In Indonesië is steeds minder ruimte voor gewelddadige ideologieën
Een serie aanslagen in Indonesië tegen christenen, opgeëist door IS, was een jaar geleden nog wereldnieuws. Maar in het land, waar deze woensdag verkiezingen zijn, is iets bijzonders aan de hand, vertellen onderzoekers me in Jakarta. Hoewel religieuze intolerantie toeneemt, is er steeds minder ruimte voor extremistisch geweld. En groeit het verzet tegen intolerantie.
Daniël Hage (46) staart wat afwezig naar de grote poort van de Indonesische christelijke kerk in Surabaya. Zijn gedachten gaan terug naar de vroege ochtend van 13 mei 2018, internationale Moederdag. Het thema van de dienst zou zijn: ‘God heeft het hart van een moeder.’ Zo wilde de kleine geloofsgemeenschap aandacht besteden aan de meer moederlijke kwaliteiten van God.
Die ochtend is Yesaya Bayang een van de beveiligers. De 54-jarige vader van drie zonen – gedrongen postuur, pokdalig, vriendelijk gezicht – ziet hoe via de drukke toegangsweg tot de kerk steeds meer gelovigen arriveren. Een in het zwart geklede gesluierde vrouw met twee gesluierde kinderen trekt zijn aandacht, maar omdat de geloofsgemeenschap wel vaker moslims ontvangt, besteedt hij er weinig aandacht aan.
Maar als ze hem zijn gepasseerd, beginnen ze te rennen. Instinctief zet hij de achtervolging in en schreeuwt hij dat ze moeten stoppen. Een paar tellen later grijpt hij de kinderen bij hun arm en trekt hij hen naar de grond.
Hage staat op dat moment met de priester van dienst achterin de kerk. Ze willen net een kort gebed opzeggen wanneer hij een scherp krakend geluid hoort. ‘Alsof er een kapotte microfoon op een stenen vloer valt.’
Dan weergalmt een doffe dreun door de ruimte – luider dan de twee voorgaande, meer zoals in Hollywoodfilms. Hij beseft: dit is een bom
Als hij het centrale deel van de kerk inloopt, hoort hij het geluid opnieuw. Iemand roept dat er een bom is ontploft, en dat iedereen moet vluchten. Hage blijft vertwijfeld staan.
Dan weergalmt een doffe dreun door de ruimte. Veel luider dan de twee voorgaande, en meer zoals hij kent uit Hollywoodfilms. Pas dan dringt het tot hem door: dit is een bom. Kerkgangers rennen in doodsangst door elkaar, Hage roept dat iedereen kalm moet blijven. Terwijl om hem heen de chaos toeneemt, begint hij te bidden.
Hage: ‘Het is zo onwerkelijk dat een moeder en haar dochters dit hebben gedaan. Het is precies het tegenovergestelde van wat we tijdens de dienst wilden bespreken. God heeft het hart van een moeder. Maar die dag blies een moeder met haar twee dochters zich op in onze kerk.’
Een golf van geweld
Een uur voordat Puji Restu en haar dochters Fadhila (12) en Pamela (9) zich opbliezen in de Indonesische christelijke kerk, bliezen haar twee zoons Yusuf (18) en Firman (16) zich op bij een andere kerk in de stad. Vijf minuten daarna liet haar man Dita Oepriarto een autobom ontploffen bij een pinksterkerk in de stad. Vijftien mensen kwamen om, vijftig anderen raakten gewond.
Die avond is er een explosie in een appartementencomplex in Sidoarjo, een uur rijden vanaf Surabaya. De oorzaak: een bom die de vader van het gezin uit de flat aan het maken was, en vermoedelijk te vroeg afging. Zijn vrouw en 17-jarige zoon komen om, hijzelf wordt door toegesnelde agenten gedood.
De volgende dag proberen een koppel, hun twee tienerzonen en hun dochter een politiebureau in Surabaya op te blazen. Alleen de dochter (8) overleeft.
