In de keuken van gang 3A is brand geweest. De vlam sloeg in de pan en schoot langs de muren omhoog tot aan het plafond, alles blakerde zwart. Een nieuwe laag beige verf moet de roet bedekken, maar die is niet dekkend. Door de strepen verf schemert nog wat zwart. ‘Erbarmelijk’, zegt Romy Cartiere (25), die schuin tegenover de keuken woont.

Het maakt niemand op gang 3A veel uit, ze koken hier toch nauwelijks, dat doen ze in hun eigen vertrekken. Ze zitten ook niet in de gemeenschappelijke woonkamer ernaast, waar het een pakhuis van oud meubilair is. De lamp aan het plafond heeft het voor de derde keer begeven en nu laten de bewoners van 3A het maar zo. Pech, dan is er maar geen licht.

Gang 3A is onderdeel van een verzameling containerwoningen naast de A10 in Amsterdam Nieuw-West, waar 565 jongeren onder 28 jaar sinds juli 2016 samenwonen. Ruwweg de helft bestaat uit Nederlanders en de andere helft uit statushouders, oftewel vluchtelingen met een verblijfsvergunning.

Na twee jaar wil ik weten: trekken de jonge vluchtelingen die ik in 2016 sprak op met de andere jongeren uit de containerwoningen?

In oktober 2016 Ik logeerde bij Romy, een masterstudent Ecologie en Evolutie aan de Universiteit van Amsterdam. Mijn ervaringen beschreef ik voor het initiatief waarmee De Correspondent wilde laten zien hoe honderden nieuwe statushouders hun bestaan in Nederland opbouwen.

Ruim twee jaar later ben ik terug om te kijken hoe het de bewoners vergaat. Ik ben benieuwd of ze elkaar intussen hebben leren kennen. Zijn er vriendschappen ontstaan? Eten ze samen? Doen ze andere dingen samen?

Zodra ik Romy spreek, hoor ik dat het samenleven niet van de grond is gekomen. Het contact tussen de meeste bewoners blijft beperkt tot kleine praatjes in de gang, zegt ze. ‘Hoe heet je kat ook alweer, dat soort dingen.’

Dat betekent niet dat mensen in 3A ongelukkig zijn. Romy en haar medebewoners zijn nog steeds blij met hun woning in het Startblok, hoor ik. Ze maken iets van hun leven en vereenzamen bepaald niet.

Foto’s: Tryntsje Nauta (voor De Correspondent)

Mensen trekken niet automatisch met elkaar op

Maar: het was de bedoeling dat ze zouden samenleven. Stadsdeelvoorzitter Achmed Baâdoud van Nieuw-West bedacht de formule van het Startblok, in de hoop dat jonge nieuwkomers tussen Nederlandse leeftijdsgenoten sneller iets van dit land zouden begrijpen. In lange gangen wonen ze strikt om en om, elke gang heeft een gemeenschappelijke keuken en woonkamer.

Baâdoud wilde leren van de fouten van veertig, vijftig jaar geleden, toen de eerste migranten in Nederland vooral tussen mensen uit hun eigen etnische groep terechtkwamen. Later hoorde hij van nieuwkomers dat ze na tien jaar nog geen Nederlands spraken. Anderen hadden achteraf spijt dat ze zo lang in hun eigen groep waren blijven hangen.

Ze willen wel wat samen doen, maar op een of andere manier lukt het niet

Dat moest anders. Toen het Amsterdamse college van burgemeesters en wethouders Baâdoud om een kavel vroeg voor 565 containerwoningen voor jonge vluchtelingen, zei hij: ‘Die komt er alleen als er ook plek is voor Nederlandse jongeren.’ Hij hoopte dat ze ‘maatjes’ zouden worden.

‘Ja’, roept Romy uit, ‘maar dit is wel het andere uiterste.’ Dus mensen uit alle windstreken bij elkaar zetten betekent niet dat ze automatisch met elkaar optrekken? Opnieuw gaat haar stem omhoog: ‘Nee, natúúrlijk niet.’

Ik blijf deze keer een avond en spreek met twee Syriërs en twee Nederlanders die ik in mijn vorige verhaal ook aan het woord liet. Aan het einde van de avond heb ik een beter gevoel dan aan het begin. Ze willen ook wel wat samen doen, maar op een of andere manier lukt het niet.

