Universiteiten noemen buitenlandse studenten een verrijking. Maar ze zijn vooral een verdienmodel
Universiteiten wringen zich in allerlei bochten om zoveel mogelijk internationale studenten binnen te halen. De Rijksuniversiteit Groningen heeft zelfs ‘cashcow-studies’ voor ze bedacht. Maar de komst van de studenten leidt tot problemen, van overvolle collegezalen tot studenten in tentenkampen.
‘One hundred and eeeeeighty!’
Geïrriteerd kijken de tweedejaarsstudenten scheikunde van de Rijksuniversiteit Groningen op van hun tentamenblad. In de naastgelegen zaal van evenementenhal Martiniplaza dansen de dartfans op tafels, terwijl Michael van Gerwen en Phil Taylor hun pijltjes in het bord mikken.
De tamelijk ongelukkige timing komt door een noodgreep van de universiteit. De eigen tentamenhal is gedurende de hele tentamenperiode al volgeboekt en daarom is zij afhankelijk van de beschikbare momenten op externe locaties. Dit keer was er een gaatje tijdens dartevenement King of Darts.
Mijn universiteit barst uit haar voegen. Als student Europese Talen en Culturen maak ik de gevolgen van dichtbij mee. Wil ik rond tentamens een plaats bemachtigen in de universiteitsbibliotheek, dan moet ik ’s ochtends nog voor openingstijd aansluiten in de rij. Mijn scriptiebegeleider wil scripties in groepjes bespreken, omdat hij simpelweg geen tijd heeft voor een-op-eenbegeleiding voor iedere student.
Ook de rest van de stad ervaart de gevolgen. Afgelopen zomer zochten honderden, veelal internationale studenten wanhopig een kamer. Een Italiaanse jongen crashte tijdelijk bij mij op een luchtbedje, omdat hij overnachten in een door de universiteit opgezet tentenkamp niet zag zitten.
Zijn kookskills? Ottimo. Zijn gesnurk? Iets minder.
Internationale studies zijn de melkkoe van de universiteit
Universiteiten richten zich vol op de werving van internationale studenten en daar doet de Rijksuniversiteit Groningen natuurlijk aan mee. In beleidsdocumenten uit 2014 wordt over een aantal Engelstalige studies gesproken als ‘cashcow-studies’. Dat zijn studies die internationaal gezien goed in de markt liggen en dus veel extra studenten kunnen trekken, zoals international business, international and European lawen psychology.
En inderdaad, deze studies zijn in de afgelopen jaren geëxplodeerd.
De gevolgen: hoorcolleges worden vanwege volle zalen gelivestreamd naar een ander zaaltje. Een gebrek aan laboratoria bij de faculteit science and engineering, waardoor meerdere groepen gelijktijdig aan de slag moeten. Tentamens op vreemde tijden in grote hallen die ook voor andere doeleinden gebruikt worden.
Studeren in het gangpad of in een collegetent
De drukte in Groningen is niet uniek. In Twente zitten studenten in het gangpad,* in Utrecht houdt de universiteitsbibliotheek wegens plaatsgebrek de poorten gesloten voor niet-academici* en het college van bestuur van de Universiteit van Amsterdam besloot in 2017 zelfs om, in afwachting van oplevering van een nieuw gebouw, uit te wijken naar een drijvende collegetent.*
Een belangrijk deel van de groei komt voort uit het aanboren van een ‘nieuwe markt’: die van de internationale student. In 2009 studeerden er 20.591 internationale studenten aan Nederlandse universiteiten, aan het begin van het studiejaar 2018-2019 bijna drie keer zoveel: 55.969.*
Volgens universiteiten zou internationalisering goed zijn voor de onderwijskwaliteit. Maar uit hun beleidsplannen blijkt dat ze de internationale studenten ook aantrekken vanwege het geld dat die binnenbrengen.
Universiteiten internationaliseren uit financiële noodzaak
De financiering van universiteiten werkt als volgt. Van het onderwijsbudget van de overheid wordt een groot deel verdeeld op basis van het aantal studenten en het aantal uitgereikte diploma’s. Dit gaat niet alleen op voor Nederlandse studenten: alle EU-studenten vallen hieronder.
Maar het bedrag dat de overheid uitkeert, staat voor een belangrijk deel vast. Als één universiteit niet groeit en de rest wel, krijgt die ene een kleiner deel van het budget. En dus willen alle universiteiten groeien.
Alleen zijn er niet oneindig veel studenten in Nederland. De ramingen van het ministerie van Onderwijs wijzen zelfs al jaren op een aanstaande daling van het aantal Nederlandse jongeren dat gaat studeren.
