We hyperventileren van incident naar incident. En die hysterie is zo slecht nog niet
We leven in hysterische tijden. Van populisten tot megabedrijven als Facebook en Twitter, allemaal varen ze wel bij opwinding, want hysterische berichten krijgen meer aandacht. Irritant, maar die hysterie moeten we wel serieus nemen – want ze zegt iets over ons verlangen naar geborgenheid en erkenning.
#MeToo, voedselschandalen, dividendbelasting, Zwarte Piet, zielige paarden in de Oostvaardersplassen, Anne Faber, haatimams… Als je het nieuwsoverzicht van 2018 bekijkt, kun je met recht zeggen dat er genoeg dingen voorbijkwamen waarop Nederland hysterisch heeft gereageerd. Adempauze was er nauwelijks; we hyperventileerden van incident naar incident.
Het is een berucht verschijnsel: wie door de lens van het journaal naar de samenleving kijkt, krijgt de indruk dat het buiten de voordeur guur, hard en onveilig is. Supergevaarlijk, eigenlijk.
Maar is dat ook echt zo? De Nederlandse filosoof en criminoloog Marc Schuilenburg verdiept zich al anderhalf decennium in veiligheid; geregeld verschijnt hij met zijn expertise in de media. Vergeleken bij vroeger en vergeleken bij andere landen, vertelt hij dan steeds, is Nederland ‘een enorm veilig land’ met ‘sterk dalende criminaliteit’.
Want zo liggen de feiten, sla de statistieken er maar op na.
Toch, de dag na zo’n mediaoptreden vindt Schuilenburg (1971), die strafrecht en criminologie doceert aan de Vrije Universiteit Amsterdam, steevast – ‘zonder overdrijven’ – tien tot twintig e-mails in zijn inbox. De strekking: die Schuilenburg is gek, en het is een schande dat hij op de universiteit mag lesgeven.
De boodschap wordt meestal in kapitalen gebracht, voorzien van uitroeptekens en boze emoji’s.
Er spreekt kortom nogal wat ‘frustratie en woede’ uit zulke epistels. En ook een onterecht gevoel van onveiligheid – het is immers veiliger dan ooit. De manier waarop die woede en frustratie tot uiting komen is ook nog eens schromelijk ‘overdreven’ – je zou het inderdaad ‘hysterisch’ kunnen noemen.
We leven in hysterische tijden
En dit is het ding met hysterie: doorgaans is de term een regelrechte diskwalificatie. Noem iemand ‘hysterisch’ en je zegt in feite dat hij (of, vaker: zij) zich aanstelt, onredelijk is, overdrijft. Weg ermee, uitgespeeld. Als medische diagnose was de hysterie al in 1980 uit het psychiatriehandboek DSM geschrapt – wat overbleef was een diss, een dooddoener.
Schuilenburg daarentegen raakte geïntrigeerd: hij wilde de woede en frustratie juist beter begrijpen. En vooral wilde hij weten hoe het kwam dat die emoties steeds vaker leken om te slaan in hysterie, dat ze ons vaker boven het hoofd leken te groeien, we er geen controle meer over leken te hebben.
Hysterie is het basisingrediënt van de westerse cultuur
Want veiligheidsdiscussies waren lang niet het enige terrein waar hij de hysterie tegenkwam. Ook wanneer het over migratie ging, of over gezondheid, of over de manier waarop we met sociale media omgaan, was de hysterie nooit ver weg.
Deze maand verscheen het resultaat van zijn queeste: Hysterie. Een cultuurdiagnose. In dat boek duikt Schuilenburg in de geschiedenis van de hysterie, buigt hij zich over de manier waarop nieuwe technologieën de hedendaagse hysterie voeden, onderzoekt hij pogingen van de overheid om de hysterie van het volk te ontzenuwen en plaatst hij de hysterie rondom migratie in historisch perspectief.
We leven in ‘hysterische tijden’, concludeert Schuilenburg. Sterker nog: hysterie is ‘het basisingrediënt van de westerse cultuur’.
Dat is nogal een uitspraak. Wat is hysterie precies?
‘Elk tijdperk definieert de hysterie anders. De oude Grieken zochten de oorzaak, net als de oude Egyptenaren trouwens, in de baarmoeder – "hysterie" is afgeleid van het Griekse hustera, dat baarmoeder betekent. Zij dachten dat de baarmoeder door het lichaam ging zwerven op zoek naar sperma, en hysterische klachten veroorzaakte doordat andere organen in de verdrukking kwamen.’
‘Hysterie was dus eeuwenlang een vrouwenprobleem, en nog steeds wordt het meer met vrouwen dan met mannen geassocieerd. In de middeleeuwen werd geloofd dat hysterie een teken was dat de duivel bezit van je had genomen.’
‘Vanaf de zeventiende eeuw werd de oorzaak in het brein gezocht: dat zou "vertroebeld" zijn. En volgens Sigmund Freud ontstond hysterie doordat bepaalde verlangens of trauma’s werden onderdrukt.’
