In Syrië had arts Hanaa haar eigen medisch laboratorium. In Nederland moet ze opnieuw stage lopen

Dick Wittenberg
Correspondent Wereldverbeteraars
Fotograaf Boudewijn Bollmann ging op bezoek bij Hanaa Subeh en haar gezin (voor De Correspondent). Op de foto: Hanaa en haar kinderen, van links naar rechts: Hosam, Salam en Homam.

Soms is de Syrische Hanaa Subeh zo moe dat ze overweegt te stoppen met studeren en met proberen als arts in Nederland aan het werk te komen. Voorlopig houdt ze vol. Ook als ’s nachts de enge dromen komen. ‘We zijn op de goede weg.’

Een paar weken geleden liep Hanaa Subeh (37) voor het eerst stage bij een Nederlandse huisarts. Als ze daarover praat, straalt ze. ‘Het was zo’n mooie dag. Ik herinnerde me alles wat ik dacht te zijn vergeten. Met mijn hele wezen voelde ik weer hoe het was om te werken als dokter. Eindelijk.’

‘Ik vond het ook spannend’, vertelt Hanaa. ‘Ik begreep verreweg het meeste van wat patiënten zeiden. Maar niet alles. Een oude man verstond ik helemaal niet. Wat moest ik doen als ik zo’n patiënt kreeg?’ ‘Doorvragen’, zei de huisarts met wie ze meeliep. ‘Blijven doorvragen. Tot er geen misverstand meer mogelijk is.’

Met zijn zessen wonen ze in een rijtjeshuis in Hoofddorp, in de wijk Graan voor Visch. Hanaa’s echtgenoot Khaled (50), die een dreigende arrestatie in Syrië ontvluchtte en in de zomer van 2014 in Nederland een verblijfsvergunning kreeg. Hanaa en hun oudste drie kinderen, Salam (16), Hosam (13) en Mariam (6), die een half jaar later volgden in het kader van gezinshereniging. Plus Homam (3), de jongste én luidruchtigste, die in Nederland geboren is.

Foto’s: Boudewijn Bollmann (voor De Correspondent)

Al twee jaar terug wilde dokter Hanaa niets liever dan werken voor haar geld

Twee jaar geleden kwam ik hier voor het eerst voor een journalistiek project dat duidelijk moest maken wat er allemaal komt kijken bij het opbouwen van een nieuw bestaan. Ik sprak met Hanaa en Khaled voor een over hoe graag de meeste vluchtelingen hun eigen geld willen verdienen. ‘Je bent pas iemand als je werkt’, zei Khaled. ‘Ons gezin staat bij Nederland in het krijt.’ Zijn kopje thee hield hij omhoog ter illustratie. ‘Deze thee drinken we op kosten van de gemeente. Die betalen we ooit terug.’ Hanaa viel hem bij.

Ik ben niet alles kwijtgeraakt in Syrië’, zei Hanna destijds. ‘Ik heb mijn hersens nog, mijn kennis, mijn ervaring en mijn dromen

Hanaa en tienerdochter Salam werkten twee jaar geleden ook mee aan van De Correspondent. Ze vertelden wat Nederlanders over de nieuwkomers in hun land moesten weten. ‘Ik ben niet alles kwijtgeraakt in Syrië’, zei Hanaa. ‘Ik heb mijn hersens nog, mijn kennis, mijn ervaring en mijn dromen. Ik wil wat bijdragen aan dit land.’ Makkelijker gezegd dan gedaan. Je moet óók de kans krijgen.

Tien jaar heeft Hanaa in Syrië gestudeerd. Eerst zes jaar voor arts. Daarna specialiseerde ze zich in medisch onderzoek. Aanvankelijk woonden ze in de hoofdstad Damascus. Maar toen de burgeroorlog uitbrak, was het in hun wijk niet meer veilig en verhuisden ze naar het bergdorp Jubaadeen, zestig kilometer verderop.

Daar runde ze anderhalf jaar lang haar eigen laboratorium voor onderzoek naar suikerziekte en ontstekingen. Tot de weg naar het dorp werd afgesloten en ze geen patiënten meer kreeg.

