Een rode papegaai, zittend op een tak, met daaromheen kleurrijke bloemen. Rechts ervan, in zwarte letters: Fort Lauderdale. Het was een wit T-shirt met deze opdruk dat in de lente van 1999 voor nog geen 6 dollar kocht in de Amerikaanse staat Florida.

Niet omdat ze zo van papegaaien houdt – het had net zo goed een shirt met schelpen, palmbomen of vissen kunnen zijn. Ze kocht het ook niet omdat ze iets tekortkwam in haar garderobe. Ze kocht het vanwege een studentenprotest dat een paar maanden daarvoor had plaatsgevonden op de Georgetown Universiteit in Washington D.C., waar ze werkte als docent.

Zo’n honderd studenten hadden zich op een koude dag in februari verzameld op de trappen voor de universiteitscampus. Een jonge vrouw greep de microfoon vast en vroeg aan de menigte: ‘Who made your T-shirt? Was het een kind in Vietnam? Vastgeketend aan een naaimachine zonder eten en water? Of was het een jonge vrouw uit India, die 18 cent per uur verdiende en twee keer per dag naar het toilet mocht?’

Waarom roept globalisering weerstand op?

Rivoli stond erbij en keek ernaar. Ze vroeg zich af waarom ze geen antwoord had op de vragen. Waarom wist ze niet wie de kleren die ze zelf droeg had gemaakt? En wat het verhaal erachter was?

Foto: Liv Ylva (voor De Correspondent)

Ze raakte geïntrigeerd door de boosheid van de jonge dame met de microfoon. Waar kwam die vandaan?

‘Ik wilde onderzoeken en begrijpen waarom globalisering in die tijd zoveel weerstand opriep en of die zorgen gegrond waren’, vertelt Rivoli, die nog altijd lesgeeft aan de McDonough School of Businessaan Georgetown Universiteit, via Skype.

‘Ik had van tevoren niet een heel duidelijk idee over wat de moraal moest worden van het verhaal, maar ik had wel vooroordelen die voortkwamen uit mijn achtergrond als econoom en mijn werk als docent internationale handel. Bijvoorbeeld dat vrije markten helpen in het verbeteren van de menselijke conditie. Ik dacht dat het verhaal van mijn T-shirt dit zou laten zien.’

Het verhaal bleek echter over iets totaal anders te gaan.

Het T-shirt vormde de rode draad van haar boek

De herkomst van het T-shirt werd het onderwerp van haar boek The Travels of a T-shirt in the Global Economy. Rivoli reisde zes jaar de wereld over, van de katoenvelden in Texas, de kledingfabrieken in China tot de tweedehandskledingmarkt in Tanzania. Het T-shirt vormde de rode draad in een verhaal over de voor- en nadelen van globalisering.

In haar boek verweeft ze kundig de geschiedenis van de textielindustrie met recente ontwikkelingen. Ook laat ze zien hoe groot de invloed van de politiek op het productieproces is.

Rivoli’s boek verscheen in 2005, in 2009 en 2014 werd het geüpdatet; ze zocht de hoofdpersonen uit het boek opnieuw op om te zien hoe het met ze gaat en wat er in de tussentijd is gebeurd. Geïnspireerd op het boek maakte in 2013 een geroemde multimediaproductie waarin journalisten een T-shirt laten maken en volgen.

‘Oneerlijke concurrentie, zoals de subsidie die Amerikaanse boeren ontvangen, raakt landen als Benin en Burkina Faso’

Rivoli’s boek kreeg uiteindelijk een andere wending dan ze van tevoren had gedacht. Het verhaal van haar T-shirt bleek namelijk niet zozeer te gaan om wie de beste, goedkoopste, en/of snelste T-shirts maakte, maar over hoe mensen politieke macht gebruiken.

Rivoli: ‘De primaire les is dat het belang van markten vaak overschat wordt door zowel de voor- als tegenstanders van globalisering. Het leven van mijn T-shirt werd zeker beïnvloed door concurrerende markten, maar nog veel meer door politiek.’

Zo zijn de ‘winnaars’ van de kledingindustrie niet per se goed goed in concurreren, maar juist in het vermijden van concurrentie. Ze illustreert haar punt met katoenplantages in de VS. Het land staat nog altijd in de top-drie van de grootste katoenproducenten ter wereld. Hoe dit zo is gekomen? Een combinatie van slavernij, technologie en overheidssubsidies.

