Hierover stelden onze correspondenten hun mening bij in 2018
Een beetje man kan niet zonder vlees? Literatuur moet een ideologie hebben? CO2 is het enige probleem waar we ons op moeten richten? Hierover – en meer – veranderden onze correspondenten van mening dit jaar. Wat was jouw grootste ‘stondpunt’ van 2018?
Standvastig bij je mening blijven, soms is dat best vermoeiend. Maar van mening veranderen is nog niet zo makkelijk. Alsof je dan iets moet toegeven, een fout moet erkennen, je tegenstander een triomf bezorgt.
Maar wat is er eigenlijk mis met het bijstellen van je mening? Is dat niet gewoon voortschrijdend inzicht? Ook dit jaar brengen we weer een ode aan de draai. Want je loopgraaf of filterbubbel verlaten, gaf onze correspondenten de vrijheid om nieuw terrein te verkennen. Hierover veranderden zij in 2018 van mening.
Een goede dialoog is afhankelijk van de intentie
Karel Smouter, correspondent Provinciale Staten: Aan het begin van dit jaar maakte ik me grote zorgen over het publieke debat, waarin groepen steeds meer tegenover elkaar komen te staan. Randstad versus provincie, hoger versus lager opgeleiden, deugers versus realisten. We praten, zeker online, vaak in weinig behulpzame clichés, stereotypes en karikaturen over elkaar.
Het afgelopen jaar heb ik gezocht naar gespreksmethodes en technologieën om online gesprekken constructiever te laten verlopen. Want wat als iedereen een beetje gelijk heeft, maar niemand helemaal?
Mijn conclusie was dat het uiteindelijk in de eerste plaats om de intenties van de deelnemers draait, in plaats van om de moderatie, de software of de gespreksmethode die je gebruikt. Dat was ontnuchterend – ik hoopte tevergeefs op een soort gouden formule – maar óók hoopvol. Want aan intenties kun je sleutelen. Daar kun je elkaar op aanspreken.
Mijn overtuiging én mijn ervaring is dat je zelfs met mensen waarmee je diepgaand van mening verschilt een constructief gesprek kunt voeren. Wat dat betreft putte ik dit jaar hoop uit dit kleine, weinig opgemerkte nieuwsbericht in de Leeuwarder Courant. In een flatje in Leeuwarden spraken een aantal net veroordeelde ‘Blokkeerfriezen’ met een aantal actievoerders van Kick Out Zwarte Piet. Gewoon als ietwat vermoeide, verwarde, maar vastberaden mensen bij elkaar.
Ik wens ons, en mezelf, in 2019 veel meer van dit soort gesprekken toe.
CO2 is niet het (enige) probleem
Thalia Verkade, correspondent Mobiliteit & Stadsleven: Tijdens mijn onderzoek naar batterijen twee jaar geleden dacht ik: het grootste en allerbelangrijkste gevaar op aarde is CO2. Als we eerst die CO2-uitstoot maar terugbrengen, dan komen alle andere problemen daarna wel. Dit jaar ontdekte ik hoe één zo’n heilig doel een koekoeksjong kan worden. Als vogelmoedertje had ik ijverig en liefdevol het jong met de grootste bek verzorgd, een vogeltje met de naam ‘CO2-reductie’. Maar wat gebeurde er met de rest van het nest?
Als vogelmoedertje had ik ijverig en liefdevol het jong met de grootste bek verzorgd
Een eerste jong dat het aflegde tegen CO2-reductie was biodiversiteit. Het afgraven van grondstoffen voor batterijen maakt de natuur kapot, net als bij het winnen van olie, ook al kunnen we batterijen daarna goed recyclen. Met een nieuw bos dat je aanplant, krijg je het oude bos vol leven niet terug. (Zie het stondpunt van Tamar Stelling, correspondent Niet-mens).
Ik zag het niet, zo gefocust als ik was op het heilige doel CO2-reductie. Een ander vogeljong dat ik pas veel later halfdood op de grond zag liggen was bewegingsvrijheid. Elektrische auto’s zijn handige batterijen, maar auto’s maken de straat ook een gevaarlijke plek voor mensen die zich op een gezonde manier voortbewegen.