Het is interessant om te ontrafelen wat ze belemmert. Het kan leerzaam zijn voor de gemeente Amsterdam, die na het Startblok Riekerhaven nog acht van zulke woonvormen heeft opgetuigd. In Amsterdam wonen bijna 2.500 jonge Nederlanders en vluchtelingen door elkaar, aan dezelfde soort gangen als 3A.

Hoe kan het daar tot echt samenleven komen? Valt er iets te leren van 3A?

De vorige keer wilden ze elkaar nog leren kennen

Ruim twee jaar geleden vroeg ik aan woningstichting De Key, de beheerder van Startblok Riekerhaven, of ik 24 uur in een gang mocht doorbrengen. Via via belandde die vraag bij Romy. Ze stuurde me een sms’je: ik mocht bij haar komen. Net als iedereen in het Startblok was ze er een paar maanden eerder komen wonen.

Ze geloofde in de formule van het Startblok. Ze wilde vluchtelingen beter leren kennen in plaats van maar wat over ze te roepen op basis van vooroordelen. Die avond liet ze zien dat ze het meende: ze organiseerde een etentje voor de hele gang. Ook toen waren de gemeenschappelijke keuken en woonkamer twee ongezellige hokken, maar de halve gang stroomde toe om er iets aan te doen.

Het werd laat en gezellig in het Startblok. Vanaf nu zou het beginnen, dat was de stemming

Het werd laat en gezellig. Vanaf nu zou het beginnen, dat was de stemming. Ze woonden hier met tien Nederlanders, zes Syriërs, drie Eritreeërs en één Gambiaan – en die gemeenschappelijke keuken en woonkamer zouden hun ontmoetingsplekken worden. Hier zouden ze elkaar leren kennen.

De volgende ochtend was die sfeer nog te proeven. Romy kleedde de woonkamer nog wat verder aan. Ze bedekte de banken met kleden en op de tafels legde ze onderzetters. Buurman Ali kwam langs met ontbijt. ‘Dat etentje van gisteren was precies het zetje dat we nodig hadden’, zei Romy.

Foto’s: Tryntsje Nauta (voor De Correspondent)

Romy was iets te idealistisch

Nu ik in haar kamer zit, moet ze lachen als ik haar herinner aan de sfeer van toen. ‘Ik was toen best wel activistisch en idealistisch’, zegt Romy, voorzichtig formulerend. ‘We zijn allemaal verschillend, hè? Niet alleen qua cultuur, ook qua persoonlijkheid. Dat heb je ook in studentenhuizen met alleen Nederlandse mensen.’

Tja, waar moet ze beginnen? Vanaf april 2017 zat ze in het bestuur van de internationale studentenvereniging Aegee, waardoor ze weinig tijd had voor andere dingen, dus ook niet voor de gang. En als ze al thuis was, vergat ze haar deel van het schoonmaakrooster op zich te nemen. Het rooster hangt nog steeds in de gezamenlijke keuken, naast een schilderwerk met de tekst ‘Welkom in ons (t)huis’.

Op een dag kreeg Romy van een Syrische medebewoner te horen dat ze een boete zou krijgen als ze niet in actie kwam. Ze baalde ervan. ‘Gast, spreek me aan als mens’, dacht ze. Vooral de toon beviel haar niet, die was nogal hard. Misschien was het een cultuurverschilletje, dat weet ze niet.

De Nederlanders plannen alles, en de niet-Nederlanders doen dat anders. Die nodigen hun medewoners bij wijze van spreken uit als de maaltijd al op tafel staat

In elk geval merkt ze dat er een cultuurverschil is in de manier van afspraken maken. Nederlanders plannen alles en nu ze erbij stilstaat, ziet ze dat niet-Nederlanders dat anders doen. Die nodigen hun medebewoners plotseling uit, bij wijze van spreken als er al een hele maaltijd op tafel staat.

Het gebeurde Romy een paar keer. Dan liep ze door de gang en hoorde ze: ‘Kom je eten?’ Natuurlijk kon ze dan nooit, ze had allang iets anders op het programma staan. Het zou volgens haar goed zijn als het Startblok cultuurlessen zou geven aan alle bewoners, zodat dit soort misverstanden voorkomen kunnen worden.

