Wie niet genoeg studiepunten haalt, moet wegwezen. Maar wat dat oplevert? Vooral stress
Eerder deze week schreven we dat universiteiten geneigd zijn bepaalde groepen – de ‘brave witte meisjes’ – te bevoordelen bij hun toelatingsprocessen omdat zij sneller hun diploma halen. Vandaag bespreken we een ander middel dat universiteiten gebruiken om hun rendementen op te krikken: het bindend studieadvies.
In 2011 begon Wilma Wentholt aan haar studie pedagogische wetenschappen aan de Universiteit Utrecht. Ze was altijd al geïnteresseerd in de ontwikkeling van de mens. Nu zou ze er écht wat over te weten komen.
Vijf jaar later ging ze trots met haar bachelordiploma pedagogische wetenschappen op de foto. Op het papiertje prijkte alleen niet het logo van de Universiteit Utrecht, maar dat van de Universiteit Leiden.
En dat omdat ze in Utrecht in haar eerste jaar 38 van de zestig studiepunten had gehaald en daarmee niet voldeed aan de norm voor het bindend studieadvies. Wie, zoals Wilma, minder dan veertig punten haalde, werd van de opleiding gestuurd. Dus schreef Wilma zich voor dezelfde studie in bij een andere universiteit.
Want pedagogische wetenschappen? Dat was zeg maar echt haar ding.
Het bindend studieadvies kun je niet negeren
Aan het eind van het eerste studiejaar krijgt bijna elke universitaire student een bindend studieadvies. Dit advies is gebaseerd op het aantal studiepunten dat zij in een jaar heeft gehaald. Voldoet ze niet aan de norm, dan moet zij stoppen met de studie. Landelijke cijfers zijn niet bekend, maar in Utrecht krijgt ongeveer tien procent van de studenten zo’n negatief bindend studieadvies.*
Vaak ligt de grens rond de 45 van de zestig punten uit het studieprogramma. Het hanteren van een bindend studieadvies is niet verplicht, maar uit een overzicht van de NOS blijkt dat veel instellingen ervoor kiezen dit bij al hun opleidingen te gebruiken.* Aan de Erasmus Universiteit Rotterdam wordt zelfs het principe ‘nominaal = normaal’ gehanteerd; studenten moeten er de maximale zestig studiepunten in het eerste studiejaar halen.
Volgens de minister gebruiken universiteiten het bindend studieadvies vooral om trage studenten weg te sturen zo de rendementen te verhogen
Maar zo’n hoge norm leidt tot een ongezonde prestatiedruk voor eerstejaarsstudenten. Volgens het volksgezondheidsinstituut RIVM is het bindend studieadvies een van de oorzaken voor de toename van het aantal psychische klachten onder studenten.
Voor onderwijsminister Ingrid van Engelshoven (D66) was het begin dit studiejaar de reden om een balletje op te gooien: het bindend studieadvies zou op maximaal veertig studiepunten moeten komen te liggen.
Volgens haar gebruiken universiteiten het middel vooral om trage studenten weg te sturen en zo de rendementen te verhogen. ‘Ik wil niet dat het systeem zo uitpakt en daarom grijp ik in. We moeten iedere student, of je nu een snelle bent of iets meer tijd nodig hebt, een eerlijke kans geven om een diploma te halen.’*
Van Engelshoven benadrukte dat het bindend studieadvies in 1993 werd ingesteld om te bepalen of een student op de juiste plek zit.
Haar voorganger, Jet Bussemaker (PvdA), benoemde in 2016 hetzelfde: ‘Het doel is om in een vroeg stadium vast te stellen dat een student niet geschikt is voor de opleiding, zodat hij zich eventueel kan oriënteren op een andere studie.’*
Wat is op dit moment de bedoeling van het bindend studieadvies?
Maar kent u die grap over de minister die een versoepeling van het bindend studieadvies invoerde? Juist.
