Eindelijk zegt het bedrijfsleven openlijk dat China een bedreiging vormt, constateren Europese politici tevreden
De stemming in Europa over China slaat om. Waar bedrijven eerst stonden te juichen over Chinese investeringen, spreken ze nu openlijk over het gevaar van oneerlijke concurrentie. Politici die ik sprak, zijn er blij mee. ‘Het bedrijfsleven is wakker geworden, zij het tien jaar te laat.’
Een brug in Kroatië die met Europees geld wordt gebouwd door een Chinees staatsbedrijf. Een Britse kerncentrale, van grote strategische waarde voor de economie van het land, is deels in handen van China.* Het kan allemaal in Europa.
Lange tijd zag de EU dit nauwelijks als een probleem. Elk jaar reist de Delegatie voor de betrekkingen met Volksrepubliek China af naar Beijing, met Europarlementariërs die er ‘constructieve gesprekken’ voeren met Chinese ministeries. Die doen dan vaak toezeggingen dat meer sectoren van de Chinese economie toegankelijk worden voor Europese bedrijven en dat ze economische hervormingen zullen doorvoeren, zoals het afbouwen van subsidies in bepaalde sectoren.
Mondjesmaat gebeurt dat ook, zij het tergend langzaam. China zag zich ook niet genoodzaakt haast te maken: sancties, een handelsboycot of protectionistische maatregelen om de Europese markt te beschermen, had het land niet te vrezen – en zijn nog altijd niet aan de orde. Bovendien traden de afzonderlijke lidstaten niet gezamenlijk op, omdat ze hun eigen belangen voor lieten gaan.
De stemming is echter omgeslagen. Het Europese bedrijfsleven krijgt steeds meer last van wat het ziet als oneerlijke concurrentie. Dat blijkt onder meer uit een openhartig rapport dat de invloedrijke Duitse werkgeversorganisatie Bundesverband der Deutschen Industrie (BDI) in januari dit jaar publiceerde, over de vraag hoe Europa moet omgaan met de Chinese, door de staat gecontroleerde economie. Maar daarover later meer.
De Nieuwe Zijderoute heeft ook Oost-Europa bereikt
De onvrede in Europa is vooral veroorzaakt door twee langetermijnprojecten van de Chinese president Xi Jinping. Zes jaar geleden zette hij het ‘One Belt, One Road Initiative’ (BRI) in gang en in 2015 lanceerde de regering ‘Made in China 2025’. Het BRI-project, beter bekend als de Nieuwe Zijderoute, moet continenten met elkaar verbinden, de wereldhandel bevorderen én de economische en politieke macht van China vergroten.
Dat is gelukt: het project is uitgegroeid tot een gigantisch netwerk van havens, spoorlijnen, pijplijnen, industrieparken, elektriciteitscentrales en wegen in Azië, Afrika en Latijns-Amerika, veelal aangelegd door Chinese (staats)bedrijven en gefinancierd met Chinese leningen.
De Nieuwe Zijderoute strekt zich ook uit tot Oost-Europa. Daar pleegt China via het 16 + 1 raamwerk regelmatig overleg met zestien Centraal- en Oost-Europese landen, waaronder elf EU-landen. Ze praten met Beijing over samenwerking, de aanleg van infrastructuur en gunstige Chinese leningen. Met het raamwerk heeft de regering-Xi zich verzekerd van een pro-Chinese lobbyclub in Europa.
Het plan Made in China 2025 op zijn beurt moet van China een industriële en technologische grootmacht maken, op het gebied van elektrische auto’s, scheepstechnologie, duurzame energie en kunstmatige intelligentie. China wil niet alleen innovatieve ideeën uit het Westen uitvoeren, maar ook zelf de knowhow ontwikkelen om nieuwe producten te lanceren.
Onder de vlag van BRI en Made in China 2025 investeerden Chinese bedrijven ongehinderd gigantische bedragen in Europa, in de infrastructuur maar ook in technologie, energie, olie en vastgoed.*
Engeland en Duitsland waren daarbij favoriet. Berlijn stelde zich altijd zeer pragmatisch op tegenover China, omdat het Duitse bedrijfsleven er grote belangen heeft. De Duits-Chinese handel bedroeg 187 miljard euro in 2017, bijna 30 procent van de totale handel tussen de EU en China, en meer dan 900.000 banen in Duitsland zijn afhankelijk van export naar de Aziatische grootmacht. Vooral de Duitse auto-industrie denkt nog flink te kunnen groeien door de opkomst van de Chinese middenklasse, die honderden miljoenen mensen telt.
