Wat de vis op je bord en de trui in je kast met elkaar gemeen hebben
Jonge mannen die worden geronseld om te werken in een slachthuis of garnalenpellerij maar terechtkomen op een boot, waar ze jarenlang gevangen worden gehouden en onder dwang moeten werken. Het klinkt als een horrorfilm, maar voor duizenden mannen uit Cambodja en Myanmar is dit de werkelijkheid.
Het gruwelijke verhaal van deze mannen, van wie sommigen wel twintig jaar door Thaise vissersbedrijven op een boot midden op zee werden vastgehouden, is te zien in de documentaire Ghost Fleet. Hoofdpersoon is Patima Tungpuchayakul die zich al jaren inzet om deze duistere kant van de visindustrie onder de aandacht te brengen en voormalige tot slaaf gemaakten helpt. In 2017 werd ze genomineerd voor de Nobelprijs voor de Vrede.
In een gesprek over de film met hoofdredacteur Rosan Smits vroeg ze of ik gelijkenissen zag met de kledingindustrie. Ik moest meteen denken aan een rapport dat ik vorig jaar las over jonge Indiase vrouwen die met valse beloftes van het platteland naar textielfabrieken in de stad worden gelokt. Daar komen ze te wonen in hostels naast de fabrieken en mogen die alleen op zondag twee tot drie uur verlaten. In beide gevallen zie je dat het kwetsbare groepen zijn – migranten en jonge vrouwen – die ten prooi vallen aan uitbuiting.
Toen ik er langer over nadacht, ontdekte ik veel meer overeenkomsten: zowel de jonge vrouwen in de textielfabrieken als de mannen op de vissersboten behoren tot een toeleveringsketen die hier, in het Westen, eindigt (of begint: het is namelijk maar net hoe je het bekijkt).
Zowel voor de vis die op de schepen wordt gevangen als voor de T-shirts die in de fabrieken in elkaar worden genaaid geldt dat het grootste deel is bestemd voor het Westen: het ligt op ons bord en het hangt in onze kledingkast.
‘Made in China’ blijkt ‘made in North Korea’ – mét dwangarbeid
Ook in het dictatoriale Noord-Korea laten westerse merken kleding maken die in Nederlandse winkels komt te hangen. Dat blijkt uit een rapport van het LeidenAsiaCentre dat deze week verscheen. Dat is extra zorgelijk, omdat er bijna geen land is waar arbeiders minder rechten hebben dan in Noord-Korea.
Door de import- en exportgegevens te bestuderen kwam het onderzoeksteam, onder leiding van Leids hoogleraar Koreastudies Remco Breuker, erachter dat Chinese bedrijven die leveren aan bekende Europese (C&A) en Amerikaanse kledingmerken, hun productie (deels) uitbesteden aan Noord-Koreaanse fabrieken.
In de kledinglabels komt uiteindelijk ‘Made in China’ te staan. Bedrijven zijn zich er naar alle waarschijnlijkheid niet van bewust dat hun kleren in Noord-Korea worden gemaakt.
Volgens het rapport zijn er aanwijzingen dat ook Nederlandse kledingbedrijven die zijn aangesloten bij het Nederlandse textielconvenant kleding leveren die in Noord-Koreaanse fabrieken is gemaakt. Dit convenant, afgesloten in 2016, moet dergelijke misstanden juist voorkomen. In een reactie laat het secretariaat van het convenant weten dat ‘alle bedrijven die inkopen in de betreffende regio na moeten gaan of de vastgestelde misstanden bij hun leveranciers van toepassing zijn’.
Het bewijst eens te meer hoe weinig zicht bedrijven hebben op hun toeleveringsketen.
Journalistieke afweging
Nieuwtje over het Bangladesh Veiligheidsakkoord: de bankrekening van de instantie die op de naleving ervan toeziet, is vorige week geblokkeerd. Een zorgelijke ontwikkeling: als de organisatie niet meer bij haar geld kan, kunnen de inspectiediensten hun werk niet meer doen en is er geen instantie meer die toezicht houdt of de kledingfabrieken wel veilig genoeg zijn.
In mijn vorige nieuwsbrief gaf ik al een korte update over het Veiligheidsakkoord, dat na de ramp in Rana Plaza van 2013 werd opgericht. Kledingbedrijven en vakbonden spraken toen af om fabrieken in Bangladesh veiliger te maken en richtten een aparte organisatie op die toezicht houdt op de veiligheid van de textielfabrieken in het land. (De eigen inspectiedienst van Bangladesh schiet namelijk ernstig tekort.)
