Een goede scheidsrechter heeft soms lak aan de spelregels
Voetbalfans en -spelers begrijpen de besluiten van een scheidsrechter vaak slecht. Soms door matige kennis van de spelregels, soms omdat spelregels op meer manieren zijn uit te leggen. Met scheidsrechter Dennis Higler besprak ik vier veelvoorkomende misverstanden. ‘Als ik hier geen rood geef, is iedereen verbaasd. Want dit is wat het voetbal verwacht.’
Het is de ambitie van scheidsrechters om ongezien te blijven. Zoals Nederlands beste scheidsrechter Björn Kuipers het eens zei, het mooiste compliment dat hij kan krijgen is als mensen vragen: wie was vandaag eigenlijk de scheidsrechter?
Dan stonden immers het spel en de spelers centraal en niet de spelregels en de scheidsrechter. Het lukt alleen vrijwel nooit dit ideaal te bereiken. Wedstrijden roepen emoties op en de spelregels laten veel ruimte voor interpretatie: de ene scheidsrechter vindt iets een overtreding, de andere niet.
Met Dennis Higler besprak ik een aantal gevallen die regelmatig tot onbegrip leiden – en zullen blijven leiden.
De handsregel: it’s complicated
Een van de moeilijkste regels voor scheidsrechters om te interpreteren, en om uit te leggen aan spelers en publiek, is de handsregel.
In de recente wedstrijd Heracles-Ajax (1-0) kwam een situatie voor waarin Ajax eventjes een strafschop claimde. In de 27ste minuut dringt Ajax door in het strafschopgebied van Heracles. Een pass komt tegen de hand van een speler van Heracles, Lennart Czyborra, die ten val was gekomen.
Commentator Leo Driessen rekent op een strafschop, maar Higler en zijn assistent denken er geen seconde over. In de opname van de communicatie tussen hem en zijn assistent is dat ook te horen. ‘Nee! Nee!’, zegt Higler. ‘Niks!’, roept zijn assistent. ‘Ligt onder hem. Hij kan er niks aan doen’, zegt Higler.
Czyborra’s handen waren waar ze waren omdat hij ten val was gekomen; niet als gevolg van een opzettelijke, bewuste keuze. Dat laatste aspect is de crux volgens de spelregels: ‘Hands houdt in, dat de speler de bal opzettelijk met de hand of arm speelt/raakt.’
De definitie van ‘opzettelijk’ luistert nauw (en de volgende zin dus ook): het gaat er niet om of de speler als doel had (de intentie) om zijn hand tegen de bal te zetten, maar alleen of zijn hand daar was als gevolg van een opzettelijke, vermijdbare handeling. (Zie ook punt 3 hieronder over de irrelevantie van intenties.)
Dat was bij Czyborra niet het geval – door zijn val was de positie van de handen onvermijdelijk. Eerder dit seizoen bestrafte Higler diezelfde speler, Czyborra, wel voor ‘vermijdbaar’ hands. Kijk vooral naar de herhalingen in deze clip:
Het oordeel was hands – en een strafschop plus rode kaart – omdat Czyborra zijn handen aan de zijkant van zijn lichaam hield. Formeel: omdat hij zijn handen in een ‘niet-natuurlijke’ houding heeft. (En dus níét omdat overduidelijk zou zijn dat hij de bal doelbewust wílde raken.)
Je zult dat criterium – ‘niet-natuurlijk’ – overigens niet in de spelregels vinden. Waar dan wel? In de richtlijnen* die scheidsrechters van de voetbalbonden krijgen over hoe ze de regels moeten interpreteren – hoe ze moeten inschatten over wat ‘opzettelijk’ hands is.
Maar regelmatig schieten die richtlijnen tekort. Neem de wedstrijd Nigeria-Argentinië tijdens het afgelopen WK. De Argentijnse verdediger Marcos Rojo kreeg toen de bal op zijn arm, zoals de onderstaande beelden laten zien.