Ik vraag Romy hoe het gaat met medebewoner Imad, want als er tijdens mijn vorige bezoek één iemand last had van het cultuurverschil, was hij het. Ik trof hem in een vrijwel kale containerwoning. Er liep een traan over zijn gezicht, het was duidelijk dat hij het moeilijk had.

‘Hij is vertrokken’, zegt Romy. Zijn Syrische familie woont in Saoedi-Arabië en hij is naar hen toegegaan. ‘De cultuurshock was te groot.’ Als ze al met Imad sprak, herhaalde hij steeds dezelfde zinnetjes. Bang. Mama. Ik begrijp het niet.

‘Maar ik ben nog steeds heel gelukkig hier, hoor’, roept Romy. ‘Ik heb een heel leuke buurman die ik wel af en toe zie.’

Ali is druk, net als iedereen om hem heen

Op naar de leuke buurman, een deur verder. Ali Awadalla (21) blijkt een Nederlandse vriendin te hebben, Ayla, en een kat van drie maanden, Lex. De vorige keer was Ali moeilijke Nederlandse woorden aan het oefenen, hij kent ze nog precies: ‘Gedisciplineerd, afstandsbediening.’ Ze komen nu een stuk soepeler uit zijn mond en als ik vraag hoe het zit met de inburgeringscursus, wuift hij vermoeid met zijn hand. ‘Allang klaar.’

Nog een verandering: de hoogslaper is weg uit zijn kamer. Ayla heeft de kamer aangepakt. ‘Gestyled’, zegt ze zelf. Er staat een hoekbank op een tapijt. In het midden een salontafel, daarachter een televisie. Ayla en Ali kennen elkaar sinds eind 2017, om de beurt aaien ze Lex die in een hoek van de bank ligt te slapen.

‘Iedereen is hier druk. Ik ben hier nu drie jaar en ik heb het ook druk’

Ali vindt het wel best hoe het gaat op de gang. Af en toe spreekt hij Romy, op haar aanraden is hij zelfs lid geworden van Aegee. Verder kan hij altijd binnenlopen bij de Syrische medebewoners. Inderdaad, in Syrië leven buren samen en plotseling bij elkaar blijven eten is doodnormaal. In Nederland is dat anders, merkte hij al gauw. ‘Iedereen is hier druk. Ik ben hier nu drie jaar en ik heb het ook druk.’

Ali is net begonnen met een ICT-opleiding op het mbo. Hij heeft allerlei horecabaantjes gehad, leuk en aardig, maar nu wil hij verder. ‘Ik heb een schoolleven gekregen. ’s Avonds doe ik huiswerk en in het weekend ga ik sporten en ben ik met Ayla. Ik heb geen tijd meer voor andere dingen, net als de andere Syriërs. We werken of studeren, iedereen doet zijn eigen ding.’

Foto’s: Tryntsje Nauta (voor De Correspondent)

Mohammad heeft het geprobeerd met pizza’s

O, dus de Syriërs hebben zich aangepast aan het drukke Nederlandse leven en daarom hebben ze geen tijd voor elkaar op de gang?

Daar begint het op te lijken als ik naar Mohammad (26) luister, verderop in de gang. Ik sta onaangekondigd voor zijn deur, maar hij weet meteen wie ik ben. ‘Natuurlijk ken ik je nog. Jij was erbij toen we voor het eerst met de hele gang gingen eten. Dat was meteen de laatste keer, hoe kan ik dat vergeten.’ Hij laat me binnen, gooit alle kleren van zijn bank en zet thee.

Ook hij heeft het druk. ‘Ik ben een Nederlander geworden’, zegt hij erbij. Hij doet toegepaste wiskunde op de Hogeschool van Amsterdam. Twee jaar geleden zat hij nog midden in de inburgeringscursus en droomde hij al van wiskunde. Dat is dus gelukt. In september is hij begonnen en tot nu toe heeft hij alles gehaald. ‘Ik moet de kansen pakken die ik krijg’, zegt hij met gebalde vuist.