In het boek wordt duidelijk hoe oneerlijke concurrentie de armste katoenproducerende landen raakt, zoals Benin en Burkina Faso. Zo drijven die Amerikaanse boeren ontvangen de katoenprijzen omlaag. ‘Het vermogen om concurrentie te onderdrukken en te vermijden, is vaak het gevolg van een ongelijke machtsverhouding tussen arm en rijk’, zegt ze daarover.

Door uitbuiting kan China concurrerend zijn

Van Texaanse katoenplantages reist Rivoli door naar China. Via het label achterhaalt ze dat het T-shirt afkomstig is uit een fabriek in Shanghai. Ze bezoekt textielfabrieken waar voornamelijk jonge vrouwen werken, afkomstig van het platteland. Ze werken er in de hoop economische onafhankelijkheid te vinden. En in zekere zin vinden ze die daar ook.

Foto: Liv Ylva (voor De Correspondent)

Hier komt Rivoli erachter dat de waarom-vraag – waarom haar T-shirt hier is gemaakt – niet te maken heeft met marktwerking, maar met politiek. Met de manier waarop het land de rechten van migranten heeft geregeld en uitbuiting gebruikt om competitief te kunnen zijn. Ze schrijft: ‘Niet de gevaren van de arbeidsmarkt, maar een door de overheid ontwikkeld systeem blokkeerde de weg voor Chinese textiel- en kledingarbeiders om als volwaardige burger aan de markt deel te nemen.’

De kleding- en textielindustrie behoort tot een van de meest gepolitiseerde, zegt Rivoli. Hoe dat komt? ‘Textielfabrieken waren de eerste fabrieken in het Verenigd Koninkrijk, en later andere Europese landen en de VS. Deze fabrieken lanceerden de industriële revolutie. Zodra er concurrentie van andere landen dreigde, probeerden de mensen die in deze sector werken hun politieke macht te gebruiken om hun positie te behouden.’

Rivoli zocht uit of het per definitie iets slechts is dat fabrieken inmiddels veelal naar lagelonenlanden zijn verplaatst. ‘Er zijn veel delen in Europa en Amerika waar de textielindustrie ooit domineerde. Het werd er steeds moeilijker om te concurreren met landen als Japan, China of Vietnam. De vraag is wat er met die regio’s en steden is gebeurd. Wat ooit een textielknooppunt was, zijn nu knooppunten in technologie, gezondheidszorg, noem maar op. De textiel- en kledingindustrie doet dienst als een stap in het ontwikkelingsproces. Verschillende landen doorlopen deze stappen, of hebben dit al gedaan.’

Vaak roepen activisten dat de ‘race to the bottom’ moet stoppen, waarmee ze bedoelen dat kleding niet in nóg goedkopere landen mag worden gemaakt, onder nóg slechtere omstandigheden. Dat is is zowel ‘de engste als de meest onzinnige’ van alle strijdkreten van de antiglobaliseringsbeweging, vindt Rivoli. ‘Hij is meestal afkomstig van activisten uit rijkere landen die hun eigen welvaart te danken hebben aan diezelfde race.’

Immers: doordat de industrie zich telkens verplaatst, zoekende naar de laagste lonen, reist ook de ladder, de opstap, naar economische vooruitgang mee.

Wat er gebeurt met een afgedankt shirt

Als laatste onderdeel van het leven van haar T-shirt, zoekt Rivoli uit wat ermee gebeurt nadat ze het wegdoet. Ze komt aan in Dar es Salaam, Tanzania, waar honderden marktkraampjes staan die duizenden tweedehands T-shirts uit Amerika voor ongeveer een halve tot anderhalve dollar per stuk verkopen.

In haar boek laat Rivoli zien dat mede door de komst van goedkope tweedehands kleding, duizenden banen verloren zijn gegaan in de textielindustrie in landen als Zambia, Oeganda en Tanzania.

Volgens critici zou de groei van mitumba (zoals de balen tweedehands kleding worden genoemd) niet alleen de werkgelegenheid in de textielfabrieken doen krimpen, maar er ook voor zorgen dat Afrikaanse landen hun voet niet op de ontwikkelingsladder van de textielproductie kunnen zetten – een ladder die voor China, de VS, Japan en talloze andere landen leidde naar het industriële tijdperk.