Scheidsrechter Cüneyt Çakir oordeelde direct: geen strafschop. Ook nadat hij de beelden had bekeken, bleef hij daarbij. Tot ontzetting van velen, want je zou zeggen: Rojo doet zijn handen bewust omhoog, want hij wil springen. En ook hier staan de armen van het lichaam af: onnatuurlijk. Ook in scheidsrechterskringen was er veel onenigheid over.
Waarom het dan toch geen strafschop was? Dat blijkt uit de toelichting op de richtlijnen, die, gekmakend genoeg, verbaal is gegeven aan scheidsrechters. Als de bal via een ander lichaamsdeel tegen de hand komt, geldt dit niet als ‘opzettelijk’ hands. Dat was hier het geval: Rojo kopt de bal, raakt hem niet vol, en de bal komt via zijn hoofd op zijn arm. Higler is het eens met deze uitleg.
Kortom: de handsregel is complex. De spelregelcommissie IFAB kondigde deze week overigens wat kleine wijzigingen aan in de regel: als een speler de bal tegen de hand krijgt en de bal gaat in de goal, dan wordt het doelpunt afgekeurd – óók als de actie geheel onopzettelijk was.
Dit besluit kreeg redelijk wat aandacht, maar zulke situaties hebben zich in de praktijk nauwelijks voorgedaan, aldus Higler. Met een prominente uitzondering: Neymars goal* in de Champions League-finale tegen Juventus. Scheidsrechter Çakir, weer hij, keurde de goal overigens af – op grond van het argument ‘what football wants’ (zie punt 4 hieronder).
Wanneer is een overtreding een strafschop waard (en waarom komt er soms geel, soms rood, en soms niks bij?)
Er blijft regelmatig verwarring over bestaan, zegt Higler: als een scheidsrechter een strafschop geeft, moet er dan een kaart bij? En zo ja, welke kleur?
Neem de situatie in de vierde minuut van Heracles-Ajax. Heracles-spits Joey Konings onderschept een terugspeelbal van Frenkie de Jong. Daley Blind probeert daarop de situatie met een tackle te redden maar raakt Konings.
Dat het een strafschop is, staat voor Higler en zijn assistent aan de zijlijn, Rens Bluemink, direct vast. ‘Geen bal, geen bal’, roept Bluemink. Higler geeft een strafschop, tot lichte ontzetting van alleen Daley Blind. Maar een rode kaart geeft hij niet, tot zware ontzetting van spelers van Heracles. Spits Kristoffer Peterson wijst demonstratief naar het doel: red card, red card.
Waarom Higler geen rode kaart geeft? Dit zijn, voor de helderheid, de criteria in normaal Nederlands:
- Een strafschop wordt toegekend bij een overtreding in het strafschopgebied.
- Er komt een rode kaart boven op de strafschop als de verdediger de aanvaller een duidelijke scoringskans heeft ontnomen door de speler bijvoorbeeld vast te houden of onderuit te schoppen – ofwel: zonder een poging te doen (alleen) de bal te spelen.
- Er komt een gele kaart boven op de strafschop als de aanvaller een duidelijke scoringskans heeft ontnomen en er wél sprake is van een poging de bal te spelen.
- Er komt een gele kaart boven op de strafschop als er geen sprake is van een duidelijke scoringskans, maar als de verdediger de aanvaller vasthoudt of omverloopt (ofwel: geen poging doet de bal te spelen).
- Er komt niets boven op de strafschop als er geen sprake is van een duidelijke scoringskans en de verdediger alleen een poging doet de bal te spelen.
Met die criteria in de hand kwam Higler op het veld tot de volgende analyse:
- Blind maakt een overtreding – en dus is het een strafschop.
- Konings had geen ‘duidelijke scoringskans’, want Matthijs de Ligt stond nog in de weg van Konings – en dus is het geen rode kaart.
- Blind brengt Konings ten val met een (mislukte) poging de bal te spelen – dus is het ook geen geel.
Op zichzelf geen moeilijk geval. Waarom spelers dan toch protesteren? Mogelijk omdat ze de scheidsrechter willen manipuleren, maar Higler houdt het erop dat ze de regels niet goed kennen. De regel dat een strafschop automatisch ook een rode kaart oplevert, is drie jaar geleden veranderd.