De drie families kenden elkaar en bezochten geregeld lezingen van een Indonesische prediker die in 2017 werd gearresteerd in Turkije. Hij werd gedeporteerd naar Indonesië nadat hij meerdere malen had geprobeerd de grens met Syrië over te steken om zich aan te sluiten bij IS.*
In de dagen die volgen zijn er vrijwel elke dag nieuwe aanslagen of politieacties die aanslagen voorkomen. Telkens eist IS het geweld op. Het zijn de dodelijkste aanslagen sinds IS in januari 2016 haar intrede deed in het land, toen een zelfmoordenaar zich opblies bij een koffiehuis in Jakarta en gewapende mannen het vuur openden op omstanders. Hierbij vielen acht doden.
Tot zover voedt dit verhaal vol dood en verderf de angst dat IS-strijders overal ter wereld kunnen toeslaan, en samenlevingen verdelen. De leiding van IS, voor zover daar nog iets van over is na de nederlagen in Syrië en Irak – niemand weet dat precies – zou dat natuurlijk toejuichen. Maar als de aanslagen één ding duidelijk maken, ontdekte ik toen ik Indonesië bezocht, is het dat IS geen schijn van kans maakt zich hier te herpakken.
De zwakte van IS
In een klein, maar sfeervol kantoor in een buitenwijk van Jakarta schrijft onderzoekster Sidney Jones al jaren rapporten over de slagkracht van gewelddadige islamitische groepen in de regio, zoals IS. Zij is de directeur van het Institute for Policy Analysis of Conflict (IPAC) in Jakarta en de onbetwiste kenner van IS in Zuidoost-Azië.
Ze weet precies hoeveel leiders van gewelddadige moslimgroeperingen in het land trouw hebben gezworen aan IS en welke gesprekken ze voeren op vergrendelde kanalen op sociale media. Ook pluist ze met plezier de taaiste documenten over de groep uit, zoals rechtbankverslagen uit Trinidad & Tobago, om geldstromen van IS-strijders richting Zuidoost-Azië inzichtelijk te maken.
Ondanks het dodelijke geweld van vorig jaar in Surabaya – en haar overtuiging dat IS in het naburige Filipijnen nog wél springlevend is – is ze ervan overtuigd dat IS in Indonesië geen bedreiging vormt. De aanhangers zijn onderling verdeeld, voeren zelden gecoördineerde aanslagen uit en genieten vrijwel geen steun onder de bevolking.
Als de aanslagen iets aantonen, is het vooral de onmacht van IS in Indonesië. Geharde extremistische religieuze leiders keerden zich openlijk tegen de inzet van kinderen en vrouwen bij de zelfmoordaanslagen. En zelfs Aman Abdurrahman, oprichter van Jamaah Ansharut Daulah (JAD), het grootste aan IS verbonden netwerk in Indonesië dat geweld normaliter niet schuwt, sprak zich tegen de aanslagen uit.
Wie vanuit Indonesië naar het kalifaat reisde in Syrië en Irak, keerde gedesillusioneerd terug door alle ontberingen en discriminatie
Dita Oepriarto en zijn kompanen, allen aanhangers van het JAD, hebben de aanslagen geheel zelfstandig uitgevoerd, zonder aansturing door het JAD of vanuit het toen nog bestaande kalifaat, heeft Jones geconcludeerd na grondig onderzoek.
Indonesië was ook niet Dita’s gedroomde doelwit. Hij was er door allerlei lezingen van overtuigd geraakt dat het eind van de wereld nabij was en dat hij en zijn gezin alleen in Syrië veilig zouden zijn. Pas nadat afreizen naar Syrië was mislukt, voerde hij de aanslagen uit in Indonesië.
Wie er vanuit Indonesië wel in slaagde af te reizen naar Syrië en Irak, keerde veelal gedesillusioneerd terug. De ontberingen, discriminatie en hypocrisie in het kalifaat zorgden ervoor dat van hun idealen vaak nog weinig over is, zegt Jones.