Net als Ali praat hij tamelijk vloeiend Nederlands. Hij heeft ook Nederlandse gewoonten overgenomen, vertelt hij, net als zijn Syrische vrienden. Hij moet erom lachen: ‘Onderling doen we ook al een beetje zoals jullie, hè?’ Steeds vaker kondigen ze telefonisch aan dat ze bij elkaar op bezoek komen. Als iemand niet precies op de afgesproken tijd komt, zeggen ze: ‘Hé, wat is dit?’

Vandaar dat Mohammad niet snapt waarom ze op de gang nauwelijks met elkaar omgaan. Na die eerste maaltijd twee jaar geleden heeft hij nog een paar keer geprobeerd met z’n allen te eten en dat deed hij keurig op de Nederlandse manier. Lang van tevoren gaf hij datum en tijd door waarop hij pizza’s zou halen. En toch zei de een na de ander af, de rest kwam te laat.

‘Ik snap niet waarom dit zo is gegaan’, zegt Mohammad gelaten. ‘We kunnen het aan alles wijten, maar mensen in Nederland zijn gewoon kouder dan in Syrië’

Het verbaasde hem ook hoe sommige Nederlanders met het schoonmaakrooster omgingen. Vooral Syriërs maakten de gemeenschappelijke ruimten schoon. ‘Waarom moeten wij dit steeds doen?’, zeiden ze na een poosje tegen elkaar. ‘Waar zijn de Nederlanders?’ Toen zijn ook de Syriërs ermee opgehouden. Het rooster hangt er nog, maar niemand maakt schoon.

‘Ik snap niet echt waarom dit zo is gegaan’, zegt Mohammad gelaten. ‘We kunnen het aan alles wijten, maar mensen in Nederland zijn gewoon kouder dan in Syrië. Wij gaan heel warm met elkaar om.’ Hij merkt het ook op school. Nooit gaat de klas na afloop van een lesdag iets met elkaar doen, zoals hij in Syrië gewend was. Altijd is het: ‘Oké, tot morgen.’

Dus toch een cultuurverschil? Ook dat ligt genuanceerd. Hij kent een ouder Nederlands echtpaar in Schagen dat als familie voor hem is. Hij mag langskomen wanneer hij wil. Ze zijn er dus wel, de warme Nederlanders, dat weet hij ook.

Het zou beter zijn, denkt hij, als de verhouding vluchtelingen-Nederlanders in Startblok Riekerhaven en al die andere projecten niet 50-50 is, maar 30-70. Er moeten minder vluchtelingen en meer Nederlanders komen. Nu is het voor hem veel te makkelijk om binnen te lopen bij de Syriërs, die zijn er genoeg. ‘Ik moet gedwongen worden naar de Nederlanders te gaan.’

Matthias is blij met de privacy en de rust

Toevallig loop ik even later op de gang buurman Matthias Meuwissen (23) tegen het lijf. Zijn eigen huisdeur is al dicht omdat hij naar een vriend gaat, maar we mogen bij Mohammad zitten. Normaal gesproken zien ze elkaar nauwelijks.

Ook Matthias heeft na die eerste maaltijd van twee jaar geleden pogingen gedaan de contacten in de gang te bevorderen. Hij heeft nogmaals gekookt voor iedereen, maar de opkomst viel tegen. ‘Het heeft met deze gang te maken, er is geen klik.’

Hij heeft er niet zo’n last van. Destijds zei hij dat hij het concept van het Startblok interessant vond, maar hij zat hier vooral voor de mooie kamer. Zo is het nog steeds. ‘Ik ben hier gekomen voor privacy en rust. Ik wil m’n eigen ding doen.’ Overdag is hij bezig met zijn studie commerciële economie en ’s avonds trekt hij zich terug. ‘Er is hier heel goeie wifi’, zegt hij.

‘Nederlanders willen wel afspreken, maar kunnen nooit’

‘Syriërs houden hun deur altijd open’, reageert Mohammad. ‘We lopen in en uit bij elkaar.’

‘Ja, ik heb mijn deur dicht’, zegt Matthias. ‘Ik ben gesteld op mijn privacy.’ Op de vraag of de formule van het Startblok in andere gangen wel werkt, zegt hij stellig: ‘Ja, dit werkt.’ Hij sprak eens buiten het Startblok met iemand uit Soedan die na vijf jaar amper Nederlands kon spreken. Dat ziet hij in het Startblok niet gebeuren.

