Jongvolwassenen zwaarder straffen, is dat slim?
Vandaag treedt het nieuwe Adolescentenstrafrecht in werking, waarin rekening wordt gehouden met het nog niet volledige ontwikkelde brein van jongvolwassenen. Maar er wordt ook zwaarder gestraft. Wat zegt de neurowetenschap daar over?
Toen Kees (22) in beschonken toestand een omstander in elkaar schopte, hoopte hij indruk te maken op een meisje en zijn vrienden. Gisteren zou hij zijn berecht volgens het volwassenstrafrecht. Maar vanaf vandaag mag hij, vanwege zijn nog niet volledig gerijpte brein, berecht worden vanuit het jeugdstrafrecht. Zijn straf zal daardoor meer gericht zijn op gedragsbeïnvloeding dan op vergelding, maar kan ook zwaarder uitvallen.
Vandaag wordt namelijk het Adolescentenstrafrecht ingevoerd. Bij het straffen van vijftien tot drieëntwintigjarigen wordt er vanaf nu rekening mee gehouden dat beheerst en moreel gedrag nog in ontwikkeling is. Verzekeraars spelen hier al veel langer op in. Zo is een autoverzekering duurder als je jonger bent dan vierentwintig jaar.
Dit heeft alles te maken met risicogedrag. Jongeren tussen achttien en vierentwintig zijn roekelozer en overzien de consequenties van hun gedrag minder goed. Dit maakt jongvolwassenen minder goed in staat weloverwogen keuzes te maken. De nieuwe wet speelt hier goed op in.
Met de wetswijziging wordt het ook mogelijk om vanaf vijftien jaar zwaarder te straffen, wat gezien recent neurowetenschappelijk bewijs niet verstandig is.
Wat verandert er precies in het strafrecht?
De wetswijziging maakt het straffen van personen in de leeftijd van vijftien tot drieëntwintig jaar flexibeler, doordat per geval bekeken wordt of er volgens het volwassen of jeugdstrafrecht berecht moet worden. Het verschil tussen die twee zit vooral in het doel van de sancties: jeugdsancties zijn voornamelijk gericht op gedragsbeïnvloeding, bijvoorbeeld door heropvoeding en onderwijs. In volwassenstrafrecht draait het meer om vergelding voor het vergrijp.
In de nieuwe wet worden adolescenten in de leeftijd van vijftien tot drieëntwintig benaderd als aparte groep waarbij de berechting per geval verschilt. Dat heeft twee gevolgen.
Allereerst wordt in deze nieuwe wetgeving meer rekening gehouden met het gegeven dat hersenen en gedrag in de adolescentie een duidelijke ontwikkeling doormaken die langer duurt dan gedacht. Dit om het gedrag beter onder controle te krijgen. De leeftijd voor het mogen toepassen van jeugdsancties wordt bijvoorbeeld verhoogd van eenentwintig naar drieëntwintig jaar. Ook wordt detentie uitgezeten in jeugdinrichtingen. De verwachting is dat de wijzigingen de kans op recidive het effectiefst zullen verlagen.
Naast het accent op het sturen van gedrag, verzwaart de wet de jeugdsancties ook. Als het aan Fred Teeven (staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, VVD) had gelegen, was de maximumduur van jeugddetentie voor zestien-tot-zeventienjarigen verdubbeld van twee naar vier jaar, maar die maatregel heeft het niet gehaald. Wat wel stand heeft gehouden, is een aanscherping van de zogenoemde pij-maatregel (plaatsing in een jeugdinrichting): deze mag van voorwaardelijk in onvoorwaardelijk, en naar volwassen-TBS, omgezet worden. Dit laatste kan als gevolg hebben dat iemand zijn hele leven opgesloten zit vanwege een vergrijp als minderjarige.
Daarnaast gaat de bezoekregeling op de schop: mocht een jeugdinrichting voorheen vier weken bezoek weigeren, nu mag dit vanaf vandaag twaalf maanden lang, om drugs- en drankgebruik beter tegen te gaan.
Waar baseert Teeven zich op?
