Zo voorkomen we dat onze steden veranderen in laboratoria voor techbedrijven
In Amsterdam en Barcelona wordt een nieuw soort slimme stad gebouwd. Een waar burgers – niet de techbedrijven – aan zet zijn.
‘Ik woon al bijna dertig jaar in Toronto’, zegt een man in een gelikt promotiefilmpje. Hij zit in een rolstoel met een hondje op zijn schoot. Zijn baard is paars geverfd.
‘Ik denk dat veel mensen hier naartoe verhuizen voor de culturen’, vertelt een andere man met een petje op en zijn armen over elkaar. Hij staat op straat, op de achtergrond zie je groenteschappen en borden met Chinese tekens.
Het filmpje maakt het glashelder: in Toronto wil je wonen. Dan verschijnt een man in pak in beeld. Dan Doctoroff, de CEO van Sidewalk Labs, belooft Toronto te helpen met dit soort uitdagingen. Zijn bedrijf is onderdeel van Googles moederbedrijf Alphabet en richt zich helemaal op technologie in de stad.
Aan de waterkant van Toronto, waar nu slechts een verwaarloosd parkeerterrein is en wat haveloze gebouwen,* gaat Doctoroffs bedrijf – in samenwerking met de overheidsorganisatie Waterfront Toronto – een nieuwe wijk ontwikkelen.
‘Sidewalk Toronto’ zal, vanzelfsprekend, volhangen met technologie. De ‘projectvisie’* van Sidewalk Labs spreekt over stoepen die de sneeuw doen smelten, robots die vuilnis afvoeren via ondergrondse tunnels en zelfrijdende bussen en taxi’s. En dat alles aan elkaar verbonden door sensoren die alle activiteit in de stad meten.
Het is een droom voor de oprichters van Google. Jaren geleden al spraken zij over het loslaten van hun technische kennis op steden, vertelde Alphabets CEO Eric Schmidt bij de bekendmaking van Sidewalk Toronto. ‘We begonnen te praten over alle dingen die we konden doen als iemand ons gewoon een stad zou geven en ons de baas zou maken.’
Het Gallische dorpje
Onlangs schreven we over ons bezoek aan de Smart City Expo in Barcelona. In smart cities, zo leerden we, lost technologie problemen in de stad op. Slimme lantaarnpalen, zelfrijdende auto’s, sensoren voor luchtvervuiling, noem maar op. Daar springen bedrijven als Cisco, Huawei, Siemens – enkele hoofdsponsoren van de beurs – maar al te graag op in.
De markt voor smart cities wordt op 600 miljard dollar geschat* en elke zichzelf respecterende stad wil wel een slimme stad worden – van New York tot Eindhoven, van Dubai tot São Paulo. De belofte? Al het slims moet de stad veiliger, duurzamer, gelukkiger, efficiënter of democratischer maken. Of, als je echt ambitieus bent, allemaal tegelijk.
En Sidewalk Toronto is misschien wel het meest ambitieuze project tot nu toe. Een hele smart wijk van bijna vijf hectare van de grond af opbouwen. Of, zoals Doctoroff het zegt, van ‘het internet af opbouwen’.* Dat is nooit eerder gedaan.
Als het aan sommige steden ligt, zal dat ook nooit gebeuren. Langzamerhand beginnen zij zich te verzetten tegen de toenemende invloed van techbedrijven op hun stad. Laatst nog sleepte Parijs Airbnb voor de rechter en weerde Barcelona Uber uit de straten.
De belofte? Al het slims moet de stad veiliger, duurzamer, gelukkiger, efficiënter of democratischer maken
Wat is het alternatief? Bij de beursstand van de Sharing Cities Summit hoorden we geen opgeblazen marketingpraatjes van bedrijven, schreven we eerder, maar verhalen over een ander soort slimme stad. Een waar de burgers de baas zijn, niet de techgiganten.
De stand was op de expo als dat ene Gallische dorpje in het Romeinse Rijk. Maar buiten de muren van de beurs winnen de ideeën aan invloed. En worden ze steeds meer in praktijk gebracht.
Daarom vandaag: een trip naar Barcelona en Amsterdam, waar slim een hele andere betekenis krijgt.
De drie grootste bezwaren tegen de smart city
Maar eerst: wat zijn de bezwaren tegen smart cities? Drie staan voorop.
Het eerste is uitsluiting van burgers. Democratie krijgt dan wel zendtijd in de promotiepraatjes van technologiebedrijven, in praktijk wordt er lang niet altijd geluisterd naar de man in de rolstoel of de vrouw met de fiets. Verontrustend, want als hun ideeën, voorkeuren en zorgen niet worden meegewogen bij smartcityprojecten, kan een stad zomaar in een laboratorium voor technologiebedrijven veranderen.
Dat risico loert in Toronto.