We kunnen ons niet uit de problemen innoveren
En ik veranderde over nog iets anders van mening. Ik denk nu dat we ons niet uit onze problemen kunnen innoveren.
Kijk naar de kerstlichtjes om je heen. De meterlange ruitgordijnen in winkelcentra, lichtbogen boven de straten, complete melkwegstelsels in de boom op het dorpsplein of voor het treinstation. Te veel lampjes om te tellen, dankzij led: technologie waarvoor de bedenkers nog maar vier jaar geleden een Nobelprijs ontvingen.
Een snoer van 120 ledlampjes verbruikt maar een paar watt aan energie, in plaats van de honderden watts die oude gloeilampsnoeren vroeger kostten. Maar ik zie nu overal gordijnen en netten hangen met vele honderden kleine lampjes, waar aan die oude snoeren hooguit enkele tientallen gloeilampjes zaten.
Is onze kerstverlichting zuiniger geworden?
Tot dit jaar dacht ik: we kunnen ons een weg uit de problemen innoveren. Problemen zoals een voor de planeet mogelijk onverantwoord grote energieconsumptie. Laat het maar over aan TU Delft en Silicon Valley. Toen zag ik deze video van David Owen, getiteld: The Conundrum (De Breinbreker).
Hij laat zien hoe zuiniger vliegtuigen niet hebben geleid tot minder energieverbruik in de luchtvaart. Alsof we er alleen de ruimte mee vrij speelden voor meer mensen, meer vluchten, meer snelheid, meer mobiliteit.
Meer lampjes in de boom.
Wat van dit probleem te denken, wat eraan te doen? Ik kom uit bij een klassieke gedachte: dat meer niet per se beter is, we misschien zouden kunnen streven naar balans in plaats van naar groei. Of begint het probleem bij het denken in oplossingen?
Antizwartepietactivisme moet juist niet genuanceerd zijn
Joris Luyendijk, correspondent Slecht nieuws: Onlangs publiceerde De Correspondent een stuk over de lange geschiedenis van racisme in Nederland en de antizwartepietprotesten. De kritiek op Zwarte Piet bestaat al tachtig jaar, maar landelijk veranderde aan het uiterlijk van Zwarte Piet al die jaren niets.
Het stuk deed me beseffen hoe zwak de argumenten en bezwaren zijn tegen het antizwartepietactivisme. Zoals het veelgehoorde ‘moet dat nu op deze manier’?
Ja, blijkt uit het stuk, want toen de activisten hun nuances nog fluisterden luisterde helemaal niemand. Ik ook niet, geef ik met het schaamrood op de kaken toe.
Je hoeft niet te kiezen
Arjen van Veelen, correspondent Zingeving: Mijn opinies zijn zo fluïde als mijn humeur. Daar zou ik me vroeger voor schamen, maar ik zie het voortaan als een kracht, een noodzaak, een roeping.
We leven in tijden waarin we gedwongen worden te kiezen. Ben je voor of tegen Zwarte Piet? Sta je aan de goede of de foute kant van de geschiedenis? Vaak zijn het valse dilemma’s: van alle mogelijke antwoorden mag je er maar twee kiezen. Het bekendste voorbeeld: wie niet voor me is, is tegen me. Maar mag ik ook gewoon geen standpunt over je hebben? Of je nu eens haten, dan weer liefhebben?
Kortom, trap er niet in, je hoeft niet te kiezen. Want de werkelijkheid is complex en twee kanten kunnen allebei gelijk hebben.
Mag ik ook gewoon geen standpunt over je hebben? Of je nu eens haten, dan weer liefhebben?
Wie zich tegenwoordig verplaatst in de standpunten van de ander, wordt al gauw beticht van both-side-ism. Zo wordt nuance geframed als iets giftigs of iets slaps. Terwijl nuance het begin is van vrijheid. Twee kanten kunnen snappen is het kenmerk van intelligente mensen. Gedraagt licht zich als een golf of als een deeltje? Allebei, is het wat slappe antwoord van de natuurkundigen.