Een lange geschiedenis van geweld
De grootste dreiging voor extremistisch geweld komt dan ook niet van IS of personen verbonden aan die groep, maar van lokale terroristen die zelfstandig opereren, zoals Dita, zegt Jones. Ze mikken op doelen die gewelddadige groepen in het verleden ook aanvielen, zoals lokale christelijke groepen en politie. Veel meer dan een nieuwe dreiging, is het geweld een voortzetting van wat er al was.
Indonesië heeft een lange geschiedenis van extremistisch geweld. Tussen 2000 en 2010 eiste Jemaah Islamiyah de verantwoordelijkheid op voor aanslagen, inclusief de dodelijke bomaanslagen op Bali in 2002. Daarbij vielen meer dan tweehonderd doden en honderden gewonden, onder wie veel westerse toeristen.
Na die aanslag zijn ruim achthonderd van aanslagen verdachte extremisten opgepakt* en berecht, ruim honderd anderen kwamen om. Met steun van de VS en Australië kwamen er effectieve anti-terrorisme-eenheden. Er kwam nieuwe wetgeving, de staat stak miljoenen dollars in grootschalige de-radicaliseringsprojecten en extremisten werden nauwlettend in de gaten gehouden.
Na de bomaanslagen in Surabaya bleek hoe diep de veiligheidsdiensten zijn doorgedrongen in de wereld van de gewelddadige moslimgroepen. In enkele dagen werden 280 verdachten opgepakt, van wie er 170 zijn aangeklaagd. Belangrijke leiders werden uitgeschakeld, 21 militanten werden gedood.*
Tientallen voormalige leden van deze groepen belandden in de door de autoriteiten opgezette deradicaliseringsprogramma’s. Volgens de autoriteiten zorgen zulke maatregelen ervoor dat gewelddadige moslimgroepen als IS en Jemaah Islamiya niet kunnen groeien. Maar critici wijzen erop dat sommige beruchte terroristen die vóór de komst van IS in Indonesië gevangen zaten inmiddels weer vrij zijn – en van de radar zijn verdwenen. En de fanatiekste extremisten weigeren deel te nemen aan de deradicaliseringprogramma’s.
Daarnaast weet niemand echt goed of die programma’s wel werken, zegt Jones. Want hoe meet je het effect van die projecten? En kun je mensen wel deradicaliseren?
‘Hun ideologie verander je niet’
Taufik Andrie, directeur van het Instituut voor internationale vredesopbouw in Jakarta, een organisatie die zich bezighoudt met conflictoplossing en vredesopbouw, werkt ruim tien jaar met geradicaliseerde (ex-)gevangenen. Hij is tot de conclusie gekomen dat je de meeste voormalige terroristen nooit helemaal kunt deradicaliseren.
Andrie: ‘Je kunt hun gedrag veranderen, niet hun manier van denken. Je kunt ze ervan overtuigen geen geweld meer te plegen. Maar hun ideologie verander je niet.’
Bij hooguit 10 procent van de veroordeelde extremisten lukt hun denken én gedrag te veranderen; hooguit 30 procent neemt afstand van geweld
Hij schat dat van de huidige ruim negenhonderd gevangenen die wegens terrorisme zijn veroordeeld, bij hooguit 10 procent lukt om hun manier van denken én hun gedrag te veranderen. Hoogstens 30 procent neemt afstand van het geweld, maar niet van de ideologie. De overigen blijven min of meer hetzelfde denken, en keren soms terug naar hun oude leven. Bij hen weet je eigenlijk niet goed wat ze zullen doen, zegt hij. Hij schat dat 10 procent precies hetzelfde doet als voorheen en alsnog overgaat tot geweld.