Na het terugkijken van de beelden moet Higler trouwens concluderen dat hij een fout(je) maakte: Blind had geel verdiend. Immers: het was wel degelijk een duidelijke scoringskans die Heracles werd ontnomen. Matthijs de Ligt had niet meer kunnen voorkomen dat Konings op doel schoot. ‘Ik zag dat live niet’, zegt Higler, ‘daarvoor ging het te snel.’
Waarom het er niet toe doet of een overtreding per ongeluk is gemaakt...
Bij het interpreteren van overtredingen en accepteren van straffen luidt vaak de vraag: deed de speler het expres of ging het per ongeluk? Dat lijkt en voelt relevant. Maar Higler is er duidelijk over. ‘Intentie speelt geen enkele rol bij het beoordelen of iets een overtreding is of niet.’
De reden is simpel: ‘intentie’, ‘bedoeling’, ‘expres’, ‘per ongeluk’ wordt nergens in de spelregels als criterium genoemd voor het beoordelen van acties. (Let op: de vraag of een actie ‘opzettelijk’ is, gaat in de spelregels alleen over hands.) Wat maar goed is ook, zegt Higler. ‘Want je kunt niet in iemands hoofd kijken. Ben jij hier gekomen om serieus naar me te luisteren of weet je allang wat je wilt opschrijven? Ik weet het niet en ik kan het niet weten. Ik luister naar je vragen.’
Dit mag helder klinken, de consequenties voelen vaak onrechtvaardig. Begin dit seizoen kreeg Joris van Overeem van FC Utrecht rood nadat hij met een tackle de bal miste en de enkel van tegenstander Clint Leemans van VVV Venlo raakte. Dit leidde tot veel kritiek, want, zo zei men, Van Overeem wilde de bal spelen, niet de man. Het was een ongelukje.
Dat kan wel zo zijn, legt Higler uit, maar de bedoeling van Van Overeem speelt geen rol. Als je wilt bepalen of een actie een overtreding is gaat het om de vraag of iets ‘onvoorzichtig’, ‘onbesuisd’ of ‘met buitensporige inzet’ is gedaan. Of een actie een rode kaart verdient, hangt ervan af of de handeling ‘met buitensporige inzet’ is verricht en/of ‘de veiligheid van de tegenstander in gevaar brengt’.
Higler: ‘En Van Overeem breekt* bijna Leemans’ enkel.’
...maar waarom scheidsrechters dat soms toch laten meewegen
Tot zover de theorie. In de praktijk laten ook scheidsrechters soms meewegen of er sprake was van intentie. Fraai voorbeeld van dit seizoen: scheidsrechter Pol van Boekel besloot Utrecht geen strafschop te geven toen PSV’er Denzel Dumfries door uit te glijden Simon Gustafson onderuithaalde.*
De reden: Dumfries was volgens Van Boekel ‘ongelukkig’* ten val gekomen, wat de val van Gustafson had veroorzaakt.
Van Boekels analyse is te begrijpen. Je kunt met de spelregels in de hand zeggen: als je uitglijdt en daardoor iemand onderuithaalt, is dat niet ‘onvoorzichtig’ maar ‘ongelukkig’. Maar de scheidsrechters hebben het incident onderling geëvalueerd en het oordeel is helder: dit is 100 procent goed voor een strafschop.
Immers: Dumfries maakt de overtreding niet onvoorzichtig, maar hij stormt wel onvoorzichtig op Gustafson af. ‘Om het in juridische termen te stellen: dit is "voorwaardelijke opzet"’,* zegt Higler. ‘Hij glijdt niet bewust uit, maar neemt wel bewust het risico dát hij uitglijdt. Of zoals Gullit zou zeggen: dan moet je maar betere schoentjes aandoen.’
En nu de grap: ook Higler laat soms in zijn beoordeling de factor ‘ongelukkig’ meewegen. Eerder bekeken we de rode kaart van Utrechts Urby Emanuelson tegen PEC Zwolle. Emanuelson raakte Zwolles Thomas Lam. Was hier sprake van ‘buitensporige inzet’? Was hier iemands gezondheid in gevaar gebracht? Björn Kuipers oordeelde na het bekijken van de videobeelden van wel. Higler vindt het een twijfelgeval, maar kan Kuipers’ oordeel wel volgen.