Ik ben steeds meer van het woordje ‘allebei’ gaan houden. Het is het toverwoord waar je de wig van het valse dilemma onschadelijk maakt. Ben ik voor of tegen Zwarte Piet? Allebei.
Ik kan wél zonder vlees (en voel me nog steeds mannelijk)
Sander Heijne, correspondent Marktwerking: Als middelbare scholier heb ik ooit een blauwe maandag in een vleesfabriek gewerkt. Ik was spekschepper. Op een dag schepte ik duizenden kilo’s stukjes vermalen varken in plastic doosjes.
De enorme hoeveelheid dood dier die ik dagelijks aanschouwde leidde al in mijn puberbrein tot de vraag of we als mensheid wel zoveel vlees moeten willen eten. Principieel was ik er snel uit. Het antwoord is nee.
En toch ben ik er twintig jaar niet in geslaagd om de daad bij het woord te voegen. De reden? Ik ben gek op vlees. En erger; ik associeerde vlees eten ook met mannelijkheid. Jarenlang had ik pas het gevoel te eten als er minstens 150 gram rood vlees op mijn bord lag. En dan heb ik het nog niet over al die boterhammen met ham, worst, kalkoen en filet americain die ik verspreid over de dag verorberde.
Het was een artikel van Jelmer Mommers dat mij er afgelopen jaar toe bracht om toch maar eens een poging te wagen om voortaan zes dagen per week vegetarisch te eten. Eerst door grote hoeveelheden vegetarisch namaakvlees in te slaan, maar al snel ben ik gaan experimenteren met eieren, kaas, tofu en noten als vleesvervangers.
Ik geloofde er totaal niet in dat ik het lang zou volhouden. Maar wat ik al na een paar dagen ontdekte? Ik heb helemaal geen vlees nodig om lekker te eten (en ik voel mij nog even mannelijk als voorheen).
Alleen kijken naar privacy is als met een zaklamp in één hoek van de kamer schijnen
Maurits Martijn, correspondent Data: Ik schreef over privacy en vond: dit is hét onderwerp van deze tijd en ik zit er maar mooi bovenop. Ik won er prijzen mee en schreef er een bestseller over. Op de achterflap staat: ‘het meest bedreigde mensenrecht van deze tijd.’ Pas sinds kort zie ik hoe beperkt dat is. Ik plukte laaghangend fruit.
Daarmee zeg ik niet dat privacy geen mensenrecht is en dat we het voortaan kunnen negeren. Het wórdt bedreigd en moet verdedigd worden. Maar wie te veel focust op privacy, mist ook veel. Zoals je veel mist als je met een zaklamp in één hoek van een donkere kamer schijnt.
Al die aandacht voor privacy komt de dataverzamelaars niet slecht uit. Het leidt de aandacht af
Je ziet dan bijvoorbeeld niet dat Saoedi-Arabië tientallen miljarden pompt in bedrijven die rijk aan persoonlijke data zijn, als Uber, Lyft en Snap. Je stelt de vraag niet waarom ze dat doen. Je legt het verband niet met geopolitieke machtsverhoudingen en hoe die via mondiale geldstromen onze levens, steden en toekomst binnendringen. Ik niet in ieder geval.
Ik realiseer me nu dat, hoe gek het ook klinkt, al die aandacht voor privacy de dataverzamelaars niet slecht uitkomt. Het leidt de aandacht af. Facebook, Google en hun aandeelhouders zijn maar wat blij dat hun existentiële kern – het verdienmodel – (nog) niet de kritische shitstorm over zich heen krijgt die het verdient.
Te veel nadruk op privacy verbloemt vragen als: werken online advertenties eigenlijk wel? Waarom betreden internetbedrijven steeds meer de publieke, fysieke ruimte? En: wat gaan de datajagers in de toekomst met die data doen? Dat zijn dé onderwerpen van deze tijd. Maar dat is ook maar een standpunt.