Om te voorkomen dat extremisten overgaan tot geweld is het belangrijk dat ze hun oude leven niet oppakken, zegt hij. Daarvoor is persoonlijke, langdurige begeleiding nodig. Het liefst vanaf hun arrestatie tot jaren na hun vrijlating. Maar dat is arbeidsintensief en duur. De huidige overheidsprogramma’s zijn daar niet toe in staat.
Zorgen om de groeiende intolerantie
Andrie werkt daarom nauw samen met de mensen die al dicht bij de delinquenten staan: hun familie, de gemeenschap, lokale ondernemers en geloofsgenoten. Zij zijn het beste in staat met hen te blijven communiceren en hen te helpen een leven op te bouwen zonder geweld – en zo geweld te voorkomen.
Maar juist om die zelfredzaamheid van de samenleving maakt hij zich zorgen. Onder druk van streng conservatieve groepen is de samenleving de laatste jaren steeds intoleranter geworden. En hoe harder de ‘geweldloze’ extremisten zich tegen minderheden keren, hoe eerder terroristen hen als legitiem doelwit zullen beschouwen, vreest hij.
Het meest in het oog springende voorbeeld had twee jaar geleden plaats, toen de christelijke gouverneur van Jakarta, de etnische Chinese Basuki ‘Ahok’ Tjahaja Purnama, onder druk van ultraconservatieve islamitische groepen tot twee jaar cel werd veroordeeld wegens blasfemie. Aanleiding was een vers uit de Koran dat hij in de ogen van zijn tegenstanders op een beledigende manier had gebruikt.
In 2016 braken er rellen uit in Medan, op Sumatra, nadat een Chinees boeddhistische vrouw had geklaagd over de luidruchtige oproep tot het gebed door een moskee. De relschoppers werden tot maanden cel veroordeeld. De vrouw die de klacht had ingediend, werd in augustus vorig jaar echter na druk van ultraconservatieve groepen veroordeeld tot anderhalf jaar cel.*
Een zee van zwarte vlaggen
Als ik begin november Jakarta bezoek, is het weer raak.* Drie jonge leden van een islamitische organisatie hebben een vlag van een rivaliserende groep verbrand, waar ook een islamitische geloofsbelijdenis op stond geschreven, en hebben daar een filmpje van op Youtube gezet. Duizenden moslims zijn nu de straat opgegaan. Ze eisen respect voor de islam en strenge straffen voor de daders.
Wanneer ik het kruispunt nader waar ze zich hebben verzameld, doemt een zee van zwarte vlaggen op met daarop de islamitische geloofsbelijdenis. Op een verhoogde kar staat een man met een microfoon in zijn hand die roept dat de islam moet worden beschermd tegen aanvallen van buiten. Mensen steken woest hun vuist in de lucht en schreeuwen steunbetuigingen.
In de zijwegen staan honderden agenten en vele pantservoertuigen opgesteld. Een dikke rol prikkeldraad scheidt hen van de massa
In de zijwegen naar het kruispunt staan honderden agenten en tientallen pantservoertuigen opgesteld. Een dikke rol prikkeldraad scheidt hen van de massa. Daartussenin zitten tientallen families te lunchen, en maken jongeren lachend foto’s naast militaristisch geklede ordehandhavers van de organisatie.
Dit soort massabetogingen neemt toe in Indonesië, vertellen onderzoekers me van de Indonesische mensenrechtenorganisatie Wahid Foundation, die zulke ontwikkelingen bijhoudt. In 2017 noteerde ze 213 grootschalige evenementen en 265 kleinere acties, gericht op het inperken van de religieuze vrijheid van anderen – meer dan in enig ander jaar sinds de onderzoekers in 2008 met hun metingen begonnen.*
Het ging om haatpreken, moslims die zich verzetten tegen de bouw van kerken, discriminatie van minderheden, en leden van een religieuze minderheden die uit hun dorpen worden verdreven door moslims. Die groei laat zien dat de bewegingsvrijheid voor religieuze minderheden afneemt.
