hun gezicht rond, een voorbeeld dat Rotterdam volgend jaar zal volgen, en ook in andere gemeenten verandert Zwarte Piet stukje bij beetje. Deze week bleek uit onderzoek* dat nog maar de helft van alle Nederlanders wil vasthouden aan de traditionele Zwarte Piet.
Maar het verzet tegen Zwarte Piet gaat ons om meer dan de sinterklaastraditie alleen. Het gaat ons ook om het aankaarten van het onderliggende institutioneel racisme. Wij hopen dat dit meer aandacht krijgt, ook wanneer Sinterklaas het land weer uit is.
Dit verhaal is onderdeel van het project Verzwegen geschiedenis, waarin we onderbelichte geschiedenissen delen die in elk schoolboek thuishoren. Partner The Black Archives biedt bronnen en achtergrondinformatie, organiseert evenementen en lesmateriaal.Radiozender FunX maakt video’s en radio over dit thema.