De kledingindustrie de op één na vervuilendste ter wereld? Dat weten we helemaal niet
Het is een veelvoorkomend mediamechanisme: als een bewering maar vaak genoeg wordt herhaald, twijfelt bijna niemand er meer aan. Daarom riep de hele modewereld – inclusief ikzelf – dat de kledingindustrie de op één na vervuilendste ter wereld is. Maar dat bleek helemaal niet bewezen.
Vanessa Friedman, modejournalist bij The New York Times, schreef eind 2018 een boeiend verhaal waarin ze op zoek gaat naar de oorspong van een vaak herhaalde bewering over de kledingindustrie: namelijk dat die de op één na vervuilendste industrie ter wereld zou zijn.
Op congressen, in documentaires, in verhalen en interviews: overal kom je de claim tegen. Ook in de Nederlandse media duikt hij vaak op: in een recente uitzending van Tegenlicht over de toekomst van de mode-industrie, in artikelen van NRC, Trouw, Vogue en Vrij Nederland.
Ook ikzelf noemde het ‘feit’ begin vorig jaar in mijn eerste artikel hier op De Correspondent als ‘een van de dingen die ik de afgelopen jaren te weten was gekomen over deze industrie’.
Maar het blijkt helemaal geen feit. Er is namelijk geen enkel onderzoek dat aantoont dat kleding de op één na vervuilendste industrie ter wereld is.
Waar komt deze bewering vandaan?
Waar komt deze bewering dan toch vandaan? En waarom werd hij zo makkelijk overgenomen door iedereen, inclusief mijzelf?
Laat ik beginnen bij mezelf. Dat kleding na olie de vervuilendste industrie ter wereld is, hoorde ik de afgelopen jaren overal. En het waren niet de minste mensen die het stelden, maar kenners, insiders.
Kortom: ik heb er nooit aan gedacht de uitspraak in twijfel te trekken. Naïef? Ja. Ik had de uitspraak – net als Vanessa Friedman – kritisch onder de loep moeten nemen. Dan was ik erachter gekomen dat de claim voor het eerst naar buiten werd gebracht door Eva Kruse, de vrouw achter de Copenhagen Fashion Summit.
Friedman schrijft dat Kruse het weer had gelezen in een rapport van adviesbureau Deloitte. Dat rapport zou rond 2012 zijn opgedoken in Denemarken, maar is sindsdien nergens meer te vinden. Als Friedman contact opneemt met het adviesbureau, doen ze vaag over het bestaan van het rapport.
Ik heb Deloitte Nederland ook gebeld met de vraag of ze inmiddels meer weten over dat mysterieuze onderzoek (we zijn sinds de publicatie van The New York Times ruim een maand verder), maar ook daar ‘konden ze het onderliggende rapport niet vinden.’ De vraag is doorgestuurd naar hun Amerikaanse kantoor, maar alles lijkt erop dat de bron voor de claim ontbreekt.
Dat maakt de uitspraak niet per definitie onwaar – het zou best kunnen dat de kledingindustrie bijna net zo vervuilend is als de olie-industrie – maar als je zo’n ingrijpende bewering wilt doen, moet je die wel kunnen staven met betrouwbaar onderzoek. En dat is er niet.
Minstens zo interessant is de vraag: hoe kan het dat deze bewering toch zoveel weerklank vond?
Een eenvoudige beschuldiging die we maar wat graag maken
Friedmans verklaring luidt: ‘Vanwege de prachtige eenvoud van de beschuldiging; hoe die inspeelt op alle vooroordelen over een industrie die vaak wordt geassocieerd met overbodige luxe en een wegwerpcultuur.’
Volgens haar komt de bewering niet voort uit kwaadwillendheid, en is er geen sprake van een oplichter of iemand die de boel moedwillig bedondert. ‘Het komt hoogstwaarschijnlijk voort uit het verlangen om een wereldwijde industrie wakker te schudden, en die te wijzen op de noodzaak om het beter te doen.’
Daarom nam ik de bewering ook over in mijn artikel. Om duidelijk te maken dat de kledingindustrie erg vervuilend is (want dat is ze) en verduurzamen noodzakelijk is. Maar daarmee kan ik het zomaar overnemen van een ongefundeerde bewering als deze natuurlijk niet goedpraten.
Wat we wél zeker weten over deze industrie is al erg genoeg
Bovendien is die claim helemaal niet noodzakelijk om je punt te maken, stelt Friedman zelf ook. Want wat we wél zeker weten over deze industrie, is al erg genoeg. Bijvoorbeeld dat bijna drie vijfde van alle kleding binnen een jaar na productie wordt afgedankt en grotendeels in verbrandingsovens of op een stortplaats terechtkomt.* En dat de kleding- en schoenenindustrie samen goed zijn voor zo’n 8 procent van de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen.*
De les die ik heb geleerd: juist bij een uitspraak die zó vaak wordt herhaald, moet je alert en terughoudend zijn.