Een dringende boodschap van het Duitse bedrijfsleven
De toon in het rapport van de Duitse werkgeversorganisatie BDI is dan ook vriendelijk. Maar de boodschap is des te dringender. Een handelsoorlog zoals tussen China en de VS is niet gewenst en China blijft een zeer belangrijke handelspartner van de EU, stelt het BDI. Maar de relatie staat onder druk. Beijing moet de belofte eindelijk waarmaken door de markten open te stellen en moet de al toegezegde economische hervormingen doorvoeren.
Europese bedrijven dienen meer in bescherming te worden genomen. Protectionistische maatregelen die de EU zou kunnen opleggen, zoals beperkingen van de contractuele vrijheid van bedrijven en controle op investeringen, mogen pas in het uiterste geval plaatsvinden. Maar zelfs voor de Duitse werkgevers zijn ze niet langer taboe.
China blijft vasthouden aan haar eigen ‘hybride’ economische systeem: vrije marktwerking alleen als het uitkomt, met staatssteun aan bedrijven indien nodig
Lange tijd dachten economen dat China door economische vooruitgang en groei – en door lidmaatschap van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) – ook het liberale handelsmodel zou omarmen van een vrije markt en een open economie. Maar China blijft vasthouden aan haar eigen ‘hybride’ politieke, economische systeem: marktwerking alleen als het uitkomt, bescherming van de binnenlandse industrie waar nodig, evenals subsidiëring van bedrijven, en de staat – lees: de communistische partij – houdt de controle over alle sectoren van de economie.
De twee systemen concurreren met elkaar. Het is echter geen eerlijke strijd, constateert het BDI, dat in haar rapport zo’n vijftig aanbevelingen doet om de ‘onevenwichtigheid’ in toegang tot de verschillende markten ‘recht te trekken’.
Het rapport heeft in Duitsland veel stof doen opwaaien – met name de Duitse Kamer van Koophandel is bezorgd over een mogelijke confrontatie met Beijing. Ook in Brussel geeft het aanleiding tot veel discussie, aldus de Europarlementariër en Duitse politicus Jo Leinen, lid van de Duitse regeringspartij SPD en voorzitter van de China Delegatie. ‘Ik ben vooral te spreken over de pro-Europese benadering.’
Het BDI wil meer maatregelen tegen ‘prijsdumping’ in de EU als gevolg van overproductie in China, en wil ook de vrije toegang beperken van Chinese staatsbedrijven tot de EU. Brussel moet duidelijker definiëren wat de EU ziet als staatsbedrijf, meer onderzoek doen naar staatssteun door China die ‘eerlijke handel verstoort’ en China verplichten aan te tonen dat producten niet op oneerlijke wijze concurreren.
Vooral dat laatste is belangrijk, aldus Leinen. ‘Het antidumping- en het subsidiebeleid van de Europese Unie is inmiddels hervormd. Maar het is heel moeilijk om in China relevante data te vinden over subsidies, door gebrek aan transparantie bij overheid en bedrijfsleven.’
Marktdominantie door China ligt op de loer
De grootschalige investeringen van China in Europa vormen sowieso een risico, waarschuwt het rapport. Afzonderlijke Chinese bedrijven kunnen overnames doen in allerlei landen die op het eerste gezicht geen samenhang lijken te hebben, maar later onderdeel blijken te zijn van een gecoördineerde actie die past in de economische planning van de Chinese regering.
Het rapport bevat geen voorbeelden, maar de investeringen door Chinese (staats)bedrijven in Europese havens, waarover ik eerder schreef, worden inmiddels met argusogen bekeken.
Ook het Europese aanbestedingsbeleid moet worden aangepakt, vindt het BDI. Europese projecten zijn toegankelijk voor aanbestedingen door Chinese bedrijven, terwijl dat niet geldt voor Europese firma’s in China. Vaak verwerven Chinese staatsbedrijven – die lagere prijzen kunnen aanbieden – de opdrachten voor door Brussel betaalde projecten.
Een recent voorbeeld hiervan is een brug in Kroatië, waarvan de kosten voor 85 procent door de EU worden gedragen. Het Oostenrijkse bedrijf Strabag had een begroting ingediend van 351 miljoen euro, maar werd afgetroefd door de China Road and Bridge Cooperation, die de klus voor 279 miljoen kan klaren.*
Wim van de Camp (CDA), Europarlementariër en lid van de China Delegatie, zet veel vraagtekens bij deze aanbesteding. ‘Is er behalve op prijs ook getoetst op arbeidsomstandigheden? Schakelen de Chinezen hun eigen, goedkope arbeidskrachten in? Waarom wordt er geen joint venture gesloten met een Europees bedrijf? In China moeten buitenlandse investeerders wel verplicht een joint venture aangaan met een lokale partner.’