In Nederland aan de bak komen als buitenlandse arts is niet eenvoudig. Dat had Hanaa twee jaar geleden bij mijn eerste bezoek al door. Kon ze maar meelopen met Nederlandse collega’s, verzuchtte ze destijds. Alleen observeren. Om het vak bij te houden. Om te zien hoe een dokter in Nederland te werk gaat. Met een delegatie van Syrische artsen en apothekers vroeg ze de Nederlandse artsenfederatie KNMG om hulp en advies. Die missie leverde niets op.

Misschien kon ze de hoop maar beter opgeven om nog ooit in Nederland als arts te werken, dacht ze twee jaar geleden. Misschien moest ze maar een hbo-opleiding medisch onderzoek volgen voor een baan in een laboratorium. Dat is, zegt ze pragmatisch, nog steeds haar ‘plan B’.

Khaled en zijn dochter Mariam. Foto: Boudewijn Bollmann (voor De Correspondent)

Maar een buitenlandse arts moet een lange procedure doorlopen om in Nederland te mogen werken

Intussen deed ze er alles aan om toch arts in Nederland te worden. Ze heeft het staatsexamen Nederlands gehaald. Dat is een voorwaarde om op universitair niveau te mogen werken. Ze heeft de cursus Nederlands voor buitenlandse artsen afgerond. Haar Syrische artsenbul is erkend.

Maar dat is pas het begin van de die buitenlandse artsen moeten doorlopen voor ze ingeschreven kunnen worden in het BIG-register. BIG staat voor Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg. Registratie is een voorwaarde om te mogen werken in het Nederlandse gezondheidssysteem.

Foto’s: Boudewijn Bollmann (voor De Correspondent)

Buitenlandse artsen moeten eerst cursussen en workshops doen om vier Algemene Kennis- en Vaardigheidstoetsen te halen. Hanaa moet een medische presentatie kunnen houden, Engelstalige medische artikelen kunnen lezen, een diagnostisch gesprek met een patiënt kunnen voeren en voldoende kennis hebben van het Nederlandse onderwijssysteem. Ze hoopt daar in juli mee klaar te zijn. Nog een geluk dat Hanaa daarbij financieel wordt gesteund door het een stichting die hoogopgeleide vluchtelingen helpt bij studie en werk.

Daarna verwacht ze nog een jaar nodig te hebben om ook de bedrijfsinhoudelijke toetsen te halen, die haar medische basiskennis, klinische kennis en klinische vaardigheden testen. Afhankelijk van de resultaten krijgt ze een advies van de Commissie Buitenslandse Gediplomeerden Gezondheidszorg (CBGV). Slaagt ze niet met vlag en wimpel, dan moet ze eerst nog een half tot anderhalf jaar als co-assistent werken. Pas dan mag ze zich basisarts noemen. Zeker zeven jaar zijn er dan verstreken sinds ze naar Nederland gekomen is.

En ze wil zich graag ook nog specialiseren. Bijvoorbeeld als huisarts of ouderenarts. Maar dat kost weer twee jaar. Dan is ze begin veertig. ‘Doen wat je het liefste wilt’, zegt Hanaa, ‘kan niet altijd.’

Dan is er nog het huishouden en is Hanaa sleutelpersoon en schooldirecteur

Ze vraagt zich nu soms al af hoelang ze dit nog volhoudt. Ze studeert vier tot zes uur per dag. En ze heeft ook nog een huishouden met vier kinderen, van wie de jongste vaak thuis is. Daarnaast is ze Sleutelpersoon Gezondheid Statushouders Regio Kennemerland, zoals dat voluit op haar visitekaartje staat. Dat wil zeggen dat ze als vrijwilliger advies geeft aan erkende vluchtelingen die medische vragen hebben.

Daar heeft ze een cursus voor gevolgd bij een landelijk expertisecentrum. Vooral Syriërs weten haar telefonisch makkelijk te vinden. Al haar landgenoten in de wijde omgeving kennen Hanaa. Dat komt ook omdat ze directeur van de Arabische school is, waar zo’n honderd leerlingen op zondag Arabische les krijgen en die mede door haar is opgericht.

Soms heeft ze het zó druk, zegt Hanaa, soms is ze zó moe, dat ze denkt: ik kan niet meer, ik wil niet meer, ik stop

Soms heeft ze het zó druk, vertelt Hanaa, soms is ze zó moe, dat ze denkt: ik kan niet meer, ik wil niet meer, ik stop. ‘Maar wat dan? Ik wil werken. Zonder werk kan ik niet leven.’