De gemeenteraad wist nog niets van het project toen het werd aangekondigd.* En op inspraakavonden van Sidewalk Toronto bleek het nagenoeg onmogelijk om als bewoner iets in te brengen. Bijvoorbeeld: terwijl burgers zorgen hadden over privacy, werd dit onderwerp genegeerd en ging de presentatie over onderwerpen waar niemand iets op tegen had – houten gebouwen en de breedte van eenrichtingswegen.*
Het tweede bezwaar is dat inwoners te afhankelijk worden van de technologie van grote, private bedrijven. In Sidewalk Toronto is bijvoorbeeld de ambitie dat bewoners hun privé-auto inruilen voor het openbaar vervoer, dat zal bestaan uit autonome bussen en taxi’s. Als dat gebeurt heeft een commerciële partij een belangrijke dienst van de stad in handen.
Maar wat als het ineens besluit om de kosten te vervijfvoudigen? Er zijn geen andere opties meer, dus kunnen burgers niet anders dan er in meegaan (of thuisblijven). En zo is het ook met andere essentiële diensten van de stad, zoals verlichting of riolering. Als je niet oppast, is de hele stad uitbesteed aan Google, Uber of Huawei.
Het derde bezwaar is privacy. Als er, zeg, in elke lantaarnpaal een camera hangt met gezichtsherkenning, of als ieders telefoon wordt getrackt op het wifikanaal van de stad – wie is er dan allemaal op de hoogte van wat de bewoners overdag en ‘s nachts doen? En wat gebeurt er met hun data?
In een fysieke omgeving als een stad is deze vraag nog belangrijker dan in de online wereld. ‘Je kunt altijd kiezen of je wel of niet een app op je telefoon downloadt’, zei Kelsey Finach van de denktank Future of Privacy Forum tegen The Economist.* ‘Maar je kunt je niet zo gemakkelijk terugtrekken uit de gemeenschap waar je woont.’
Bij Sidewalk Toronto is privacy een pijnpunt. Terwijl Sidewalk Toronto had beloofd dat alle data van burgers onmiddellijk geanonimiseerd zouden worden, bleek later dat andere bedrijven of organisaties soms toch toegang zouden krijgen tot herleidbare gegevens van individuen.
Ann Cavoukian, een voorname privacydeskundige, besloot om deze reden op te stappen als adviseur van het project. ‘Ik had me voorgesteld dat we een smart city met privacy zouden bouwen’, schreef ze in haar afscheidsbrief, ‘niet een smart city met surveillance.’
Maar hoe voorkom je zo’n surveillancestad? En hoe zorg je ervoor dat je niet te afhankelijk wordt van techbedrijven of dat burgers buitenspel worden gezet?
Hoe dan wel?
‘Gebruik je een smartphone?’ vraagt Francesca Bria retorisch. ‘Dit is een smart city.’ We zitten in het stadhuis van Barcelona. Bria is de Chief Technology and Digital Innovation Officer van de stad. De CTO, dus. En een van de voortrekkers van de beweging voor een ander soort smart city.
Wat Bria bedoelt te zeggen: de digitale laag over de stad is er allang. De meeste burgers hebben al een smartphone en organiseren daarmee een groot deel van hun leven – ze doen een aanvraag bij de gemeente via een online portal, organiseren een buurtfeest via een WhatsApp-groep en navigeren met een app.
Bria’s plan is dan ook niet om geen technologie in de stad toe te laten. Ze is geen luddiet. Maar ze wil voorkomen dat haar burgers labratten worden, zoals in Sidewalk Toronto lijkt te gebeuren.‘We willen de stad teruggeven aan de burgers.’ Ze wordt niet voor niets de ‘Robin Hood van data’ genoemd.*
Bria’s aanpak gaat niet alleen om anders doen, maar ook om anders denken. Zo schreef ze samen met haar man Evgeny Morozov – beroemd technologiecriticus – Rethinking the Smart City, een doorwrochte politieke en economische analyse van de smart city.
In Amsterdam probeert ook Ger Baron, de CTO van de stad, een andere slimme stad te bouwen. ‘We willen niet afhankelijk worden van Uber om ons verkeersmanagement te doen’, geeft Baron als voorbeeld.
Hij krijgt hulp van Marleen Stikker, oprichter van het onderzoeksinstituut Waag. ‘Je kunt burgers niet zomaar vogelvrij verklaren’, vertelt ze ons. Een tegenbeweging wil Stikker het niet noemen. ‘We zijn niet tegen, maar voor iets anders.’
Maar voor wat precies? Hoe willen mensen als Bria, Baron en Stikker de drie bezwaren – gebrek aan inspraak, afhankelijkheid en privacy – aanpakken?