We zijn in Europa de naïviteit voorbij over China, het bedrijfsleven is eindelijk wakker geworden! Al is het tien jaar te laat
Wat Van de Camp betreft, komt het BDI-rapport als geroepen. ‘We zijn in Europa de naïviteit voorbij, het bedrijfsleven is eindelijk wakker geworden! Al is het tien jaar te laat.’ De CDA’er: ‘De Chinezen zijn zo slim, daar hebben wij in Europa maar geen goed antwoord op.’
Een voorbeeld: Europa en de VS willen dat China in de Wereldhandelsorganisatie niet langer de status van ontwikkelingsland heeft – waarvoor gunstigere import- en exporttarieven gelden – maar wordt beschouwd als een volwassen markteconomie. Van de Camp: ‘Dat heeft de EU vaak aangekaart, maar in Beijing verzetten ze zich daartegen. Ze vermijden echter het gebruik van het beladen woord ontwikkelingsland. "Onze lagere overheden zijn nog niet gewend aan de tucht van de markt", luidt het antwoord.’
Bas Eickhout (GroenLinks), Europarlementariër en lid van de China Delegatie, is het ook grotendeels eens met de Duitse werkgevers. ‘Als antwoord op de expansie en slimheid van China moet Europa veel strategischer worden met zijn economische beleid’, zegt hij.
China en Europa liggen ‘samen in bed’ en ‘hebben elkaars markten nodig’, vervolgt hij. Maar als China niets doet aan de oneerlijke concurrentie, moet de EU daartegen durven optreden. Eickhout: ‘De angst dat China een klachtenprocedure begint bij de WTO mag geen belemmering zijn. We moeten ook af van de gedachte dat elke vorm van protectionisme slecht is en dat vrijhandel per definitie goed is, omdat het goedkope producten oplevert voor consumenten.’
Soepeler fusieregels om beter te concurreren
Eickhout wil zelfs verder gaan dan de Duitsers en de ‘starre’ fusieregels aanpassen, juist vanwege China. Op grond van de Europese mededingingswet is de fusie tussen de Franse multinational Alstom en het Duitse Siemens, die hun trein- en spoordivisies willen samenvoegen, onlangs afgekeurd. Eickhout: ‘De combinatie zou een te grote marktspeler in Europa worden. Maar als die grote marktspeler beter kan concurreren met het Chinese staatsconglomeraat CRCC, dat wellicht ook zijn slag wil slaan op het Europese spoornet, dan dient de fusie te worden beoordeeld met die mogelijkheid in het achterhoofd.’
Ook moet er in Europa anders worden aangekeken tegen zaken als veiligheid en technologie, zegt Eickhout. Hij doelt daarmee op de onrust rondom Huawei, de Chinese telecomgigant die in het nieuws kwam na de arrestatie van de financiële topvrouw Meng Wanzhou.* De VS beschuldigen Huawei onder meer ervan bedrijfsgeheimen te hebben gestolen.
Huawei heeft, zoals alle Chinese bedrijven, nauwe banden met de Chinese overheid, hoewel het officieel geen staatsbedrijf is. Toch gaan veel analisten ervan uit dat Huawei de Chinese autoriteiten geen medewerking kan weigeren als zij daarom vragen.
De VS, Australië en Nieuw-Zeeland hebben Huawei al geweerd van de markt voor 5G-internet, uit angst dat de technologie van het bedrijf spionage door China mogelijk maakt, of dat het cruciale onderdelen van de infrastructuur kan platleggen. Canada en het Verenigd Koninkrijk overwegen een vergelijkbare stap. In Nederland woedt er nog een felle discussie over.*
Terug naar het rapport van het BDI. Marietje Schaake (D66), Europarlementariër en lid van de commissie Internationale Handel, ziet het als een doorbraak. Want doorgaans durven Europese bedrijven of belangenorganisaties hun grieven niet zo duidelijk op tafel te leggen, uit angst voor tegenmaatregelen door de Chinese autoriteiten.
