Ik vraag me weleens af waar in Europa de ultieme stad ligt die onze tijd verbeeldt. Een echte eenentwintigste-eeuwse stad, waar je doorheen kunt wandelen, goed om je heen kunt kijken en dan opeens alles kunt begrijpen. Eerst dacht ik aan Londen, maar toen kwam de Brexit. Parijs? Nee, ook niet. De bourgeoisie is zo dol op die stad, juist omdat die zo anders is dan de rest van Europa.

Ik besefte dat het nooit zo’n enorme metropool kon zijn, een plek die zó op zichzelf staat dat er niets Europees meer aan is. Ook vond ik dat zo’n stad niet te oud mocht zijn, want als je eerlijk bent, wonen weinig Europeanen nog in oude huizen. Europa, het echte Europa, is een continent vol buitenwijken, torenflats en bedrijvenparken. In het volgebouwde Europa vind je beton en andere heerlijkheden, ver weg van de kathedralen.

Ik kreeg een goed beeld van het echte Europa toen ik om zes uur ’s ochtends de Eurolines-bussen het Londense Victoria-station zag binnenrijden. Ze kwamen uit Boekarest, Parijs en Rome en zaten vol migranten, studenten en toeristen.

Hetzelfde gevoel bekroop me toen ik vrachtwagenchauffeurs bij Duitse tankstations in de mist de weg op zag draaien. En ’s ochtends vroeg aan de rand van Turijn, waar migranten hutjemutje in hun kampement plannen maakten om Frankrijk binnen te komen.

Maar deze emotie, dit gevoel, bekroop me nooit in een miljoenenstad. Ik begon al te denken dat wat ik zocht niet bestond. Misschien was de eenentwintigste eeuw in Europa wel te diffuus om een echte hoofdstad te hebben, zoals Parijs met zijn arcades voor Walter Benjamin die was van de negentiende eeuw.

Niemand keek naar Rotterdam

En toen stuitte ik geheel onverwachts op Rotterdam. En besefte ik dat ik op de verkeerde plek had gezocht. Van steden als Praag hoopte je dat ze in de eenentwintigste eeuw net zo prachtig en intrigerend zouden blijven als in de twintigste. Maar helaas verloren ze, met hun EasyJets en vrijgezellenfeestjes, het contact met het hier en nu. Rotterdam was een ander verhaal: platgebombardeerd in de jaren veertig, pas diep in de jaren zeventig herbouwd, verwachtte niemand er wat van. En niemand lette op de stad.

Toch heeft Rotterdam alles, realiseerde ik me toen ik op een watertaxi de Maas overstak. Want het is niet alleen de stad van ‘sterarchitect’ Rem Koolhaas – een toekomstgerichte, door modernistische planologen op de puinhopen van de nazi’s opgetrokken stad. Ook de Europese eenwording en massamigratie drukten hun stempel erop, waardoor het een proeftuin werd voor populisme en vernieuwende stedenbouw. De burgemeester is een moslim, er is een moslimpartij en tegelijk ook een standbeeld van de pionier van het Nederlandse populisme, Pim Fortuyn.

In de statistieken is Rotterdam in alle opzichten een buitenbeentje. Maar in het Europa van onze verbeelding komt de stad nauwelijks voor. Er spelen zich maar weinig films af en nog veel minder romans. En dat is jammer. Want deze stad van 640.000 inwoners heeft de grootste haven van Europa – er meren en er wordt bijna 470 miljoen ton aan goederen overgeslagen – en het is een echte migrantenstad. Zo’n 51 procent van de Rotterdammers heeft een migratieachtergrond: zijzelf of hun ouders komen uit het buitenland.

Wie Rotterdam wil leren kennen, moet in Charlois beginnen

Een boek over Rotterdam zou wat mij betreft in Charlois moeten beginnen, in de benauwde arbeidershuisjes aan de zuidkant van de Maas. Overal waar ik kom in Europa, probeer ik wijken zoals deze, de ‘Saint-Denis’ zeg maar, te bezoeken. Want voor een stad zijn zulke migrantenwijken eigenlijk het belangrijkste. Het zijn toekomstfabriekjes, vol verhalen.

Tussen de Bulgaarse supermarktjes, Roma-gezinnen en Turkse moskeeën vind je de nieuwe Rotterdammers. Twee derde van de jongeren in deze stad is van niet-Nederlandse origine. Waarschijnlijk zal ik telkens terugkeren naar deze plek, omdat ik nieuwsgierig ben naar de toekomst. De Europese bevolking verandert snel – in het jaar 2100 is naar verwachting 40 procent van de inwoners van niet-Europese komaf.

