Stop de innovatie in het voetbal
Waarschuwing vooraf: dit is een stukje tegen innovatie in het voetbal.
Sinds twee jaar ben ik tegen innovatie – dat wil zeggen, tegen een bepaalde vorm van innovatie. Ik publiceerde destijds een interview met Chris Anderson. Anderson is een politicoloog die een goed boek had geschreven over data-analyse in het voetbal, nog voordat data-analyse in het voetbal hip werd: The Numbers Game (Why Everything You Know About Soccer is Wrong).
Ik had hem al langer gevraagd om een interview, maar het kwam er nooit van. De reden daarvoor was dezelfde reden waarom ik hem wilde spreken: Anderson was druk bezig de voetbalclub Coventry City te runnen. De verbeelding was daar aan de macht: wat gebeurde er als je de verlichting (data-analyse) naar het stenen tijdperk (voetbal) bracht?
Een antwoord kwam in september 2016: ontslag, dat gebeurde er. Tien maanden na zijn aantreden was Anderson alweer weg. Zelfs de slimste persoon bleek niet resistent voor de gebruikelijke turbulentie in het voetbal. Hoe slim je ook bent, je hebt maar beperkt invloed op wat er op het veld gebeurt, en toch is dat wat je lot bepaalt.
Het goede nieuws – voor mij – was dat hij nu gemakkelijker vrijuit kon praten. Dat dacht ik tenminste. Ik belde hem een paar keer, we mailden wat, maar de prikkelende, omdenkende, radicale inzichten en anekdotes over innovatie, over de spannende dingen die hij bij Coventry had proberen te doen, bleven uit.
Nu was dat misschien naïef van me: waarom zou iemand zijn beste ideeën met een journalist delen? En waarom zou iemand uit de school klappen over zijn ervaringen achter de schermen?
Innovatie begint met saaie simpele shit
Mijn te hoge verwachtingen waren de reden dat het even duurde voordat ik kon waarderen wat Anderson wél zei – en wat hij zei, was eigenlijk veel interessanter dan wat ik eerder had gehoopt te horen.
Vergeet data, vergeet de nieuwste technologische edge, zei Anderson. Doe eerst eens de simpele dingen goed. Zoals: neem een extra analist aan om videofragmenten te knippen.
Nu hoop ik dat ik niemand tegen het hoofd stoot, maar videoanalist is een chic woord voor simpel werk: videofilmpjes in fragmenten knippen. Er zijn zeker videoanalisten die meer toevoegen aan het werk dan alleen filmfragmenten uitkiezen, maar Anderson doelde juist op deze basic variant: iemand die simpel uitvoerend werk doet.
Slechts weinig (vergelijkbare) clubs, lichtte Anderson toe, hebben meer dan één videoanalist. Maar zo’n extra handje lost wél een daadwerkelijk probleem op – tijdgebrek in de coachingstaf.
Met een extra analist kunnen beide analisten netjes werken. Daardoor zijn alle beelden op tijd klaar en bruikbaar, waardoor coaches hun werk weer beter kunnen doen – spelers analyseren en samen de beelden bespreken zodat ze beter gaan voetballen. Het leverde mij geen stuk op dat viraal ging, met Andersons uitspraken, maar zinvol was het wel.
Dit was degelijkheid, geen disruptiviteit. Er is een enorme drang naar disruptie, innovatie, naar move fast and break things. Maar – en dat is wat Anderson me duidelijk probeerde te maken, of me in elk geval leerde – dat lijkt meer doel dan middel geworden.
Het voetbal wil vooral innovatief lijken
De reden dat ik dit nu over Anderson schrijf, is dat de Canadese journalist Richard Whittall vorige week een blog schreef over dit thema. Hij las een stuk over basketbalclub Orlando Magic en hun gebruik van kunstmatige intelligentie (AI) bij scouting. Hij vroeg zich af: wat kunnen ze daar eigenlijk mee?