1. Laat burgers – niet de techbedrijven – de politieke agenda bepalen
Wat vooropstaat in Amsterdam en Barcelona: technologie is een politiek onderwerp. Niet voor niets was er tijdens de gemeenteraadsverkiezingen in Amsterdam vorig jaar voor het eerst een debat over technologie. En in het coalitieakkoord is een hele paragraaf gewijd aan ‘democratisering en de digitale stad’.
Dat democratisering en digitalisering zo in één adem worden genoemd, gebeurt pas sinds kort. ‘Toen ik vier jaar geleden begon als CTO van Amsterdam, interesseerde het de politiek nog weinig’, vertelt Baron. ‘Als ik toen met een vraagstuk over een algoritme aan kwam zetten, keken de meesten me glazig aan.’
Inmiddels heeft de gemeente tientallen data-analisten en softwareontwikkelaars in dienst. En is de stad veel aan het experimenteren. Zo kwamen er gebiedsplannen voor vijf buurten in Amsterdam, waarbij bewoners via een website initiatieven konden indienen en reageren op plannen van anderen. Ook voert Barons afdeling socialemedia-analyses uit, om te zien wat er speelt in de stad. Vorig jaar nodigde hij de vijfentwintig grootste Twitterklagers over Amsterdam uit op zijn kantoor om mee te praten.
Zulke experimenten passen in de filosofie van de stad. ‘Je komt alle dilemma’s pas in de praktijk tegen. Dus als je burgers, ambtenaren of bestuurders wil laten leren, dan helpt het om te experimenteren. Je kunt niet zomaar aan de gemeenteraad vragen: wat vinden jullie van een algoritme?’
Bria, de CTO van Barcelona, redeneert andersom: je moet pas gaan experimenteren als je scherp hebt wat de behoeften van burgers zijn. Ada Colau, burgemeester van Barcelona sinds 2015, pleit voor radicale democratie. Bria ging dan ook aan de slag met Decidim, een online platform waar Barcelonezen kunnen meepraten over het beleid in hun stad. ‘70 procent van ons beleid komt van onze burgers’, stelt Bria.
Dat de techindustrie minder aan zet is, heeft een ander gevolg: niet alle problemen hoeven met technologie te worden opgelost. ‘Voor ons komen de mensen voorop’, vertelt Bria. ‘Wij stemmen de technologie af op onze beleidsagenda, niet andersom.’
‘De digitale stad gaat ook over niet-digitaal’, vindt Baron. ‘Je moet soms juist ook besluiten om geen data te verzamelen en niet alles online te doen.’
2. Laat technologie van meerdere partijen komen, niet van één monopolist
In het coalitie-akkoord van Amsterdam staat: ‘We ondersteunen coöperaties die een alternatief willen bieden voor platform-monopolisten.’ Zo wil de stad voorkomen dat ze afhankelijk wordt van grote bedrijven.
Amsterdam ondersteunt daarom BIJONS.Amsterdam, een online platform met lokale winkels. ‘Het moet de concurrentie worden van Bol.com en CoolBlue’, vertelt hij. ‘Je koopt iets en binnen een uur heeft een fietskoerier het bij je afgeleverd.’
Dat is nog toekomstmuziek, want het platform is nog verre van af. ‘We hebben nog een hele hoop te doen’ staat verontschuldigend op de website te lezen. Een strak bezorgplatform tuig je niet zomaar op. Die indruk krijgen we bij meer initiatieven in Amsterdam en Barcelona.
Baron beseft dit. ‘Maar we moeten iets doen, want Amazon komt volgend jaar groots naar Nederland’, zegt hij. ‘Als er geen alternatief komt, dan vergaat het ons net zoals in Duitsland.’
De stad uit handen houden van monopolisten, dat is ook de strategie van Barcelona. Of, positiever gezegd: de stad open houden voor iedereen. Zo sponsort het stadsbestuur maakplaatsen waar start-ups zelf aan de slag kunnen, maakt ze al haar software openbaar en eist ze dat bedrijven data van burgers teruggeven aan de stad (waarover zo meer).
Dit alles om ervoor te zorgen dat de stad en de bewoners zélf kunnen blijven vernieuwen en geld verdienen. ‘Als het niet meer lukt om de verzorgingsstaat in stand te houden’, zegt Bria, ‘dan eindig je met gezondheidszorg gemanaged door Google, vervoer beheerd door Uber en iets anders door Softbank.’
Marleen Stikker noemt als voorbeeld de deelfietsen, die je in veel Europese steden ziet opduiken. ‘Aan de ene kant kun je zeggen: we besteden de infrastructuur – fietsrekken, laadpalen, chipkaarten – uit aan wie wil. Maar het is beter dat de gemeente die infrastructuur beheert, waar vervolgens ondernemers zelf fietsen op kunnen aansluiten.’
