Iedereen, overal ter wereld, heeft het wel in de kast liggen: katoen. In de vorm van een handdoek, T-shirt of spijkerbroek. Maar wie de stof door zijn vingers laat gaan, beseft waarschijnlijk niet hoe groot de rol is die de witte, pluizige bollen van de katoenplant hebben gespeeld bij de ontwikkeling van de wereld – en vooral van de Europese economie.

Duizenden jaren lang teelden mensen katoen vooral voor eigen gebruik, om het te verwerken tot stoffen. Vrouwen zaten op krukjes voor hun huis, met houten draden te draaien. Dit veranderde drastisch vanaf 1800. De spinnende vrouwen maakten plaats voor enorme fabrieken, aangedreven door stoomkracht, die miljoenen kilo’s garen produceerden die vervolgens over de hele wereld werden verscheept.

Kleine katoenvelden groeiden uit tot enorme plantages, voornamelijk in de Verenigde Staten, waar miljoenen tot slaaf gemaakten werkten in de brandende zon om de fabrieken in Engeland van genoeg katoenvezel te kunnen voorzien.

John Brown was een van hen. Hij vertelde in 1854 hoe hij met de zweep werd afgeranseld, en hoe bepalend de katoenprijs was voor het geweld. Zodra de prijs op de Engelse markt steeg, werden de tot slaaf gemaakten harder opgedreven en kregen ze vaker de zweep.

Door katoen te volgen, komen we uit bij de wortels van de moderne wereld

De Amerikaanse historicus tekent de geschiedenis op in Katoen – De opkomst van de moderne wereldeconomie. Het boek verscheen in 2014, een Nederlandse vertaling volgde in 2016, vorig jaar werd het behandeld in De Wereld Draait Door. Het werd een grote inspiratiebron voor

Beckert begint zijn verhaal met de vraag waarom juist Europa, waar katoen zo lang geen een ‘katoenimperium’ schiep – en daar eeuwen over bleef heersen.

De katoenproductie kan niet los worden gezien van slavernij, grondonteigening, kolonialisme, kinderarbeid en onderdrukking van vrouwen. ‘Door katoen te volgen, komen we uit bij de wortels van de moderne wereld, de industrialisatie, de snelle en aanhoudende economische groei, de enorme productiviteitsstijging en de verbijsterende ongelijkheid’, schrijft Beckert.

De katoenindustrie staat aan het begin van de kloof tussen de geïndustrialiseerde en de gekoloniseerde wereld

Volgens hem staat de katoenindustrie aan het begin van de ‘great divergence’: de kloof die ontstond tussen het ‘noorden’, grofweg de geïndustrialiseerde wereld, en het ‘zuiden’, de gekoloniseerde wereld.

Voor de research struinde Beckert bibliotheken en archieven overal ter wereld af – van die van de Japanse Spinners Association in Osaka tot het Nationale Archief van Egypte. Het resultaat is een boek vol boeiende en vaak opmerkelijke feiten. Bijvoorbeeld dat katoen een van de weinige door de mens gemaakte producten is dat vrijwel overal ter wereld verkrijgbaar is. Of dat de katoenproductie de eerste industrie in de geschiedenis is die zonder lokaal geproduceerde grondstoffen ontstond. En dat het katoenimperium grotendeels ontstaan is door vrouwenarbeid.

Beckert vergaarde cijfers die laten zien hoe belangrijk katoen was voor de economische ontwikkeling van verschillende landen. Zo was textiel, hoofdzakelijk gemaakt van katoen, voor Frankrijk lange tijd het belangrijkste exportproduct. Tussen 1800 en 1860 was katoen goed voor 40 tot 50 procent van de Britse inkomsten door export, en voor meer dan de helft van de Amerikaanse uitvoer.

Slechts een kleine groep fabriekseigenaren en handelaren profiteerde hiervan. De katoenfabrieken zorgden weliswaar voor werkgelegenheid, maar de arbeidsomstandigheden waren vaak slecht en de lonen laag.

Als de 10-jarige Ellen te laat was, hing de opzichter haar een loodzwaar stuk ijzer om haar nek of gaf hij haar zweepslagen

Beckert vertelt over Ellen Hootton, een 10-jarig meisje uit Manchester dat rond 1850 als knoopster werkte in een fabriek. Van half zes ’s ochtends tot acht uur ’s avonds moest ze, wanneer de draad brak, een knoop leggen voordat de draad Als ze te laat was, strafte de opzichter haar met zweepslagen of kreeg ze een loodzwaar stuk ijzer om haar nek. ‘Zonder haar arbeid en die van miljoenen andere kinderen en volwassenen zou er nooit een katoenimperium zijn opgebouwd’, schrijft Beckert.