‘Ikzelf zie de hysterie – en die interpretatie is niet medisch maar sociologisch en filosofisch – als het punt waarop gevoelens als woede, frustratie en een verlies aan geborgenheid iemand te veel worden. Hysterie ontstaat wanneer mensen de controle over hun leven kwijt denken te zijn, wanneer ze zich slachtoffer voelen van een systeem, en zich daar op een overdreven manier over uiten.’
Een gebrek aan grip en geborgenheid
In zijn boek haalt Schuilenburg tal van voorbeelden aan. Hij ziet de hysterie terug in het debat over veiligheid en de boze berichten in zijn inbox, maar ook in de manier waarop publieke discussies over immigratie of, bijvoorbeeld, Zwarte Piet, steevast rap escaleren. De ‘boze burger’ is een symptoom van hysterische tijden.
En die hysterie, benadrukt hij steeds, is niet louter irrationeel: het zijn gevoelens die je serieus moet nemen, want er is wel degelijk wat aan de hand.
In uw boek verhaalt u van de hysterie-epidemie die Europa in de tweede helft van de negentiende eeuw overspoelde. In hoeverre lijkt deze tijd op die van toen?
‘De negentiende eeuw was de gouden eeuw van de hysterie. In Parijs gingen er aan het eind van die eeuw ruim 50.000 vrouwen tussen de 13 en 35 jaar onder gebukt. Kenmerkend voor die tijd was een snelle opeenvolging van technologische veranderingen die de wereld groter maakten en een verlies aan geborgenheid met zich meebrachten.’
‘Denk maar aan de stoomtrein, de telegraaf, de telefoon, het groter worden van steden. Wat ooit klein en herkenbaar was, werd groot en onoverzichtelijk. Veel mensen kregen het gevoel de grip te verliezen, en dat onbehagen uitte zich onder meer in hysterie. Vrouwen hadden nog meer last van dat gebrek aan controle, omdat zij ook wettelijk ondergeschikt waren aan mannen.’
‘In de eenentwintigste eeuw is iets soortgelijks aan de hand. Als je sociale media als tegenhanger van de telegraaf ziet, en de neoliberale gedachte van ontgrenzing als tegenhanger van de trein’ – want ook de telegraaf bracht een omwenteling in de communicatie teweeg, en ook de trein maakte dat het buitenland plots een stuk dichterbij kwam – ‘dan zie je dat het gevoel van geborgenheid opnieuw rap aan het verdwijnen is. De veranderingen gaan sneller dan mensen kunnen bijbenen.’
Door sociale media lijkt de hysterie besmettelijker dan ooit
‘Als criminoloog doe ik onderzoek in verschillende wijken in Nederland. Wanneer ik burgers interview komt dat thema steeds terug: het verlies van gemeenschappelijkheid, en het idee dat de menselijke maat ondergeschikt is aan het systeem.’
‘Niet dat mensen nu in groten getale hysterisch zíjn, maar ze uiten zich wel steeds vaker hysterisch. Daar spelen sociale media ook een rol in: die faciliteren hysterisch gedrag en maken het besmettelijk. Facebook en Twitter varen wel bij opwinding, want hysterische berichten worden meer gedeeld. En omdat ze meer gedeeld worden, is de hysterie ook besmettelijker.’
In de negentiende eeuw werd de hysterie ‘bestreden’ door hysterici op te nemen in gestichten. Hoe gaat dat in deze tijd?
‘Overheden proberen de hysterie in toom te krijgen door burgers te betrekken bij beleid, bijvoorbeeld om de leefbaarheid in hun buurt te vergroten. Ik heb twee jaar meegelopen bij een initiatief in Hillesluis, een buurt in Rotterdam-Zuid. Dit is een van de meest onveilige wijken in Nederland, een superdiverse wijk ook.’
‘De bewoners wilden de verkeersveiligheid in hun buurt vergroten door zo’n verkeerssmiley te plaatsen die boos gaat kijken wanneer je te hard rijdt. Maar ze werden van alle kanten tegengewerkt door bureaucratie en bange ambtenaren. Gevolg: de frustratie en het gevoel niet gehoord te worden werden alleen maar groter.’
In zijn boek beschrijft Schuilenburg ook de manier waarop politici en de overheid met het kennelijk erg levendige gevoel van onveiligheid omspringen. Door allengs meer regels en wetten op te stellen, door meer en meer blauw de straat op te sturen en door etnisch te profileren wordt gepoogd alle onveiligheid uit te bannen.
En ook: door meer boetes uit te schrijven, meer camera’s op straat te hangen.
Het paradoxale gevolg is dat het gevoel van onveiligheid daardoor eerder groter dan kleiner wordt – met name onder minderheden, die doorgaans het doelwit van deze ‘hysterische’ maatregelen zijn, zoals Schuilenburg ook steeds hoort in de wijken waar hij onderzoek doet.