De universiteit die haar programma’s het toegankelijkst maakt voor internationale studenten, kan groeien en zo haar marktpositie vergroten. Of in ieder geval vasthouden.
Daarom stelt de Tilburg University zich ten doel een groter marktaandeel te behalen, waarbij ‘demografische ontwikkelingen inhouden dat een aanzienlijk deel van de gewenste groei van internationale studenten moet komen’.*
De Erasmus Universiteit Rotterdam verwoordt het nog explicieter: ‘Internationalisering wordt noodzakelijk geacht omdat de nationale financiering van onderwijs en onderzoek terugloopt.’*
Tegelijk beweren universiteiten dat de komst van buitenlandse studenten goed is voor de kwaliteit van het onderwijs. De Rijksuniversiteit Groningen noemt internationalisering ‘een instrument om de kwaliteit te versterken’* en daar sluiten andere universiteiten zich bij aan. Ook politieke partijen, van GroenLinks tot de VVD, stellen dat internationalisering ‘goed is voor de kwaliteit van het onderwijs’.
Maar geeft internationalisering het onderwijs inderdaad vleugels?
Hoe de internationalisering in gang werd gezet
Voordat we die vraag kunnen beantwoorden maken we eerst een uitstapje naar 1999.
In dat jaar raakte met het ondertekenen van de Bolognaverklaring internationalisering in een stroomversnelling. 26 Europese landen maakten afspraken om hun onderwijsprogramma’s op elkaar af te stemmen. Onder meer de invoering van het bachelor-masterstelsel moest daaraan bijdragen.
De gedachte was op zich logisch. Wetenschap overschrijdt de landsgrenzen, daarom zou het nuttig zijn studenten en onderzoekers meer mogelijkheden te geven om, al dan niet tijdelijk, in het buitenland te studeren of te werken.
Toenmalig staatssecretaris van onderwijs Mark Rutte (VVD) zag in 2004 mogelijkheden voor de BV Nederland. In een Kamerbrief schreef hij dat internationalisering zou leiden tot een versterking van ‘het internationale concurrentievermogen van Nederland’.* Talentvolle buitenlandse studenten zouden bijdragen aan de kwaliteit van het onderwijs.
In 2008 benadrukte minister van Onderwijs Ronald Plasterk (PvdA) dat ‘de concurrentie tussen instellingen om de beste studenten en docenten binnen te halen toeneemt’.* Daarom moest het onderwijs ‘internationaal goed gepositioneerd en vermarkt worden’.
De werving is in elk geval geslaagd
Nederlandse universiteiten doen het goed op die internationale markt. Studenten komen vanuit de hele wereld (al is de helft van de internationale studenten afkomstig uit Duitsland).
Maar hoe zit het met de gevolgen van internationalisering voor de kwaliteit van onderwijs? Is die inderdaad verbeterd, zoals Rutte in 2004 voorspelde?
Surprise: daar is geen noemenswaardig onderzoek naar gedaan.
Dat bleek toen wij de Vereniging van Universiteiten (VSNU) vroegen naar de onderbouwing voor de claim dat internationalisering goed is voor de kwaliteit van het onderwijs. ‘Studenten leren omgaan met diversiteit en doen interculturele vaardigheden op’, was de strekking. ‘Ongetwijfeld is hier veel literatuur over te vinden.’
Nuffic, de Nederlandse organisatie voor internationalisering in onderwijs, kwam met een soortgelijk verhaal: ‘In veel onderzoek wordt het effect op interculturele competenties gemeten.’ Ook Nuffic kon geen onderzoek bedenken dat het effect van internationalisering op kwaliteit in de breedte behandelt. En de NVAO, die de kwaliteit van het onderwijs bewaakt? Zij gaat bij haar beoordeling van opleidingen uit van ‘de visie van de instelling’.Wat we wél weten? De ‘interculturele competenties’ van studenten verbeteren, volgens enkele onderzoeken.
Dit zegt natuurlijk heel weinig over de kwaliteit van het onderwijs in z’n geheel. Het is alsof je in onderzoek naar de effecten van Red Bull alleen het energielevel van zestienjarigen meet – en vergeet om te onderzoeken of ze daar diabetes van kunnen krijgen.
Daarnaast is het maar de vraag of internationalisering ervoor zorgt dat Nederlandse studenten echt mengen met studenten uit andere culturen. Zo schreef NRC over bacheloropleidingen psychologie, waar van een international classroom geen sprake is, omdat buitenlandse studenten niet in de klas zitten met de Nederlandse. In Groningen en Nijmegen is bijvoorbeeld maar grofweg een op de tien studenten die de Engelse variant volgt Nederlands.