Volgens critici houdt tweedehandskleding de ontwikkeling van een eigen industrie tegen. Maar tweedehands kleding zorgt ook voor banen

Maar dat is slechts een deel van het verhaal. Ze haalt een rapport van Oxfam Novib aan waarin geconcludeerd wordt dat de ondergang vooral te maken had met beperkingen in de toeleveringsketen, waaronder onbetrouwbare en dure infrastructuur. Bovendien creëert de tweedehands kledingindustrie ook weer veel banen.

Rivoli staat zelf niet negatief tegenover de handel in tweedehands kleding in landen als Kenia en Tanzania. Ik vraag haar wat ze ervan vindt dat geleidelijk een importverbod voor tweedehands textiel in te voeren.

‘Als je zou zeggen: we verbieden de import van nieuwe kleding, dan zou dat de rijken treffen. Nu is het andersom. Het is een verbod dat de armste mensen raakt. Als je naar Oost-Afrika gaat, zie je daarnaast hoeveel mensen op deze manier hun brood verdienen en hoeveel mensen hun kleding op deze manier krijgen. Daarom vind ik het een erg moeilijk te verdedigen beleid.’

Sprong voorwaarts, of toch niet?

In 2008 gaat Rivoli opnieuw op zoek naar de hoofdpersonen om te kijken hoe het nu met ze gaat.

‘Elke keer wanneer ik terugkeerde, was er weer een sprong voorwaarts gemaakt in de zoektocht om beter, sneller en goedkoper katoenen stoffen te produceren’, vertelt ze. Maar er was één ding dat nauwelijks veranderde: de kledingfabrieken. Het naaiproces bleef al die jaren haast onveranderd.

Nog steeds zitten er in China en over de rest van de wereld jonge vrouwen achter de naaimachines. ‘Dit is in de productie van een T-shirt het moeilijkst te automatiseren gebleken, omdat het zo’n uniek proces is’, legt ze uit. En de urgentie voor innovatie op dit vlak miste gewoonweg: de lonen zijn immers toch zo laag.

Foto: Liv Ylva (voor De Correspondent)

In 2008 was Rivoli hoopvol en stelde ze dat de omstandigheden in de industrie steeds beter worden. Zes jaar later is ze voorzichtiger. in 2013, waarbij meer dan 1.100 kledingarbeiders om het leven kwamen, constateert ze: ‘De conclusie dat de omstandigheden in de slechtste fabrieken bij elke volgende stap in de "race" toch wat beter worden, is nu meer aanvechtbaar. Het lijkt er zeker op dat de arbeidsomstandigheden en andere normen in fabrieken in Bangladesh vaak zelfs erger zijn dan ze een jaar geleden in China waren.’

Rivoli: ‘De kledingproductie creëert nog steeds kansen voor jonge vrouwen en voor economische en menselijke ontwikkeling. Aan de andere kant, sinds en de opkomst van is niet alleen de richting maar ook de voorspelbaarheid van de race veranderd.’

Wat zijn de meest hoopgevende ontwikkelingen die ze nu ziet? Rivoli: ‘Ik denk dat de technologische ontwikkelingen steeds beter worden. De slechtste banen worden geautomatiseerd en verdwijnen.’

Als voorbeeld noemt ze het plukken van katoen, dat steeds minder met de hand gebeurt. ‘Iets anders wat is veranderd: de meeste grote kledingbedrijven ontwikkelen langetermijnrelaties met hun leveranciers. Dat zal leiden tot verbeteringen op het gebied van milieu en arbeidsomstandigheden.’

Het T-shirt met de rode papegaai en de kleurrijke bloemen hangt nog altijd bij Rivoli in de kast. Ze heeft het nooit écht weggedaan. Daarvoor is het shirt haar onderhand veel te veel waard. ‘Ik draag ’t ook weleens’, zegt ze.

Wat ze, met de kennis van nu, zou zeggen tegen de activist die haar op de koude dag in februari 1999 aanzette tot dit project? ‘Ik zou haar willen zeggen dat de armen meer last hebben van de uitsluiting dan van de gevaren van de markt. En dat ze haar energie beter kan richten op het betrekken van mensen in de politiek, in plaats van hen af te schermen van de markt.’