P.S. Ik doe hier, for the sake of argument, mijzelf en co-auteur Dimitri Tokmetzis wel een tikkeltje tekort. In ons boek zetten we een eerste stap om privacy breder te trekken. Privacy is niet alleen een doel maar ook een middel. Zonder privacy, geen vrijheid van meningsuiting, geen gezond publiek debat, geen democratie.
In dit artikel pleiten we ervoor privacy – in plaats van alleen een individueel recht – ook als een publiek goed te beschouwen, vergelijkbaar met drinkwater en schone lucht. Een goed beginpunt, zie ik nu, om verder uit te werken.
Een DNA-bank is geen moderne ark van Noach
Tamar Stelling, correspondent Niet-mens: Ik vond het bestaan van DNA-banken altijd een geruststellend idee. Oké, de mens veroorzaakt een zesde extinctiegolf, in minder tijd sterven er meer diersoorten uit dan ooit, maar wanneer de collectieve psyche er klaar voor is, kunnen we onze plunderbinge staken en met ingenieuze biotechnologie alle uitgestorven beestjespracht weer terugbrengen op een aarde die langzaamaan bijkomt. Gelukkig hebben we de weefsels nog.
Geneticus George Church puzzelt alvast op de herintroductie van de wolharige mammoet.
Maar halverwege dit jaar sprak ik walvisbioloog Luke Rendell. Hij bestudeert dierencultuur. Waarmee bedoeld wordt: informatie die niet in de genen zit, maar in de breinen. Dus alles wat walvissen elkaar leren van ouder op kind. Zoals migratieroutes, hoe je eten vindt en vangt – of wat je überhaupt kunt eten. En ook gedrag zonder direct doel: spelen met schelpen en dode zalm, zingen.
Walvissen die hun cultuur niet meekrijgen omdat ze opgroeien in gevangenschap, blijken hopeloos verloren in de oceaan. Voor altijd afhankelijk van mensen. Zoals Keiko, de orka in Free Willy (1993) die ironisch genoeg zelf nooit meer kon aarden in het ruime sop.
En ook wilde populaties walvissen gedijen soms maar matig. Mogelijk omdat we 99 procent van hun voorouders uit zee trokken. Hun overlevingskennis verdampte in onze olielampjes.
Dus dan rijst de vraag, wéét de Church-mammoet straks wel waartoe hij op aarde is? Namelijk toendra’s begrazen en klimaatverandering tegengaan, aldus de verantwoording van project mammoet op website Revive & Restore. Wie vertelt het de mammoet zelf?
Of ligt dit opgekweekte beest straks hulpeloos en lethargisch in de velden, in staat tot weinig. En is de moraal van dit verhaal: weg is weg. En blijken we wederom ten onrechte te geloven dat biotechnologie het allemaal wel zal oplossen.
Literatuur kan zonder ideologie
Nina Polak, correspondent Modern leven: Ik laat me van tijd tot tijd verleiden door het idee dat literatuur – dat bedreigde beest – ergens goed voor moet zijn, dat dit geen tijden zijn voor navelstaren en twijfelzucht, maar voor stellingname en politiek engagement. Ook in romans.
Maar hoe aanlokkelijk dat standpunt ook is (het gaat immers over je zichtbare bestaansrecht als schrijver), ik kom altijd weer terug bij die uitspraak van Zadie Smith: ‘Ideologische inconsequentie is voor mij zo goed als een geloofsartikel.’ Laf maar waar.
Ik blijf denken dat het politieke potentieel van literatuur – als het dat al heeft – zich zelden in een politieke boodschap bevindt. De enige echte mogelijkheid tot verzet die de literatuur biedt, de enige echte bruikbaarheid, zit ’m in het lezen en schrijven zelf.
Boeken lezen haalt je uit de paniekmodus, die deze tijd zo graag bij je activeert. Het inherente temperament van de lezer is kalm, contemplatief, langzaam, omdat de activiteit dat nu eenmaal vereist. Het is een kalmte die je in staat stelt om die andere werkelijkheid te ervaren, die echtere, vollere werkelijkheid, die het tegendeel vormt van de gecomprimeerde, gereduceerde afspiegeling die dagelijks tot ons komt via het scherm.