Deze mensen vormen, met al hun successen en mislukkingen, met hun stille, complexe schoonheid, tussen de Lebara-Mobile-reclames en halalslagers, noch utopie, noch dystopie. Ze zijn de realiteit, verder niks.

Als een witte harp overspant de Erasmusbrug de rivier, het veryuppende noorden verbindend met het zuiden van de migranten

Ik kijk vanaf de waterkant naar de Erasmusbrug. Een heel hoofdstuk van mijn denkbeeldige boek zou over dit fragiele bouwwerk kunnen gaan. Het overspant als een witte harp de rivier, het veryuppende noorden verbindend met het zuiden van de migranten.

Net voor de invoering van de euro werd hij neergezet, als symbool van dit kosmopoliete Rotterdam, zoals de filosoof Erasmus dat is. Maar nu is de brug het strijdtoneel geworden van identiteitspolitiek. Een nieuwe stad voor een nieuw Europa, met een nieuw soort politiek.

Alle cultuuroorlogen van Europa doen deze brug aan. Voordat ik aankwam sjouwden Nederlandse Gele Hesjes-sympathisanten er weekend na weekend overheen. Hun strijdlied was een Nederlands nummer uit de jaren negentig, waarvan de tekst moest illustreren dat Europa vroeger beter was. Hun hondenfluitjes kon je overal horen.

En deze winter raakten vóór- en tegenstanders van Zwarte Piet, de koloniale blackface, er met elkaar slaags. Eieren en vuurwerk vlogen over en weer, een spandoek met ‘Zwarte Piet is racisme’ verdween in de Maas – en toen kwam de politie tussenbeide.

Hier komen alle visies voorbij

Hoe zien Rotterdammers, hoe zien Europeanen, zichzelf eigenlijk in deze tijden van etnische verandering? Als het thuisvolk? Of is het begrip afkomst voor hen passé? Op de Erasmusbrug komen beide visies voorbij.

Ook de nieuwe Rotterdammers laten zich niet onbetuigd. In 2016 betuigden honderden Turkse Rotterdammers er steun aan de Turkse president Tayyip Erdogan, nadat de Nederlandse regering een Turkse minister die in de stad campagne wilde voeren voor de Turkse verkiezingen.

Europeanen leven op deze brug al hun spanningen uit, politieke zowel als etnische. Ongeacht hun afkomst.

Ik nam de metro naar de andere kant van de Maas en keek uit over de architectuur, waar een boek over Rotterdam wel drie hoofdstukken aan zou kunnen besteden. Als je door deze stad wandelt, is het alsof je in een pretpark van modernistische architectuur beland bent, of in een samenleving geleid door een club planologen. Maar zelfs het glas en beton waar de stad bekend om staat, zijn inzet geworden van een cultuuroorlog.

Je kunt pagina’s volschrijven over de wandelende paradox Rem Koolhaas, dat symbool van Hollandse openheid. Zijn droom van een zag hij mislukken, maar zijn nieuwe hoofdkwartier van het Chinese propagandakanaal in Beijing werd daarentegen een groot succes.

Baudet, de abolute tegenpool van Koolhaas

Een ander hoofdstuk zou zeker over de nieuwste populistische voorman Thierry Baudet moeten gaan. Deze stemmentrekker van Forum voor Democratie bezigt onheilspellende termen als ‘boreale wereld’ en positioneert zichzelf als absolute tegenpool van Koolhaas. Een nationalist, geen globalist.

In Baudets ogen is ‘Koolhaas de grootste misdadiger tegen de menselijkheid’. Volgens hem heeft hij met zijn gebouwen de stad voor een tweede keer vernietigd. Wat hem betreft sterft in Rotterdam Europa. ‘Als je het eenmaal ziet, is het evident’, twitterde hij. ‘De moderne stadsarchitectuur die onze oude steden verwoest, komt voort uit precies dezelfde weg-met-ons ideologie als de massa-immigratie en de EU.’

Rotterdam is fascinerend als voorafschaduwing van andere Europese steden. Dat begon eigenlijk met een politicus van het soort dat de bouwmeesters van de stad verafschuwden. Zonder hem geen Baudet.

Grijnzend, in de buurt van het gemeentehuis, staat zijn borstbeeld: Pim Fortuyn, de eerste Nederlandse populist. Lang voor en Trump beleefde ‘Pim’ hier in Rotterdam zijn doorbraak.

Globalistische architectuur en nationalistische politiek: allebei komen ze uit Rotterdam

Zijn populariteit dankte hij aan een cocktail van liberale en nativistische ideeën. Het politiek fenomeen Fortuyn introduceerde in Rotterdam een voor extreemrechts revolutionaire strategie. Hij omarmde homo’s, Joden en ‘geïntegreerden’ om te ageren tegen moslims, etnische veranderingen en cultuurverschillen. In 2002 werd hij vermoord, maar zijn tactiek deed opgang bij anti-Europese nationalisten over het hele continent. Globalistische architectuur en nationalistische politiek: allebei komen ze uit Rotterdam.