En, zegt Schuilenburg: ‘juist de zachte kanten van de mens – vertrouwen, empathie, zorg en geborgenheid, kanten die maken dat we ons veilig voelen, gaan alleen maar meer verloren’.
De cultuur ligt bij de psychiater op de bank
De ondertitel van uw boek luidt: een cultuurdiagnose. Wat houdt dat in?
‘Friedrich Nietzsche heeft filosofen ooit de “artsen van de westerse cultuur” genoemd. Zoals een arts die een patiënt voor zich krijgt, stelt de filosoof allereerst een diagnose – een ‘cultuurdiagnose’ – van wat de samenleving mankeert. Vervolgens formuleert de filosoof ook een behandelplan, doet een voorzet voor een remedie. Dat heb ik in dit boek ook willen doen.’
Nietzsche deed zijn uitspraak in de negentiende eeuw. Het lijkt erop dat met de eenentwintigste eeuw ook de gouden eeuw van de cultuurdiagnose is aangebroken: Schuilenburg is niet de enige die de westerse cultuur op de behandeltafel of de divan legt.
Wat ooit een individueel ziektebeeld was, geldt nu als collectief probleem
De diagnoses lopen uiteen – van ‘burn-outsamenleving’ tot ‘borderline times’ tot ‘angstcultuur’ – maar ze hebben gemeen dat wat ooit als ziektebeeld van een individu gold, nu op de samenleving als geheel wordt toegepast. En dus ook, dat de oplossing, voor zover die bestaat, een verantwoordelijkheid van het collectief is, geen kwestie van persoonlijk tekortschieten.
In uw boek laat u zien dat pogingen de hysterie te bestrijden zelden zin hebben: van vrouwen die en masse in ziekenhuizen werden opgenomen tot burgerparticipatie tot beveiligingscamera’s op straat, de hysterie steekt keer op keer de kop op. Welk behandelplan stelt u voor?
‘De hysterie hoort bij de mens, ze kan nooit helemaal worden uitgeroeid. Maar aan de oorzaken van boosheid en frustratie kun je wel degelijk wat doen.’ Het serieus nemen van de hysterie begint dus met de oprechte poging te begrijpen wat erachter zit – Schuilenburgs boek is een voorbeeld van zo’n poging.
‘Veel burgers ervaren nu een gebrek aan geborgenheid en controle. Politiek rechts heeft daar een helder antwoord op: we gooien de grenzen dicht, bouwen muren, en keren terug naar de saamhorigheid van vroeger. Paradoxaal genoeg mag de internationale markt geen strobreed in de weg gelegd worden, het is vrijhandel troef, maar het is hoe dan ook een boodschap die aanspreekt.’
‘Politiek links zou ook op geborgenheid en gemeenschappelijkheid moeten inspelen – maar dan niet door andere groepen uit te sluiten.’
Het idee van lokale overheden om burgers meer te betrekken bij het leefbaar maken van de wijk is zo gek nog niet, vindt Schuilenburg. Maar, zegt hij, geef burgers dan ook écht vertrouwen en slagkracht. ‘Bezuinig niet op leeszalen en buurthuizen, maar werk juist aan ontmoetingsruimtes.’
Zodat mensen weer het gevoel krijgen onderdeel te zijn van een gemeenschap, één waarop ze ook invloed kunnen uitoefenen.
Het klimaat kan wel wat hysterie gebruiken
Maar Schuilenburg heeft geen zelfhulpboek voor de hysterische tijd willen schrijven, hij kent geen medicijn om de hysterie volledig uit te bannen. En dat hoeft ook niet – al was het maar omdat hysterie ook constructief kan zijn.
Schuilenburg: ‘Neem die "hysterische" vrouwen aan het eind van de negentiende eeuw. Hun verlangen naar meer grip en controle heeft er mede voor gezorgd dat aan het begin van de twintigste eeuw de emancipatie en het feminisme opkwamen, met nieuwe rechten voor vrouwen tot gevolg. Ja, ze werden in klinieken opgenomen en weggezet als waanzinnig, maar er kwam ook aandacht voor de ondergeschikte positie van de vrouw.’
‘Deels is dit boek dus ook een poging om ons begrip van hysterie te verruimen – om ervoor te zorgen dat ze serieus wordt genomen, en niet enkel in negatieve termen wordt begrepen.’
‘De discussie over klimaatverandering bijvoorbeeld. Die wordt nu in boekhoudtermen gevoerd: het gaat vooral over 0,003 procent minder CO2-uitstoot en belastingmaatregelen.’ Over wat het kost om een huis energieneutraal te maken, bijvoorbeeld en wie die kosten moet ophoesten.
‘Terwijl het in feite zou moeten gaan over een heel nieuwe manier van leven, een heel nieuwe manier om de samenleving in te richten, in het onderwijs, de stedenbouw, in alles. Die discussie kan wat mij betreft wel een dosis hysterie gebruiken – want dan worden we misschien eindelijk eens wakker.’