Behalve kinderen werkten vooral jonge, ongehuwde vrouwen in de fabrieken waar de katoen verwerkt werd tot textiel. In de achttiende en negentiende eeuw was het de enige sector waar vrouwenarbeid de boventoon voerde.

Zo bleef de katoenindustrie vaak onzichtbaar; ze werd overschaduwd door de door mannen gedomineerde steenkoolmijnbouw, gietijzerij en spoorwegindustrie. Dit verklaart waarschijnlijk waarom het belang van katoen voor de economische ontwikkeling snel over het hoofd wordt gezien, zoals Beckert schrijft in zijn voorwoord. ‘Als we denken aan industrieel kapitalisme, denken we eerder aan de tastbare, meer indrukwekkende uitingen ervan.’

Dat vrouwen een cruciale rol speelden in de industrialisering van Europa is een van de vele interessante inzichten uit Beckerts boek. Hij citeert socioloog Jack Goldstone, volgens wie Europa industrialiseerde dankzij de rol van de vrouw – en China bijvoorbeeld niet, waar het jonge vrouwen in de 18e en 19e eeuw niet was toegestaan in fabrieken aan de slag te gaan.

Ook nu nog werken vooral vrouwen en kinderen in de katoenindustrie

Ook nu nog worden kledingfabrieken gedomineerd door vrouwen. Zo’n van alle arbeiders in textielfabrieken is vrouw, om dezelfde redenen als vroeger: vrouwen worden gezien als gedweeër dan mannen, ze zijn goedkoper en worden in veel landen nog altijd als ‘minder waard’ gezien.

De erbarmelijke omstandigheden die heersten in de katoenindustrie in Engeland van de vorige eeuwen, tref je nog altijd aan in de fabrieken aan de andere kant van de wereld. Arbeiders die van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat, zes dagen per week, in donkere, stoffige en oorverdovend lawaaiige hallen werken tegen een hongerloon: het is de dagelijkse praktijk in fabrieken in Bangladesh, India en China. Het speelt zich nu alleen af buiten ons zicht.

Wereldwijd werken er 350 miljoen mensen in de katoen – 3 tot 4 procent van de wereldbevolking – meer dan in welke andere bedrijfstak ooit

Hetzelfde geldt voor de enorme ongelijkheid in deze industrie. Alleen zijn het nu niet meer de handelaren of fabriekseigenaren die profiteren, maar multinationals als Inditex en H&M. Terwijl de eigenaren van deze bedrijven behoren tot de rijkste mensen verdient een naaister in Bangladesh en moet een katoenboer in Benin het doen met een dollar of minder per dag.

En nog steeds is de teelt en verwerking van katoen cruciaal voor de economie van landen in met name Azië en West-Afrika. Wereldwijd werken er 350 miljoen mensen in de katoen – 3 tot 4 procent van de wereldbevolking – meer dan in welke andere bedrijfstak ooit.

Een gruwelverhaal voor de doorzetter

omschreef Beckerts Katoen terecht als ‘een gruwelverhaal voor de doorzetter’. Inderdaad heeft Beckert veel woorden nodig om uit te leggen hoe de wereldwijde handelsnetwerken rondom katoen ontstonden.

Toch is dat doorzetten iedereen aan te raden. Beckerts boek werd niet voor niets bekroond met de Bancroft Prize, een van de meest prestigieuze geschiedenisprijzen in de VS. The New York Times riep het in 2015 uit als En de Washington Post noemde Beckert ‘een van de belangrijkste historici van deze tijd’.

Beckert sluit Katoen voorzichtig optimistisch af. Hij constateert dat het menselijke vermogen om steeds productiever te worden en de natuur te overheersen ons ook de ‘wijsheid, de macht en kracht zal schenken’ om een samenleving te creëren die iedereen op de wereld ten goede komt. Ooit zal er een katoenimperium zijn ‘dat niet alleen productief maar ook rechtvaardig is’. Laten we het hopen.

Meer lezen?

Gezocht: een alternatief voor katoen Ooit stond katoen bekend als ‘het witte goud’. Nu heeft het de bijnaam dirty crop – omdat het telen van katoen extreem vervuilend is. Lees het verhaal van Emy hier terug