Ruim vijf jaar lang voert deze door buitenlanders gerunde inspectiedienst nu controles uit in zo’n 1.600 kledingfabrieken. Maar het is onduidelijk of en hoelang ze nog kunnen blijven. Maanden geleden oordeelde het Hooggerechtshof in Bangladesh dat de inspectiedienst er niet langer welkom is. Of en wanneer hij precies het land moet verlaten is echter onduidelijk. Het definitieve vonnis in de zaak is keer op keer uitgesteld.
Zo stond de uitspraak in eerste instantie voor zondag gepland, toen voor deze maandag, en vandaag las ik dat het vonnis nu voor 15 april op de rol staat. De kans dat het vonnis opnieuw wordt uitgesteld, acht ik groot: eind deze maand is het zes jaar geleden dat Rana Plaza instortte. Een slechtere timing om de inspectiediensten vaarwel te zeggen, is er haast niet.
Kledingtips: verantwoorde katoen
Afgelopen week verscheen mijn artikel over verduurzaming van de katoenteelt. Ik had liever een wat positiever verhaal geschreven, maar de werkelijkheid is nu eenmaal weerbarstig.
Het aandeel biologisch geteelde katoen ligt al jaren onder de 1 procent. Ik wilde weten hoe dit kwam. Wat bleek: modebedrijven willen wel biologisch geteelde katoen inkopen, maar zij zijn niet bereid boeren te steunen tijdens de drie jaar dat ze hun land vrij moeten zien te krijgen: van chemische onkruid- en insectenverdelgers. Tot die tijd mogen ze de katoen die ze op dat land verbouwen niet als ‘biologisch’ verkopen.
Hoewel het marktaandeel nog klein is, wil dit niet zeggen dat het geen zin zou hebben om (vaker) te kiezen voor biokatoen. Want dat heeft het wel degelijk. Alleen: welke kleding van verantwoorde katoen kun je kopen? Hieronder een aantal tips:
- Mud Jeans – Nederlands merk dat voornamelijk spijkerbroeken maakt en bekendstaat om zijn zogeheten lease-concept. In plaats van een broek kopen kun je er een huren voor 7,50 euro per maand. De broeken worden gemaakt in Tunesië, van een mix van gerecyclede en biologische katoen.
- Kings of Indigo (KOI) – Een van mijn favoriete duurzame kledingmerken. KOI, een Nederlands bedrijf, richt zich net als Mud Jeans voornamelijk op de fabricage van spijkerbroeken van biologische katoen. Dit merk is qua transparantie een goed voorbeeld voor andere merken: op de website kun je naast de kledingfabrieken ook de namen vinden van de leveranciers van de stof en van de wasserijen en ververijen.
- Kuyichi – een door de non-gouvernementele organisatie Solidaridad ogericht merk. Dit gebeurde twintig jaar geleden, toen medewerkers in Peru merkten hoeveel vervuiling en andere problemen met de teelt van ‘gewone’ katoen gepaard gaan. Het verduurzamen van de katoenteelt en vergroten van het aandeel biokatoen werd een van de speerpunten van de organisatie. Ze richtte vervolgens Kuyichi op, om de verantwoorde katoen ook te kunnen verkopen.
- People Tree – Nog een van mijn favorieten. People Tree gaat al een tijdje mee: oprichtster Safia Minney begon het merk eind jaren negentig. Sindsdien groeide het uit tot een van de grootste en bekendste duurzame kledingmerken. Geregeld werken ze samen met kunstenaars, wat de mooiste stoffen en leukste prints voorbrengt. En alles van biokatoen. Let op: People Tree maakt alleen vrouwenkleding.
- Goat Organic Apparel – De leverancier van heel fijne basic T-shirts en truien, gemaakt van 100 procent biologische katoen. De prijzen zijn heel schappelijk: voor een shirt betaal je tussen de 18 en 30 euro. Alle kleding wordt gemaakt in een op verantwoorde wijze gerunde fabriek in Bangladesh.
Fijne week gewenst!
Emy
P.S. Collega Leon de Korte maakte een indrukwekkende visualisatie bij mijn verhaal over de gevolgen van de katoenteelt.