Mohammad fronst de wenkbrauwen. Hij heeft duidelijk een ander beeld bij het samenleven hier. ‘Ik denk dat 80 procent van alle gangen zo met elkaar omgaan als wij. Nederlanders willen wel afspreken, maar kunnen nooit.’

‘Je moet ook een datumprikker gebruiken’, zegt Matthias, waarop Mohammad hem niet-begrijpend aankijkt.

‘Een datumprikker’, zegt Matthias nogmaals. ‘Als je met zijn tienen of zo wilt afspreken, kun je niet zonder.’

Matthias vertrekt naar zijn vriend en Mohammad zegt dat hij ondanks alles toch blij is in het Startblok: ‘Amsterdam is een mooie stad om te studeren.’

Dat vond bij nader inzien Imad ook, de bewoner die naar familie in Saoedie-Arabië is vertrokken. Niet lang geleden werd Mohammad door hem gebeld, hij wilde terug naar Nederland. Hij vroeg of Mohammad hem wilde helpen. ‘Dat doe ik niet’, zei Mohammad, ‘toen je hier nog was, heb ik alles voor je gedaan. Niets heeft geholpen. Nu ben ik bezig met mijn studie.

Matthias in zijn kamer. Foto’s: Tryntsje Nauta (voor De Correspondent)

Alles kan elke dag anders

De gemeente Amsterdam zegt later dat ze het samenleven in Startblok Riekerhaven zo veel mogelijk bevordert, zo nodig met de hulp van professionele organisaties. In het Startblok is tegen betaling een groep bewoners als ‘projectcoördinator’ aangesteld, bij hen kan iedereen terecht met klachten, problemen en adviezen.

Die adviezen worden serieus genomen, aldus de gemeente. Toen bewoners van Startblok Riekerhaven meer activiteiten wilden om elkaar te ontmoeten, zijn die er gekomen in het clubhuis, een soort café op het terrein. Aan de muur in gang 3A hangt het programma voor februari: panelavond, openingsfeest, speeddates, soep en spelletjes, taalcafé.

‘De speeddates zijn heel grappig’, zegt Romy. ‘Het heeft niets te maken met wat we er normaal onder verstaan, het is gewoon een manier om met elkaar in contact te komen.’ Het taalcafé is bedacht op verzoek van de statushouders die moeite hadden met Nederlands. Volgens de gemeente zijn er ook informatieavonden over ‘interculturele communicatie’ – Romy’s wens is dus al vervuld.

Er wordt hier niet samengeleefd, maar het gaat prima met de mensen die ik heb gesproken

De gemeente is niet van plan iets te veranderen aan de verhouding van 50 procent vluchtelingen, 50 procent Nederlanders. De vraag of deze formule daadwerkelijk helpt bij de integratie van nieuwkomers, beantwoordt de gemeente niet – ik heb mijn vragen gesteld via de telefoon en kreeg antwoord via de mail.

Ik geef toe: het is ook een lastige kwestie. Als ik in gang 3A onderweg ben naar de uitgang, denk ik erover na. Er wordt hier niet samengeleefd, maar het gaat prima met de mensen die ik heb gesproken. Ze studeren, werken en hebben sociale contacten – misschien niet dankzij de formule van het Startblok, maar er is ook nog een leven erbuiten.

Romy heeft gelijk: mensen bij elkaar zetten betekent niet automatisch dat ze iets met elkaar hebben. Desondanks redden ze zich.

En elke dag kan alles anders natuurlijk. Als ik bijna bij het einde van de gang ben, loop ik nog even langs Romy, haar deur staat open. Ze heeft nagedacht over ons gesprek en zegt: ‘Misschien moet ik toch wat vaker met mensen in de gang praten.’

De achternaam van Mohammad is bij de redactie bekend.

Meer lezen?

In Syrië had arts Hanaa haar eigen medisch laboratorium. In Nederland moet ze opnieuw stage lopen Soms is de Syrische Hanaa Subeh zo moe dat ze overweegt te stoppen met studeren en met proberen als arts in Nederland aan het werk te komen. Voorlopig houdt ze vol. Ook als ’s nachts de enge dromen komen. ‘We zijn op de goede weg.’ Lees het verhaal van Dick hier terug