Zonder verengelsing geen internationale studenten
Toch blijft de international classroom een belangrijk doel voor universiteiten. En dus ontstaan er Engelstalige tracks, zoals bij psychologie, of worden opleidingen in het geheel verengelst, zodat ook buitenlandse studenten kunnen instromen op de universiteit.
Bij 76 procent van de universitaire masteropleidingen is de instructietaal inmiddels Engels. In de bachelorfase is dit nu 28 procent.* Daarnaast zijn er nog opleidingen die op papier tweetalig genoemd worden, al geldt voor een deel van deze opleidingen dat alle hoorcolleges in het Engels worden gegeven.
Annette de Groot, emeritus hoogleraar taalpsychologie aan de Universiteit van Amsterdam, kan zich er flink over opwinden. ‘Hier ontwikkelt zich iets dat dramatisch kan zijn voor de kwaliteit van het onderwijs.’
180 schrijvers en professoren onderschreven die boodschap vorige week vrijdag in de Volkskrant. Aanleiding voor hun protest is de aangekondigde wijziging van de hogeronderwijswet, waarin meer ruimte wordt geboden om onderwijs in het Engels aan te bieden.
Ook De Groot behoort tot de ondertekenaars van de brief die in de Volkskrant verscheen. Toen zij in 2017 afscheid nam van de Universiteit van Amsterdam, wijdde ze haar afscheidscollege aan de gevolgen van de verengelsing.
Uit onderzoek blijkt dat de beginnende Nederlandse student in het Engels een woordenschat heeft van 8.000 à 9.000 woorden, tegenover 20.000 Nederlandse
In haar rede nemen de gevolgen voor de onderwijskwaliteit een belangrijke plek in. Ze verbaast zich erover dat er amper onderzoek is gedaan naar de gevolgen van het gebruik van het Engels als instructietaal bij niet-moedertaalsprekers. Een overzichtsstudie uit 2017 kwam op een totaal van vijf vergelijkende onderzoeken.* ‘En daarin wijzen de meeste uitkomsten in de richting van een slechter leerresultaat bij de groep die was onderwezen in de tweede taal.’
Ook in de bachelorfase wordt de laatste jaren in toenemende mate verengelst. Maar uit onderzoek blijkt dat de beginnende Nederlandse student in het Engels een woordenschat heeft van 8.000 à 9.000 woorden, tegenover 20.000 Nederlandse.
En dat is de kern van het probleem, stelt De Groot: ‘Woorden zijn middelen om je uit te drukken, om te parafraseren, verdiepen, nuanceren. Niet alleen verschilt de woordenschat enorm in aantal, de bijbehorende begrippen in de moedertaal zijn ook nog eens veel dieper uitontwikkeld. Daarmee beginnen studenten die het Engels niet als moedertaal hebben in Engelstalig onderwijs allemaal met een taalbeperking. Zij kunnen zich daarom niet optimaal ontwikkelen.’
Bij het overbrengen van de stof speelt hetzelfde probleem. Het geringere uitdrukkings- en begripsvermogen geldt namelijk ook voor docenten, wanneer ze in een andere taal dan hun moedertaal moeten doceren.
Er zijn wél voordelen aan een tweetalige opleiding
Een tweetalige opleiding heeft volgens De Groot wél voordelen: ‘Die zorgt voor een groter vermogen om concepten te vormen, een vergrote cognitieve flexibiliteit en creativiteit en een groter werkgeheugen.’
Maar om daarvan te profiteren, moeten de twee talen wel dezelfde status krijgen en zowel actief als passief gebruikt worden. Daarvoor zouden buitenlandse studenten ook het Nederlands tot op een bepaald niveau machtig moeten zijn.
De Groot: ‘Natuurlijk is het Engels een belangrijke wetenschapstaal. Maar een volledig Engelstalige opleiding zorgt niet vanzelf voor meer pluraliteit in het onderwijs. Het kan het onderwijs zelfs doen verschralen, doordat het een eenzijdig perspectief op wetenschap en wereld biedt.’
Universiteiten zetten de poorten open voor een paard van Troje
Los van de gevolgen van de wijziging van de onderwijstaal, staat de kwaliteit van het onderwijs ook onder druk door de toegenomen studentenaantallen. Michèle Wera, senior beleidsadviseur van accreditatieorganisatie NVAO, schreef vorig jaar op persoonlijke titel een essay waarin ze de verengelsing bestempelt als het Trojaanse paard van Bologna.
Een van de punten die Wera aansnijdt, is het student centered learning, een belangrijk doel van de Bolognaverklaring. Universiteiten zouden moeten streven naar kleinschalig onderwijs, waarin studenten hun eigen leerweg kunnen kiezen en voldoende individuele begeleiding krijgen.
