In de dagen na Ylses dood kwamen er hordes mensen bij ons aan de deur. Lange, brede, slanke; in dikke winterjassen met of zonder capuchon, handen in de zij of juist in de zakken. Wat ze allemaal met elkaar gemeen hadden: hun gezichten stonden op mededogen, intense betrokkenheid. Ze kwamen met bloemen, troostende woorden, pannetjes soep en macaroni. Christelijk waren we niet, niemand kwam met een psalm aanzetten. Maar hoe had ik nu kunnen weten dat ik voor deze man de deur niet had mogen openen?
Zo begint het boek Verkeersslachtoffer 22/10 van journalist en schrijver Fleur van der Bij.
Ondertitel: Op zoek naar de man die mijn zusje doodreed.
Fleurs zusje Ylse stierf op haar twaalfde nadat een automobilist haar had geschept op een smalle weg in het Friese dorpje Tjalleberd. Fleur was vijftien toen het gebeurde. Nu, meer dan twintig jaar later, gaat ze op zoek naar de man achter het stuur.
Ze weet alleen dat hij meneer Smeets heet, en zelfs dat nog maar sinds kort. Stapje voor stapje probeert ze dichter bij hem te komen en beschrijft ze wat ze daarbij ervaart en ontdekt, over haar eigen leven, en over hoe we omgaan met verkeersleed in Nederland.
Dat is iets zeldzaam spannends voor een mens om te doen. Ik las haar boek dan ook in één ruk uit.
Het gat dat het ongeluk in haar dagboek sloeg
Fleur tekende haar eigen leven tot nog toe op in 68 dagboeken. Die liggen, schrijft ze, in een bananendoos in haar appartement van 17 vierkante meter in hartje Groningen.
Ze leeft daar een eenvoudig bestaan, met weinig geld. De uitkomst van een kettingreactie die begon met het ongeluk van Ylse.
In haar kamer bladert ze terug in haar dagboeken. Wat heeft ze toen het gebeurde over Ylses ongeluk geschreven?Ongemakkelijk lees ik de pagina’s die ik destijds nietsvermoedend schreef, de rampspoed tegemoet. Het laatste stukje tijdens Ylses korte leven dateert van 8 augustus 1996. Ik beschrijf hoe ik mijn eerste vriendje, dan alweer ex-vriendje, tegenkom in Heerenveen. Hij hing rond op straat met een groepje jongens. Ik vond het moeilijk om hem daar te zien staan en vluchtte de Trekpleister in. ‘Hij zag mij en ik zag hem, maar we deden beiden alsof we niets zagen. Ik kon wel janken en waarom? Tja, dat wist ik niet.’
Dagboeken zijn soms interessanter om wat er niet in staat dan wat er wel in staat
Dat was haar leven vóór 22 oktober 1996: de drogisterij in Heerenveen inrennen om je ex-vriendje te ontduiken. Hoe ging het verder na die noodlottige dag? Fleur draait in spanning de bladzijde om.
[...] ik vind niets. Geen woord. De klap van het ongeluk heeft een gat geslagen in mijn meisjesdagboek, een gat van meer dan twee maanden. De eerstvolgende notitie is van 30 december 1996. ‘Yo Dagboek!!! I’m feeling weird, very weird!!!’ Maar dat gevoel gaat helemaal niet over verdriet om Ylse, of over gemis. ‘Wat nu weer zul je denken. Maar ik ben verslingerd aan een of andere barman uit de Overtoom. Eigenlijk is de avond in een paar woorden samen te vatten: te veel gratis bessen, superzat, ik en ene barman Dennis.
Dan vindt ze op internet de scheepsjournaals die meneer Smeets bijhield tijdens de wereldreis die hij maakte na het ongeluk.
Dagboeken zijn soms interessanter om wat er niet in staat dan wat er wel in staat, constateert ze.
Het grote verdriet onder de vloer
Fleur van der Bij heeft er meerdere jaren van geestelijke ziekte op zitten, ze heeft een bipolaire stoornis. Ziek werd ze op haar 28ste, tijdens een studiereis in Afrika. Daar leerde ze een jonge vrouw kennen die haar broer bij een vliegtuigongeluk was verloren. Ineens zat daar iemand die haar verdriet kende, uit een heel andere cultuur, aan de andere kant van de wereld.
Het weggestopte leed zocht zich een weg naar boven. Terug in Nederland kreeg Fleur last van psychoses en waanvoorstellingen. Ze moest aan medicijnen en in therapie. In haar eigen ziel duiken. Wat was er met haar gebeurd in al die jaren dat ze niet over Ylse in haar dagboek had geschreven? Ze leest de verslagen van haar psycholoog terug.
Het stoort Fleur enorm dat moeder haar manier zo opdringt aan iedereen.‘Maar waarom zeg je daar dan niets van?’ wilde mijn psycholoog weten. ‘Altijd zijn er wel redenen voor Fleur om er niets van te zeggen: zielig voor moeder, zielig voor vader, sfeer verpest.
Later legt ze uit hoe het onvermogen van anderen om met haar verdriet om te gaan leidde tot onvermogen bij haarzelf om met het onvermogen van anderen om te gaan. Een vicieuze cirkel van verdriet dat nergens een plek krijgt.