In een ander geval dat we bekeken, PEC Zwolle tegen Heerenveen (10 augustus 2018),* met Higler als scheidsrechter, leek veel duidelijker sprake van een overtreding. Kik Pierie van Heerenveen raakt zijn tegenstander Kingsley Ehizibue – auw – in zijn kruis. De ‘veiligheid van de tegenstander’ is in gevaar, zou je zeggen – het criterium voor een rode kaart. Maar Higler gaf geel, en bij het terugkijken vindt hij het nog steeds geel.
Waarom? ‘Je merkt aan alles dat het een ongelukkige samenloop van omstandigheden is’, zegt hij. ‘Hij gaat voor de bal, hij heeft [de tegenstander] niet gezien. Ik heb [de overtreding van Pierie] wel laten checken door de VAR. Maar ik vind het meer ongelukkig dan... Wat kan hij hier aan doen? Doet hij het expres...?’ Hij spoelt de beelden terug. ‘Je ziet aan alles: hij wil dit niet. Shit, denkt hij. Sorry, sorry.’
Hij hoort zichzelf praten, en stelt de vraag dan zelf maar. ‘Maar mag dat dan meespelen?’ Higler haalt zijn schouders op. In dat gebaar zit erkenning: ook dit incident voldoet aan het criterium ‘voorwaardelijke opzet’. Ook deze actie brengt de veiligheid van de tegenstander in gevaar. ‘Meer nog dan de actie van Emanuelson’, zegt Higler, ‘terwijl dat wel rood werd.’
Soms volg je niet de regels. Soms doe je what football wants
Kortom: kennelijk handel je als scheidsrechter niet altijd volgens de regels. Soms doe je als scheidsrechter datgene wat zo’n beetje de verwachting is.
En dat is, gek genoeg, weer een officiële instructie. Als de regels geen duidelijke houvast bieden, moet de scheidsrechter zich de vraag stellen: ‘What would football want/expect?’ Deze regel wordt vrijwel in elke speelronde toegepast.
In de 59ste minuut van PSV-Feyenoord schat Feyenoord-verdediger Sven van Beek een stuiterbal verkeerd in. PSV’er Steven Bergwijn lijkt met de bal op weg naar het doel van keeper Kenneth Vermeer te kunnen gaan. Van Beek pakt Bergwijn vast, Bergwijn gaat naar de grond: rood voor Van Beek.
De beslissing is de juiste, zegt Higler: 99 van de 100 scheidsrechters zouden ook rood geven. Van Beek protesteert ook niet. Maar als je de spelregels erop naslaat, zegt Higler, kun je gaan twijfelen. Hij pak de beelden erbij: ‘Is Bergwijn eerder bij de bal of Vermeer? Zeg het maar. Ik kan het niet met zekerheid zeggen.’
Dit is in theorie van belang. Een rode kaart volgt bij het ontnemen van een ‘duidelijke scoringskans’. Maar als de bal niet meer binnen het bereik van Bergwijn is, is de duidelijke scoringskans ook weg. En dus zou je – in theorie – geel kunnen geven.
Higler: ‘Dit is dus zo’n situatie waar het voetbal iets verwacht. Omdat het voetbal dit zou verwachten. Iedereen zegt: dit is een doorgebroken speler. Hij gaat alleen op de keeper af. Van Beek trekt hem naar beneden. Maar ben ik er 100 procent van overtuigd dat hij eerder bij de bal is dan de keeper? Nee. Ben ik er 100 procent van overtuigd dat dit een rode kaart is? Ja.’
‘Dit is wat het voetbal verwacht. Als ik hier geen rood geef, is iedereen verbaasd en gaat het in de kranten en praatprogramma’s over mijn beslissing. En kijk: Van Beek protesteert ook niet. Eigenlijk protesteert niemand. Omdat het de juiste beslissing is.’
Met dank aan Ben van Maaren.