Meer dan de helft van de buitenlandse artsen die als vluchteling naar Nederland zijn gekomen, haakt voortijdig af op het lange en slepende traject om in Nederland als arts te mogen werken. Te moeilijk, te bureaucratisch, te lastig om een stageplek te vinden. ‘Maar ik ga door’, zegt Hanaa. Met een trillend ooglid. Ook al weet ze tijdens ons gesprek op den duur van vermoeidheid de juiste Nederlandse woorden niet meer te vinden. ‘Het is de enige weg.’

De wijk Graan voor Visch in Hoofddorp. Foto: Boudewijn Bollmann (voor De Correspondent)

In Syrië zorgde moeder dat Hanaa kon studeren

Mocht haar moeder maar naar Nederland komen. In Syrië kon Hanaa studeren en werken, ook al had ze een gezin, omdat haar moeder voor het huishouden en de kinderen zorgde. Moeder woonde bij hen in. Moeder is gescheiden. Hanaa is haar enig kind.

Ze heeft alles geprobeerd om haar moeder in het kader van gezinshereniging naar Nederland te halen. Tot aan een beroep op het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Het mocht niet baten. In de zomer van 2017 is Hanaa op haar Syrische paspoort naar Libanon gereisd, waar ze vijf dagen met haar moeder doorbracht.

Ik moest zo huilen toen ik mijn moeder zag. Het verdriet heeft haar vroeg ouder gemaakt

‘Ik moest zo huilen toen ik haar zag. Dit was niet de moeder die ik had achtergelaten. Ze is 64 jaar. Het verdriet heeft haar vroeg ouder gemaakt. Ze lijdt aan suikerziekte. Ze kan maar vijf minuten lopen zonder te rusten. Waar ze woont heeft ze geen familie, alleen één vriendin met wie ze af en toe thee drinkt. Het was afschuwelijk om afscheid te nemen.’ Khaled haalt een glaasje water voor haar.

Vrijwel elke dag belt Hanaa via Whatsapp met haar moeder. Soms een half uur. Als Hanaa het druk heeft: niet langer dan een paar minuten. Waar ze het over hebben? ‘Over haar dag. Over mijn dag. Over de kinderen. Hoe ze zich voelt.’ Vertelt Hanaa het haar moeder ook als zij het moeilijk heeft? ‘Liefst niet. Ik wil haar niet verdrietig maken. Maar soms zit het mij zo hoog dat ik me niet kan inhouden.’

Pratend met dit gezin realiseer ik me al snel dat ze hun handen niet alleen vol hebben aan hun nieuwe bestaan in Nederland. Het land dat ze hebben achtergelaten dringt zich nog altijd in wisselende gedaanten – soms heftig – aan hen op. Door de familieleden en vrienden om wie ze zich zorgen maken en die over de hele wereld verspreid zijn. Door de herinnering aan de gruwelen die ze hebben meegemaakt.

Foto: Boudewijn Bollmann (voor De Correspondent)

Als ’s nachts de enge dromen komen

Dochter Salam haalt boven op haar kamer het verhaal dat ze onlangs schreef over haar zusje Mariam. Twee jaar geleden maakte Salam al grote indruk op mij met een over hoe een docent op de havo haar liefde bijbracht voor de Nederlandse taal.

Tegenwoordig schrijft ze haar verhalen liever in het Arabisch omdat ze daarin, zegt ze, ‘voor haar diepste gedachten kan putten uit een rijkere woordenschat’. Het verhaal over haar zusje vertaalde ze provisorisch in het Nederlands.

‘Ik ken de enge dromen in de nacht.’ Zo ongeveer begint het verhaal. ‘Ik weet hoe ze mensen die een revolutie of oorlog hebben meegemaakt, kunnen besluipen, zelfs al wonen ze nu op een veilige plaats. Ik heb het gezien en gehoord bij familieleden en andere mensen, bijna dagelijks. Maar ik had nooit verwacht dat het kon gebeuren bij mijn zusje van zes. Ze was anderhalf toen er een bom viel op het huis naast dat van ons. Ik denk niet dat je je iets kunt herinneren van wat er zo jong met je is gebeurd. Ik weet helemaal niks meer van mijn eerste vier jaar. Maar toch.’

Foto’s: Boudewijn Bollmann (voor De Correspondent)

‘Gisternacht om twee uur kroop Mariam bij mij in bed. Ze beefde. Ze had een enge droom gehad. Toen ze weer rustig was, heb ik haar teruggestuurd naar haar eigen bed.’