Binnen twee maanden was Van Engelshovens plan van tafel. De besturen van universiteiten en hogescholen hadden er namelijk afkeurend op gereageerd. De Vereniging van Universiteiten (VSNU) stelt dat het bindend studieadvies er juist wél is gekomen om de rendementen te verhogen. ‘Dat is ook gelukt, dus lijkt het ons niet verstandig om het nu terug te draaien door de norm te verlagen’,* aldus de woordvoerder.
Daarnaast wijzen universiteiten erop dat het juist het ministerie van Onderwijs was, dat universiteiten de afgelopen jaren dwong met de zogeheten ‘prestatieafspraken’ de rendementen te verhogen. Dit op straffe van een verlaging van het budget. Wilma de Koning, vicevoorzitter van de Radboud Universiteit, sprak in een column haar ‘verbijstering’ en ‘irritatie’ uit over het ‘korte geheugen’ van het ministerie.*
Hoewel de prestatieafspraken niet zijn hervat, zijn universiteiten in hun financiering nog altijd afhankelijk van de prestaties van hun studenten. Ze ontvangen voor bachelorstudenten namelijk alleen geld voor de eerste drie jaar dat ze studeren. Ze hebben er daarom belang bij dat die niet langer dan drie jaar over hun bacheloropleiding doen.
Leidt het bindend studieadvies tot de juiste student op de juiste plek?
Het klopt dat studenten door het bindend studieadvies harder gaan studeren. Uit onderzoek blijkt dat het ervoor heeft gezorgd dat op elke honderd studenten nu zo’n zes à zeven studenten meer binnen de voorgeschreven tijd afstuderen.*
Maar met de juiste student op de juiste plek heeft ‘t weinig te maken.
Van de groep studenten die na een negatief advies meteen aan een andere universiteit begint, kiest 92 procent weer dezelfde of een soortgelijke studie
Want Wilma is lang niet de enige die, weggestuurd met een negatief bindend studieadvies, toch vasthield aan haar studierichting. Uit onderzoek van VU-wetenschappers Chris van Klaveren en Ilja Cornelisz blijkt dat 81 procent van de UvA-studenten economie met een negatief advies meteen doorstudeert aan een andere universiteit. Van die studenten begint 92 procent aan dezelfde, of een soortgelijke studie.
Bovendien zagen ze dat er qua uiteindelijke studieduur geen significant verschil zit tussen studenten die net wél en net niet hun bindend studieadvies haalden.
Niet overal heb je de studies voor het uitkiezen
Wel wijst onderzoeker Van Klaveren erop dat zijn onderzoek draaide om een opleiding economie in Amsterdam. ‘En daarvoor is het makkelijk: haal je het niet, dan zijn er genoeg economie-opleidingen bij universiteiten in de buurt.’
Dat zou anders kunnen zijn voor bijvoorbeeld de Universiteit Maastricht. ‘Als je daar uitvalt, dan moet je echt gaan verhuizen om dezelfde opleiding te doen. Dus loont het misschien meer om een andere studie te beginnen in Maastricht.’
Nu staat een vervolgonderzoek op de planning, met als doel erachter te komen of het gebrek aan een alternatief ervoor zorgt dat studenten wél een andere studie gaan doen. ‘Als het hebben van geen alternatief niet uitmaakt, heb je een probleem: dan doet het bindend studieadvies dus niet zoveel. Maar als het wél uitmaakt, heb je ook een probleem. Dan zorgt het voor kansenongelijkheid, omdat een student zonder alternatief eerder een opleiding moet doen die zij eigenlijk niet wil doen.’
Wilma had van de schaarste geen last. Zij ging door in Leiden, maar bleef in Utrecht wonen. Veertig minuten met de trein, dat was te doen.
Nu, acht jaar later, staat ze gemiddeld een acht voor haar researchmaster in, jawel, pedagogische wetenschappen. Hierna wil ze gaan promoveren. ‘Als het doel was om mij met het negatieve advies op de juiste plek te krijgen, dan is dat mislukt. Ik zat al op de goede plek.’