3. Laat burgers de eigenaar zijn van data en niet een bedrijf
Maar toch. Wij wonen allebei in Amsterdam, maar dat we in een smart city wonen, hebben we nooit gemerkt. Op een tramritje van ons huis naar de redactie gebruiken we een OV-chipkaart en zien we hooguit een camera hangen of een slimme vuilnisbak die aangeeft dat hij vol zit.
En ook in Barcelona, waar we zijn voor de Smart City Expo, zien we niet zoveel bijzonders. We krijgen een ‘digitale tour’ – lees: in een zaaltje kijken we naar een scherm waar alle projecten worden uitgelegd. Het gaat over een nieuw rooster voor het openbaar vervoer. Over een ‘superblok’ dat helemaal vrijgemaakt is van auto’s.
Niet bepaald zo indrukwekkend als sneeuwsmeltende stoepen.
Veel van haar smart city, legt Bria uit, gebeurt achter de schermen. Zo heeft het stadsbestuur digitale rechten opgesteld, die ervoor zorgen dat er ethisch wordt omgesprongen met data. ‘En we hebben de regels voor het inkopen van diensten aangescherpt’, vertelt ze. ‘Als we nieuwe technologie inkopen, dan staan er nu standaard clausules in over datasoevereiniteit.’
Datasoevereiniteit, het is een woord dat vaak terugkomt in onze gesprekken. ‘Datasoevereiniteit voor het volk!’ staat bovenaan de flyer van DECODE, een EU-project waar Stikker, Bria en Baron alledrie betrokken bij zijn. Daarin wordt ook meteen duidelijk wat er met het begrip wordt bedoeld.
‘Wij geloven dat mensen een keuze moeten hebben over hun data en digitale identiteit’, staat er op de flyer, ‘en zij moeten beslissen welke data ze privé willen houden, welke data ze willen delen, met wie, voor welke doelen en onder welke voorwaarden.’
Wat betekent dat in de praktijk? DECODE rolt op dit moment verschillende pilots uit in Amsterdam en Barcelona. Zo wordt in Barcelona geëxperimenteerd met sensoren voor bijvoorbeeld geluid of luchtvervuiling die in huizen en wijken hangen. De data worden geanonimiseerd gedeeld met de stad en gebruikers kunnen zélf beslissen hoeveel informatie ze prijsgeven.
Ook het woord data commons valt vaak. De data komen van burgers – is het idee – en moeten ook van burgers blijven. Ze worden daarom gepubliceerd in een database die voor iedereen toegankelijk is.
Barcelona eist van bedrijven dat de data die ze verzamelen in handen blijft van burgers. Ze worden versleuteld opgeslagen en openbaar gemaakt op Open Data BCN, een portal waar je gegevens kunt vinden over zaken als werkloosheid, bejaardenhuizen of parkeerplaatsen.
‘Met Vodafone moest ik een jaar onderhandelen over de data die ze verzamelen als de leveraar van telecomdiensten in de stad’, vertelt Bria, ‘maar uiteindelijk is het gelukt, ze geven de data terug aan ons.’
Opdat we geen labratten worden
Een jaar onderhandelen met Vodafone, de concurrentie aangaan met Amazon – wat deze CTO’s doen, is niet de makkelijke weg. Dat bleek onlangs weer, toen duidelijk werd dat Sidewalk Labs – dat ook het project in Toronto runt – data verzamelt van miljoenen telefoongebruikers, om de gegevens vervolgens door te verkopen aan steden. Kansas City, Portland en Chicago werken er al mee.
Alleen: het is onduidelijk waar de data vandaan komen en of de mensen wel toestemming hebben gegeven voor het gebruik van hun gegevens. En al zijn de data geanonimiseerd, ook dan kun je gemakkelijk herleiden wie iemand is. Weet je waar een persoon slaapt en werkt, dan is vaak al duidelijk om wie het gaat.
Het is slechts een van de vele voorbeelden die laten zien hoe belangrijk het is om je te wapenen tegen technologiebedrijven. Hoe belangrijk het is om een ander smartcityverhaal te formuleren dan het dominante.
Gelijkgezinde steden vinden elkaar in die missie. Zo lanceerden Barcelona en Amsterdam samen met New York eind vorig jaar de Global Coalition To Protect Digital Rights,* een gezamenlijk initiatief om de digitale rechten van bewoners én bezoekers van steden te waarborgen. Ook in het Europese project DECODE trekken steden samen op om een alternatief te vinden.
Zulke samenwerking is cruciaal. ‘Steden kunnen deze strijd niet winnen’, vertelt technologiecriticus Evgeny Morozov. ‘Het eigenaarschap van data, het uitdenken van goede strategieën op het gebied van kunstmatige intelligentie – zulke ambities kun je niet op stadsniveau alleen uitvoeren. Dat kan alleen de staat. Of beter nog: Europa.’
Zodat onze steden geen laboratoria worden.