Mooi hoor, dat moderne camera’s en AI nu zelfs de lichaamshouding van elke speler op het veld in beeld kunnen brengen. Maar wat was nu precies het nut van die data? Weten ze bij Orlando Magic bijvoorbeeld welke lichaamshouding schotsucces voorspelt? Ofwel: wat die data betekenen?
Zo nee – en het antwoord is waarschijnlijk nee – dan is zo’n AI-project tof, maar eerder een startpunt voor een dozijn proefschriften, die ooit misschien iets van praktisch nut kunnen opleveren, dan iets wat een basketbalclub nu moet doen.
Wat Whittall schrijft, sluit goed aan op wat ik na diverse congressen en gesprekken met mensen bij bonden en clubs, en na lezing van het zoveelste stuk over het zoveelste technologische snufje heb ervaren: het voetbal wil niet zozeer innoveren, het wil vooral innovatief lijken.
En innovatief lijken doe je niet met een of andere praktische oplossing, zoals een tweede of derde videoanalist, maar met iets nieuws, iets glimmends, iets ingewikkelds, en – meestal – iets duurs. Het is nu nog ‘iets met data’, straks – voorspel ik – ‘iets met cognitie’.
Misschien is innovatie wel meer marketing dan innovatie
Begrijp me niet verkeerd: het punt is niet dat AI, VR-brillen en hersentraining niet kunnen werken. Dat zou best eens kunnen, al is dat nog niet zeker. (Al is er echt wel aantoonbare, modieuze bullshit.)
Maar stel nu dat wél al iets zeker is. Stel dat AI ons door het analyseren van schotbewegingsdata iets leert over goede en slechte schutters – nu al. Kan de club dat dan wel gebruiken? Zijn er mensen om die briljante inzichten naar de praktijk te vertalen? De econoom en data-analist Dan Altman betwijfelt dat, in een interview dat Whittall aanhaalt.
Op een andere manier heeft die innovatieobsessie wel direct nut: als marketinginstrument. Als je innovatief lijkt, ben je aantrekkelijk als werkgever. Het geeft een signaal aan ouders en zaakwaarnemers: mijn zoon/dochter/speler/speelster is hier in betere handen dan waar hij/zij nu is. Deze club, organisatie, bond is innovatief. (Noot: ik weet niet of hier bewust voor wordt gekozen, wat nogal cynisch zou zijn.)
En dat is per definitie een pre – want wie wil er nu niet innovatief zijn? Innovatie is net als ‘duurzaamheid’ een wereldwijde religie geworden – binnen en buiten de topsport. Het is een product geworden, met vele bereidwillige afnemers. Vraag creëert aanbod: innovatieproducenten en -hogepriesters als Willem Vermeend, bekend van de smart bloktsjeen, die innovatie per strekkende meter (over)schrijven.
Juist topsport is erg bevattelijk voor koketteren met innovatie, omdat vernieuwing zo verenigbaar lijkt met de uitgangspunten van de sport: sneller, sterker, hoger. Stilstand is achteruitgang. En: voor succes, voor die laatste procenten die het verschil maken, is iets nieuws nodig.
Alleen klopt daar geen hout van. Ik merkte dat toen ik over iets gerelateerds schreef: sollicitatieprocedures. De do’s en dont’s van sollicitatieprocedures zijn al zeker vijftig jaar geleden wetenschappelijk blootgelegd, maar vrijwel iedereen past de dont’s nog altijd toe, zelfs de wetenschappers die beter zouden moeten weten.
Simpele dingen goed doen blijkt nog lastig zat.
Twee Oranje Leeuwinnen
Even iets anders: woensdag was ik op bezoek bij de Oranje Leeuwinnen, die deze zomer in Frankrijk wereldkampioen proberen te worden.
In duizelingwekkend tempo werden de spelers van Oranje in speeddates gekoppeld aan soms meerdere journalisten tegelijkertijd: op persdagen is het voetbal een efficiënte maar weinig ontspannen nieuwsfabriek. Zeker nu het Nederlands elftal sinds anderhalf jaar enorm populair is.