Volgens Fred Teeven is het wetsvoorstel gebaseerd op de ‘meest recente wetenschappelijke inzichten over de ontwikkeling van adolescenten.’ Hij vertrouwt daarbij op het adviesrapport van de Raad van Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) uit 2011. De boodschap in het rapport is dat risicogedrag in veel gevallen verklaard wordt door vertraagde ontwikkeling van hersenfuncties die bedachtzaam gedrag mogelijk maken, met name in de prefrontale hersenschors.
De vakliteratuur wordt juist geïnterpreteerd, maar erg recent zijn de bronnen helaas niet. Het RSJ-rapport is voornamelijk gebaseerd op het boek Het puberende brein van Eveline Crone, uit 2005 en een aantal wetenschappelijke artikelen, waarvan de recentste uit 2005. We zijn ondertussen bijna tien jaar verder en de inzichten zijn verder ontwikkeld.
Welke bronnen mist Teeven?
Inmiddels is duidelijk dat de vertraagde ontwikkeling van de prefrontale hersenschors maar een deel van het verhaal is. In 2010 is het imbalance model opgesteld, dat verklaart waarom emoties en directe beloningen vaak het gedrag sturen, ten koste van meer cognitief en controlerend gedrag. Het laat zien dat jongvolwassenen zichzelf in emotionele situaties vaak niet onder controle hebben, terwijl ze eigenlijk wel beter weten.
Anders gezegd: als zijn meisje en vrienden er niet bij waren geweest en hij minder had gedronken, had Kees de consequenties van zijn gedrag beter overzien en had hij zijn impulsen beter in bedwang kunnen houden.
Maar belangrijker zijn nieuwe inzichten over gedrag in relatie tot andere mensen. De invloed van leeftijdsgenoten op gedrag blijkt nog sterker dan al werd vermoed. Een invloedrijk Amerikaans onderzoek uit 2011 toonde aan dat alleen al de aanwezigheid van leeftijdsgenoten leidde tot risicovoller gedrag. Dit ging gepaard met hogere activiteit van emotiegebieden in het brein. Dit effect werd niet gevonden bij volwassenen.
De sociale omgeving heeft dus een enorm sterke invloed op hoe het brein reageert. Het kan de balans tussen emotie- en controlegebieden doen omslaan. De omgeving beïnvloedt ook de de ontwikkeling: de adolescentie is dé periode waarin aangeleerd wordt waar iemand zijn gedrag door laat motiveren.
Dat betekent: een jeugdinrichting is absoluut niet de juiste sociale omgeving voor de ontwikkeling van maatschappelijk gewenst gedrag. Zeker niet gezien de sterke invloed van leeftijdsgenoten. In 2012 is er een onderzoek gepubliceerd dat de ontwikkeling van adolescenten in detentie heeft gevolgd. Ze vonden dat, niet geheel onverwacht, gevangenschap zeer negatieve effecten had op de sociale ontwikkeling.
Hoe had de wet verbeterd kunnen worden?
De vandaag geïntroduceerde wet lijkt dus gesteund door recent hersenonderzoek. En inderdaad, het pedagogische deel ervan is geschikt om het nog in ontwikkeling zijnde gedrag in de goede richting te sturen. Het is gerechtvaardigd meer rekening te houden met het verminderd vermogen van jongvolwassenen om weloverwogen keuzes te maken. Het zou wellicht wel beter zijn de berechting volgens jeugdstrafrecht de regel te maken, en volwassensancties de uitzondering, in plaats van andersom.
Maar waarom de verzwaring van strafmogelijkheden voor zestien- tot zeventienjarigen? Het is volgens staatssecretars Teeven nodig voor een veiligere samenleving en een betere bescherming van de belangen van de slachtoffers. Vanuit het perspectief van de slachtoffers is hier zeker sympathie voor op te brengen.
Maar vanuit neurowetenschappelijk perspectief valt het te betwijfelen of de samenleving veiliger wordt als jongeren, die een cruciale periode van hersenontwikkeling doormaken, langer in een inrichting verblijven en minder bezoek mogen ontvangen. Gezien de sterke invloeden van sociale omgeving is dat de periode om de hersenontwikkeling in goede banen te leiden, juist door strafmaatregelen te richten op behandeling en begeleiding.