Maar een boek over Rotterdam kan het daar niet bij laten. Het zou proberen te benoemen wat deze stad, waar al twintig jaar lang een derde van de kiezers op populistische partijen stemt, over de toekomst van Europa zegt.

Alle smaken van populisme

Rotterdam kent allerlei smaken van populisme. De stad heeft niet alleen een – benoemde – islamitische burgemeester, maar ook twee partijen die zich op moslims richten. Het zijn die zou sympathiseren met de AKP van de Turkse president Erdogan en een geleid door Nourdin el Ouali, die bijeenkomsten bezoekt waar radicaal-islamitische partijen als Hamas zich manifesteren.

En al zijn ze niet groot, ze hebben zeker invloed. In 2018 behaalde Denk in de stad 7,4 procent van de stemmen en in de gemeenteraad kregen ze vier zetels. Nida heeft er twee zetels. Allebei gaan ze handig om met sociale media, zijn ze meesters in trolling. En allebei echoën ze het populisme dat hier in Rotterdam werd geboren.

Het populistische succesverhaal in Rotterdam is nog lang niet voorbij. De grote aantallen stemmen voor Thierry Baudet bij de recente verkiezingen voor de Provinciale Staten vormen een ontnuchterende boodschap voor Britten en Amerikanen. Het is maar zeer de vraag of je populisten kunt temmen door in te zetten op sterke groei, investeringen en een dalende werkloosheid. Het is allemaal gedaan in Rotterdam en de stad is welvarender dan de inwoners een generatie terug voor mogelijk hadden gehouden. In heel Groot-Brittannië bestaat er niet een provinciestad als deze. Economische zorgen heeft de Rotterdamse middenklasse niet echt.

De waarschuwing die Rotterdam afgeeft

Van Rotterdam gaat een waarschuwing uit. De grote cultuuroorlog die in het verschiet lijkt te liggen en die overal in Europa bij verkiezingen voelbaar wordt, gaat misschien toch over culturele assimilatie en etnische verandering. Niet over de economie dus. Zowel links als rechts gaan in deze strijd compromissen uit de weg. Beide staan aan weerszijden van een kloof, een kloof zoals die in het verleden tussen katholieken en protestanten bestond, tussen gelovigen en ongelovigen. En die kloof zal in heel Europa even diep en blijvend blijken te zijn als hier in Rotterdam.

In tegenstelling tot wat populisten en islamisten suggereren, is Rotterdam absoluut geen naargeestig oord

Toch houd ik van Rotterdam, en van wat de stad te zeggen heeft. Want in tegenstelling tot wat populisten en islamisten suggereren, is Rotterdam absoluut geen naargeestig oord. Integendeel, het leven is er prettig. Een fascinerende plek is het ook.

Je hoeft in het weekend of aan het begin van de avond maar over de Witte de Withstraat te lopen. Het gelach uit de cafés, alle stelletjes op straat, vertellen je hoe het Nederlandse multiculturalisme, dat hier voor het eerst in de problemen kwam, langzaam uitgroeit tot een succesverhaal.

George Orwell vroeg zich ooit af wat het Engeland van 1940 nog gemeen had met het Engeland van 1840. ‘Wat heb je nog gemeen met het vijfjarige kind op de foto op je moeders schoorsteen?’ schreef hij. ‘Niets, behalve dat je dezelfde persoon bent.’ Precies zo zegt Rotterdam iets over het Europa van morgen.

Vertaling uit het Engels: Valentijn van Dijk

Is Rotterdam dan toch de bakermat van een nieuwe beschaving? Ik liep door Rotterdam met de Britse schrijver Ben Judah. Net als zijn geboortestad Londen is mijn woonplaats in korte tijd radicaal veranderd. Rotterdam is mooier, rijker en vreemder geworden. De huizenmarkt is ontploft door beleggers van buiten, en de kerk waar mijn ouders vroeger heengingen, is nu een moskee. Lees hier het verhaal van Arjen over zijn dag met Ben Judah in Rotterdam terug Cocreatie op een Rotterdams pleintje: eindeloos veel lullen, en dan een beetje poetsen Als een verwaarloosd Rotterdams pleintje van de gemeente een zak geld krijgt voor een opknapbeurt, mag de hele buurt meepraten. Maar na drie jaar ouwehoeren ligt er gewoon een pleintje zoals de gemeente dat altijd al wilde – voor de hipsters en bakfietsgezinnen. Lees het verhaal van Arjen hier terug