Toch sprak ik nog een goed halfuur met Sherida Spitse, de reserve-aanvoerder en recordinternational van Oranje.
Spitse werkt zeer consciëntieus aan haar spel: zij is zo’n speler die niet zomaar speelt, maar dénkt terwijl ze speelt. Hoewel ze ‘al’ 28 is, relatief oud dus, probeert ze zich nieuwe technieken en tactieken eigen te maken. Maar bewust denken terwijl je speelt – dat is niet makkelijk. ‘Langzaam moeten bewuste voornemens automatismes worden’, zei ze.
In aanloop naar het WK zal ik haar vaker spreken, via Skype (Spitse speelt in Noorwegen) en zal ik ook over haar schrijven. Ook breng ik dan een update over Jackie Groenen, Spitse’s collega-middenvelder, die ik eerder portretteerde, en die ik nog snel een handje kon geven.
Lees-, kijk-, luistertips
- Simon Kuper schreef over elitejongens en -meisjes die de Brexit als een soort speelgoed tegen hun verveling gebruiken. Weinig journalisten die zo grappig en inzichtelijk schrijven over grotemensenonderwerpen als Kuper.
- Ref You Suck, over basketbalscheidsrechters, is de eerste podcast van Michael Lewis in zijn Against The Rules-serie. Een aanrader.
- Wie meer daarover wil lezen: CBS schreef over het Replay Center van de NBA.
- De ‘after movie’ van FOX over Ajax-PSV was interessant, door de transcriptie van Björn Kuipers’ teksten over de spelers (let op zijn dialoog met Nick Viergever).
- Psycholoog Daniel Kahneman stelt nooit teleur: begin maart sprak hij met schrijver Sam Harris.
- Geweldig simpel idee: Adam Hurrey beschreef de mislukte counter van Tottenham Hotspur tegen Liverpool: Heung-Min Son en Moussa Sissoko gingen samen af op Virgil van Dijk en wisten die klassieke 2-tegen-1-situatie te verprutsen. Hurrey legt het uit, inclusief prima Brexitgrap.
- Stop de servers: Mark Thompson heeft een nog betere/nerdy’ere analyse van die 2-1-situatie.
- Meer over Spurs: journalist Jack Pitt-Brooke suggereerde dat Spursspelers zich verstoppen achter sterspeler Harry Kane. Zijn ze misschien beter als hij weg is? Zijn stuk leidde in een discusssie op Twitter naar iets anders: Ewing Theory, vernoemd naar basketballer Patrick Ewing. Boeiend.
- Zion Williamson is een van de grootste talenten in het Amerikaanse basketbal. Kampioen wordt hij niet met zijn huidige team (van Duke University) maar dat hij als prof in de NBA gaat schitteren, lijkt zeker. Zelfs LeBron James kan nauwelijks geloven wat Williamson allemaal kan.
- Het is vijftig jaar geleden dat de New York Mets de World Series wonnen. Alsof FC Utrecht kampioen wordt of Ajax de Champions League wint. TheNew York Times heeft er een special over.
- Wired stelde een simpele vraag: waarom zijn basketballers vaak zo matig in het benutten van vrije worpen?
- Vriend Roberto Lobosco stuurde me deze korte documentaire over Graeme Obree, de Schotse wielrenner die in de ‘Supermanhouding’ en op een bizarre fiets – gemaakt van oude wasmachines – het werelduurrecord aanscherpte.
- Lionel Messi is niet zo’n prater maar onlangs deed hij het toch, met een Argentijns radiostation.
- Deze podcast van Simon Austin, a.k.a. Training Ground Guru (tsja...), klinkt veelbelovend.
- Thomas Hogeling, een die hard supporter van NEC, ging naar Jong AZ-NEC, in een kennelijke poging om te kijken wat er voor nodig is om als supporter te sterven.