Het moet niet zo zijn dat politici alleen komen klagen in China en dat bedrijven er alleen komen om te verkopen
Schaake: ‘Ook in Europa zullen de politiek en het bedrijfsleven meer met elkaar moeten optrekken. Maar dan moeten bedrijven wel voor principes kiezen en zich niet altijd laten verleiden door een "kortetermijngoudkoorts", waardoor ze toch steeds hun oren naar Beijing laten hangen. Het kan niet zo zijn dat de politiek alleen komt klagen in China en bedrijven alleen maar komen om te verkopen.’
Wat Schaake betreft moet de EU snel een strategie ontwikkelen tegenover China, waarin de lidstaten met één stem spreken. ‘Brussel moet daarin verschillende thema’s samenbrengen, zoals handel, militaire investeringen, mensenrechten en milieu. En daarin een mechanisme opnemen waarmee je zaken kunt toetsen. Zoals fusies en overnames, waarbij Chinese bedrijven betrokken zijn, Chinese onderzoekers die hier komen werken op universiteiten, en de bescherming van intellectueel eigendom. Europa moet net als China een langetermijnvisie hebben en heldere standpunten innemen.’
Betere samenwerking is al in de maak. Afgelopen donderdag stemde het Europarlement in met een (vrijwillig) screeningsmechanisme, bedoeld voor niet-Europese bedrijven die in de EU willen investeren. Nationale regeringen stellen de criteria vast waarop wordt gecontroleerd en landen besluiten afzonderlijk of ze bepaalde investeringen tegenhouden of niet. Maar er zal meer overleg zijn over die besluiten.
Ook Den Haag luistert naar het Duitse bedrijfsleven
Niet alleen in Brussel, ook in Den Haag is er veel belangstelling voor de voorstellen van de Duitse werkgevers. Al een jaar werkt de regering aan een Nederlandse China-strategie die ze voor 1 mei wil presenteren.
De strategie is een beladen onderwerp omdat er zoveel verschillende belangen mee zijn gemoeid. Regeringspartijen CDA, VVD, D66 en de ChristenUnie laten dan ook niets los over de inhoud ervan. GroenLinks daarentegen nam er alvast een voorschot op en publiceerde begin februari een eigen China-paper, waarin partijleider Jesse Klaver en buitenlandspecialist Bram van Ojik pleiten voor ‘een reset’ van de relatie, door ‘grenzen te stellen’ aan de samenwerking met China en vooral niet naïef ‘doordenderen’.
GroenLinks: ‘Mensenrechten moeten niet langer pas bij de rondvraag aan de orde komen’
De meest concrete maatregel is een verbod op het gebruik van Chinese technologie bij de bouw van het 5G-netwerk in Nederland. De sleutelrol die Huawei daarin speelt moet worden herzien, zegt GroenLinks. Van Ojik: ‘We pleiten er ook voor mensenrechten een veel centralere plek te geven in een dialoog met China. Die mogen niet langer pas bij de rondvraag aan de orde komen. We moeten daarin samenwerken met landen die ook een stevig signaal willen geven.’
Het gaat met name over de behandeling in China van mensenrechtenadvocaten, die vaak achter de tralies verdwijnen en van moslims als de Oeigoeren, die de autoriteiten massaal in heropvoedingskampen stopt.
Ook is de partij uitgesproken over de investeringen. Van Ojik: ‘Nederland juicht als er weer voor honderden miljoenen aan contracten worden getekend met China, maar er is geen gesprek over welke investeringen wenselijk zijn en welke niet, en wat de gevolgen ervan kunnen zijn. Dat gesprek moeten we voeren. Ook kan er een meldingsplicht komen, zodat duidelijk is welke nieuwe bedrijven in Nederland willen investeren, en een toezichthouder die scherp toetst of ze voldoen aan de Nederlandse juridische eisen, de mededingingsregels en de belastingwetgeving.’
Er moet een eind komen aan de Nederlandse ‘bedeesdheid en onbeholpenheid’, besluit Van Ojik. ‘De China-strategie moet een krachtig en strategisch document worden waarin we duidelijk maken welke thema’s voor ons belangrijk zijn. Beijing doet dat immers zelf ook.’
De Duitse werkgevers hebben met hun rapport een belangrijke steen in de vijver gegooid, en dat effect zal de Nederlandse China-strategie straks ook hebben, hoopt Eickhout. ‘Voor de nieuwe Europese Commissie die dit jaar wordt gekozen, zal een Europese China-strategie in elk geval tot een van de prioriteiten behoren’, vervolgt hij, wat nog niet betekent dat die er snel komt. Eickhout: ‘Ik verwacht die strategie niet voor 2021.’