Toen ik een week na Ylses dood weer naar mijn zwemclub ging en de lauwe, naar chloor ruikende hal binnenliep, werd het opeens ijzig stil. Ylse en ik zaten in verschillende zwemgroepen. Iedereen wist dat zij niet meer zou komen, nooit meer, maar niemand, inclusief de trainers, wist wat te zeggen. Mijn clubgenoten staarden me wezenloos aan terwijl ik naar de startblokken liep. Er stond een ijzeren bak klaar, vol met gele ballen. Kennelijk gingen we vandaag reddingszwemmen, hoe toepasselijk. Zo’n bal deed dienst als hoofd. Toen ik bij de startblokken was aangekomen en nog steeds niemand zijn mond had opengetrokken, zei ik met overdreven nadruk: ‘Nou, doe mij maar een géle.’ Daarna sprong ik met bal en al in het water en zwom weg.
Fleur, vijftien jaar jong, trok een pantser aan. Haar rouw deed er niet toe.
Hoe gaat Nederland om met veroorzakers?
Met de pijn diep onder de vloer ging ze studeren in Groningen. Fleur werd journalist en historicus. De vaardigheden die ze tijdens die studies opdeed komen haar van pas in dit boek, in de delen waarin ze uitzoomt. Want nu is ze aan het ontdekken hoe het voor haarzelf was, maar hoe gaat de rest van Nederland eigenlijk om met daders en veroorzakers van verkeersongelukken? En met slachtoffers? En hoe doen andere slachtoffers dat?
Aarzelend bezoekt ze een lotgenotenbijeenkomst. Ze onderzoekt de betekenis van bermmonumenten, de spanning tussen rechtspraak en rechtvaardigheid.
Carl komt er weer bij zitten. Hij vertelt dat Anneke verongelukte door een frontale botsing met een andere auto. Haar tegenligger beriep zich op zijn zwijgrecht. Carl en [dochter] Sanne weten daardoor niet precies wat er gebeurd is. [...] Carl zegt dat er waarschijnlijk geen sprake was van strafbare feiten; geen alcohol, drugs of te hard rijden. Hij begrijpt dat die man niet is opgestaan met het idee om iemand dood te rijden, maar hij heeft dat wel gedaan en dan moet hij nu ook zijn verantwoordelijkheid nemen. Het zwijgen is voor Carl en Sanne een kwelling, het is onverteerbaar.
De impact die een ongeluk op nabestaanden heeft
De journalist Fleur van der Bij zoomt steeds verder uit, en zet uiteindelijk de complete maatschappelijke discussie uiteen, met dit soort voorbeelden van alternatieve straffen, naast het officiële voorstel voor hogere straffen:
Een rechter in de Verenigde Staten liet de gevoelens van nabestaanden meewegen bij de veroordeling van een drieëntwintigjarige dronken automobilist die op 10 februari 2015 in Texas een jonge vrouw doodreed. Haar ouders wilden niet dat hij jarenlang achter de tralies zou verdwijnen en zo van zijn zoontje werd gescheiden. Ze stelden een alternatieve straf voor: de komende negen jaar moet de man die hun dochter doodreed op de dag van het ongeluk voor een week de gevangenis in. Zo groeit de zoon op met een vader, maar wordt deze man wel ieder jaar aan het ongeluk herinnerd.
En door diezelfde hoofdstukken heen, soms bijna zonder dat je het doorhebt, zoomt Fleur, de zus van Ylse, steeds verder in op de impact die de dood van haar zusje op haar eigen leven heeft gehad.
Het meisje van het stukje pyriet
Wie mijn verkeersongevallenproject hier op De Correspondent volgt, kent Fleur al van haar beschrijving van Ylses dood. We zetten daar een leeswaarschuwing bij. Ze beschreef onder meer hoe ze een stukje pyriet tegen de wang van haar zusje hield in het ziekenhuis. Over de laatste momenten in het leven van Ylse komt ze, via speurwerk in archieven, nog onverwachte dingen te weten.
Intussen nadert ze ook de man die haar zusje doodreed steeds dichter, met open vizier.
Ze ervaart wel wraakgevoelens, die ze verwoordt in die beeldende alledaagse taal die maakte dat ik het boek niet wilde wegleggen:
Mocht ik zijn boot hier en nu vinden: ik zou ’m ter plekke in de fik kunnen steken. Ik ben een jerrycan benzine en één lucifer verwijderd van ‘genoegdoening’. Of nog beter: ik kom vannacht terug met een bijl, sla een flink gat in de romp en breng de hele boel tot zinken.
Maar het is een bewuste keuze die ze maakt, om zich niet te wreken. Om door te leven, zonder haat.
Meneer Smeets en ik: dit is wat ons is overkomen en we zijn er beiden op onze eigen manier mee omgegaan.
Verkeersslachtoffer 22/10, op zoek naar de man die mijn zusje doodreed Het boek is vorige week verschenen bij uitgeverij Querido Fosfor.Abonneer je op mijn nieuwsbrief
Wil je op de hoogte blijven van mijn verhalen? Abonneer je hier, dan krijg je een mail van me op het moment dat ik weer wat te vertellen heb.Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!