Meer betogingen, maar ook minder geweld
Toch denkt Alamsyah Dja’far, een van de onderzoekers, niet dat gewelddadige moslimextremisten daarvan profiteren. Want naast een toename van het aantal incidenten gericht tegen religieuze minderheden, telden onderzoekers óók het hoogste aantal momenten waarop mensen zich juist actief tegen intolerantie verzetten, zoals gezamenlijke religieuze vieringen. En dat aantal groeit veel harder, zegt hij: in 2017 waren er 398 van dit soort initiatieven, 64 procent meer dan het jaar daarvoor.
Ook in de nu afgelopen verkiezingscampagne zie je dat de conservatieve islam weliswaar veel aanhangers heeft, waardoor het presidentskandidaat Prabowo Subianto een strategisch verstandige stap leek zich met hen te verbinden. Maar in de peilingen lijkt hij nauwelijks een bedreiging te vormen voor de gematigde president Joko Widodo.
De gegroeide invloed van conservatieve groepen betekent ook niet automatisch dat extremistisch geweld toeneemt, vervolgt Dja’far. Zelfs ultraconservatieve moslims keren zich tegen IS – niet per se vanwege de ideologie, maar vanwege de toepassing van geweld.
Toen IS-aanhangers gewelddadige rellen probeerden uit te lokken tijdens de demonstraties tegen gouverneur Ahok, werden zij direct verwijderd door veiligheidsmensen van de organisatie die de demonstratie organiseerde. Achteraf stelden de organisatoren met zichtbare trots dat ze duizenden moslims vreedzaam op de been konden brengen.
Die breed gedragen afkeer van geweld toont dat de samenleving steeds weerbaarder wordt tegen gewelddadige ideologieën, verwacht Dja’far.
‘Als je kijkt naar de huidige maatschappelijke ontwikkelingen, valt op dat er veel minder geweld wordt gebruikt om meningen kenbaar te maken dan in het verleden. Tijdens demonstraties tegen [de voormalige] president Soeharto, vielen duizenden doden. Dat dit nu niet gebeurt, is goed nieuws. Het laat zien dat de samenleving is veranderd: mensen willen geen geweld. Voor gewelddadige ideologie is steeds minder ruimte.’
Bouwen aan vertrouwen
De bezoekers van de kerk in Surabaya beamen dat. De aanslagen brachten de gelovigen hier juist dichter bij elkaar. Moslims, hindoes en boeddhisten bezoeken sindsdien iedere vrijdag een dienst om hun christelijke stadsgenoten te steunen. Soms komen er wel duizend mensen opdagen, zegt Daniël Hage.
Hage: ‘We beseffen meer dan ooit dat we elkaar moeten blijven vertrouwen en terrorisme gezamenlijk moeten bestrijden. De aanslagen hebben ons daarin gesterkt. Dit is geen oorlog tussen religies, maar het werk van een paar individuen met kwade ideeën.’
Hij vervolgt: ‘Natuurlijk zijn we bang voor nieuw geweld, maar angst is niet genoeg reden om onze vrienden te wantrouwen. Als we het vertrouwen verliezen in elkaar en in de goedheid van de mens, doen we precies wat de terroristen willen.’
Bewaker Yesaya Bayang staat inmiddels weer op zijn post. Hij overleefde de aanslag omdat het lichaam van een van de kinderen op wie hij zich wierp de klap grotendeels opving. Zijn rug en benen raakten verbrand, net als delen van zijn gezicht. Maar na drie maanden kon hij weer aan het werk.
De eerste nacht bad hij dat het niet opnieuw zou gebeuren, en zo verdween ook zijn angst, zegt hij. Hij is niet boos op de aanslagplegers en niet bang voor de toekomst. ‘Het is triest wat er is gebeurd, voor iedereen. Maar hoewel we het nooit zullen vergeten, gaan we verder met ons leven.’
Financiële steun voor dit verhaal kregen we van het Postcode Loterij Fonds voor journalisten.