‘De volgende ochtend in de pauze op school keek ik op Facebook. Ik zag dat mijn vader een bericht had gepost. Met een foto van Mariam, dacht ik. Ze glimlachte zo mooi en onschuldig.’

‘Maar de foto bleek een En wat ze vertelde, was verschrikkelijk. Ze beschreef haar enge droom van die nacht. Het was oorlog in Hoofddorp. Mensen renden. Er werd geschoten. Iemand viel dood neer. Toen was ze naar Syrië gevlucht. Uiteindelijk zag ze het lieve gezicht van haar oma. Alles was goed.’

Salam was geschokt over wat Mariam had verteld. Hoeveel Syrische kinderen dragen dit soort dromen met zich mee? Dat vroeg ze zich af. De slotzin van haar verhaal? ‘Ik bid tot Allah om jullie te beschermen, o, kinderen van mijn land.’

De nacht dat de soldaten kwamen

Hanaa aait haar oudste dochter. Het verhaal roept kennelijk herinneringen op aan de geboorte van Mariam. Ze beschrijft die dag. ’s Ochtend was ze nog naar de dokter geweest. De geboorte leek voorlopig niet in zicht. Maar ’s avonds viel het leger hun dorp binnen. Soldaten bonkten op alle deuren. Honderd mannen werden in een leeg huis gedreven. Eerder op die dag waren in de omgeving twee soldaten gedood. Daar zouden de mannen in het dorp voor boeten.

Die avond begonnen bij Hanaa de weeën. Khaled kon zich in veiligheid smoezen, omdat hij computerdocent aan de politieacademie was. Maar zijn vrouw in die nacht naar het ziekenhuis brengen voor de bevalling kon hij wel vergeten. De auto zou zeker worden beschoten.

Ze moest het kind maar ophouden, zeiden de soldaten. Sterker en sterker werden de weeën. Bij het eerste daglicht nam Khaled de gok om toch naar het ziekenhuis te racen. Nog geen half uur na aankomst beviel Hanaa van Mariam. Khaleds ogen kleuren rood terwijl Hanaa dit vertelt.

‘We zijn op de goede weg’

Twee jaar geleden was Khaled er nog vast van overtuigd dat hij in Nederland snel een baan zou vinden als computerdocent. Die hoop heeft hij laten varen. Hij heeft zijn inburgeringsexamen wel gehaald, dus ook de onderdelen lezen, spreken, schrijven en luisteren. Maar dat niveau van taalbeheersing is niet toereikend om les te kunnen geven in het Nederlands. Bovendien gaan de ontwikkelingen op computergebied zo snel. Hij is er al vijf jaar uit.

Nu brengt Khaled twee dagen in de week voor een bedrijf in Amsterdam de platte broden rond die kenmerkend zijn voor het Midden-Oosten. Zo’n dertig klanten bezoekt hij op een dag.

Als het even kan, wil hij een koeriersdienst beginnen. Voorlopig fungeert hij vooral als koerier voor zijn kinderen, die hij overal naartoe brengt

Het plan om met een vriend een eigen broodfabriek te beginnen liep stuk bij gebrek aan voldoende startkapitaal. Als Hanaa eenmaal betaald werk heeft, hoopt hij een koeriersdienst op te zetten. Althans, als de hernia die hem plaagt dat toelaat. Voorlopig fungeert hij vooral als koerier voor zijn kinderen, die hij overal naartoe brengt en weer ophaalt.

Waar hij trots op is? Dat hun kinderen vloeiend Nederlands spreken. Dat ze het goed doen op school. Maar vooral: ‘Dat ik mijn gezin naar een veilige plaats in de wereld heb gebracht. Via internet hebben we contact met zoveel Syrische families die in moeilijke situaties leven. Die in tenten wonen. Van wie de vader gevangen zit. Dan mogen we ons gelukkig prijzen. Wij bouwen verder aan een nieuw bestaan. We zijn op de goede weg.’

Als ik vroeg in de avond afscheid neem, vraag ik Hanaa wat ze voor het slapen nog gaat doen. Ze wijst naar de tafel met de resten van de maaltijd die we hebben genuttigd. ‘Opruimen. De kinderen naar bed brengen.’ Ze zucht. ‘En nog een beetje studeren.’

Foto: Boudewijn Bollmann (voor De Correspondent)

Meer lezen?