‘Maar hoe doe je dat met een verdubbeling van het aantal studenten?’ vraagt Wera zich af. ‘Dat betekent ook dat je extra personeel moet aannemen, anders loopt de werkdruk op en gaat het altijd ten koste van iets.’ Alleen, daar is geen geld voor.
Er worden miljoenen euro’s uitgegeven aan werving
Om buitenlandse studenten aan te trekken, werkt de universiteit in ‘focuslanden’ samen met wervingsbureaus, zogenoemde agents. De wervingsactiviteiten van deze bureaus vormen een miljoenenbusiness.
Namens buitenlandse universiteiten verzorgen zij de promotie in een bepaald land. De betaling geschiedt in de regel op basis van het aantal geworven studenten, zo’n 250 euro per EU-student en 800 euro per student van buiten de EU in het geval van de Rijksuniversiteit Groningen.
Briain Drew-Hartigan kan erover meepraten. De tweedejaars student physics, een cashcow-studie, bezocht twee jaar terug het evenement ‘OMG, We’re going Dutch’ van Eunicas, een bureau dat studenten werft in Ierland en het Verenigd Koninkrijk.
Daar kreeg hij een ‘flashy promotiepraatje’ voorgeschoteld, zegt Drew-Hartigan. ‘Je krijgt je diploma in drie jaar, de entreevoorwaarden zijn minimaal en het is goedkoper dan bij ons. En je kan ook nog eens lenen tegen een lage rente. Niet verder vertellen!’
Inderdaad. We’re going Dutch.
De beschrijving van de Ier matcht met een bericht dat Eunicas onlangs op Facebook plaatste. En zo zijn in veel landen bureaus actief die namens Nederlandse instellingen studenten moeten aantrekken. In Slowakije propageert InterStudy namens zes universiteiten het gehalveerde collegegeld voor eerstejaars studenten. In Bulgarije worden de noteringen van universiteiten in verschillende ranglijsten door SkyLines* gebruikt om opleidingen in de schijnwerpers te zetten.
Jaarlijks besteden universiteiten miljoenen euro’s aan het werven van de buitenlandse student. In een debat vroeg de minister zich onlangs af of dit wel ‘een doelmatige besteding’* is. Maar voor universiteiten is dit júíst een doelmatige investering, willen zij de slag om de student niet verliezen.
Wat nu?
Feit 1: Er is geen bewijs dat internationalisering vleugels geeft aan de kwaliteit van het onderwijs. Studenten in een international classroom verbeteren hun interculturele competenties, maar het is de vraag of dit afweegt tegen de nadelen van de steeds groter wordende classroom en het volgen van onderwijs in een andere taal dan je moedertaal.
Feit 2: Er is een groot financieel belang om meer internationale studenten te werven – en daarvoor trekken universiteiten alles uit de kast.
Wat te doen? Daar hebben Michèle Wera en Annette de Groot wel ideeën over.
Volgens De Groot zouden opleidingen veel duidelijker moeten zijn over hun taalkeuzes. ‘En dan kan de conclusie zijn: we draaien de verengelsing terug. Of: het gebruik van het Engels als instructietaal heeft negatieve gevolgen, maar in de sector van deze specifieke opleiding is er een tekort aan personeel, bijvoorbeeld in de ICT. Dan is er een zwaarwegend belang.’
Sinds begin februari beoordeelt de NVAO de motivatie die universiteiten hebben voor de taalkeuze binnen studierichtingen. De toetsingscriteria zijn echter nog onduidelijk. Bovendien oordeelt ze pas nadat opleidingen al lang en breed van start zijn. Wera: ‘Ik moet nog zien dat een visitatiecommissie zegt: ‘Draai die verengelsing maar terug!’
De Groot: ‘Dat zouden ze wel moeten durven!’
Wera ziet daarnaast geen andere uitweg dan de studentenaantallen terug te brengen. ‘Nu wordt een appèl gedaan bij de minister om meer geld, maar universiteiten hebben dit probleem ook zelf gecreëerd.’
De Groot begrijpt dat bestuurders niet anders konden. Tegelijk ziet ze een kans voor universiteiten: als zij gezamenlijk minder inzetten op internationale studenten blijft er meer geld per student over en kunnen ze besparen op wervingskosten.
Vooralsnog stimuleert het financieringsmodel echter ongebreidelde groei en kunnen universiteiten geen kant op. Daarom moeten we het voorlopig blijven doen met tentamens in evenementenhallen, gelivestreamde colleges wegens ruimtegebrek en opvanglocaties voor internationale studenten.
En de Italiaan die bij mij thuis op een luchtbedje sliep? Die heeft intussen een eigen kamer, naast de mijne. Daar mag hij blijven, totdat ons huis zal worden verbouwd. De muur is dik genoeg om het gesnurk niet meer te horen.