Er zit plastic in de lucht, er zit plastic in je poep. Maar bereikt het ook je hersenen of ongeboren kind?
Het plasticprobleem is vooral bekend van de plasticsoep in de oceaan. Maar plastic is overal. In het water. In buitenlucht én binnenlucht. We slikken het door en ademen het in. De vraag is nu: kan ons lijf dat prima hebben, of is het einde nabij?
We kennen het plasticprobleem vooral van de plasticsoep waar het altijd over gaat. Plastic dobbert ergens op zee en zeeschildpadden zien er kwallen in, walvissen denken dat het plankton is, zeevogels duiken naar vis en blijven haken in verweesde drijfnetten, plankton slikt klein plastic in. Vis eet plankton. Wij eten vis. Probleem.
Sterker nog, wereldfaam en miljoenensponsoring vallen jou ten deel als je de volstrekt onrealistische belofte doet het oceaanplastic op te ruimen.
Maar die framing van het plasticprobleem als louter oceaanprobleem is experts een doorn in het oog. Sinds een paar jaar groeit het besef dat plastic een probleem is van overal. En misschien nog wel het meest van onze directe leefomgeving: de binnenlucht. Van kantoren, winkels, huiskamers. Dat je het plastic daar niet ziet, komt omdat het zo klein is. En dat je er vrijwel niks over hoort, komt omdat we er vrijwel niks van weten – van microplastics niet.
Veelzeggend in dat kader is onderzoek dat keek naar microplastics in Schotse mosselen. Mosselen filteren water, dus je kunt verwachten dat daar relatief hoge concentraties miniplastics in zitten. En dat is ook zo.
Maar het onderzoek liet nog iets zien: zet een bord mosselen op tafel in de keuken, laat het een uur lang staan en al snel liggen er meer microplastics óp die mosselen en op dat bord, dan aanwezig zijn in het mosselvlees zelf.* Plastic dat vanuit de lucht op de mosselen neerdwarrelt.
Er hangt een grauwsluier van plastics over het milieu, zeggen experts
Microplastic is dus een belangrijke component van huisstof. Knap voor materiaal van amper een eeuw oud.
Plastic zit inmiddels overal in. In vogel, in vis, in honing, zout, mineraalwater, kraanwater, in bier. Maar dus ook: in de lucht. Er hangt een grauwsluier van plastics over het milieu, zeggen experts. Dan is de vraag: dus? We slikken plastic door en ademen het in – kan ons gestel dat prima hebben, of is het einde nabij?
Wie is er bang voor microplastic?
‘We weten van het plastic in de diepzee, in het poolijs, op de hoogste toppen van de hoogste bergen, we weten zelfs van het plastic in de ruimte. Maar we hebben géén idee van de plastic deeltjes in ons lichaam’, zegt ecotoxicoloog Heather Leslie van de Vrije Universiteit Amsterdam. Evenmin weten we of al dat plastic dat mogelijk rondwaart in onze bloedbaan, darmen, hersenen, baarmoeder en ongeboren baby’s daar enige schade aanricht.
Ik spreek Leslie, samen met nog wat experts uit het microplasticwezen, tijdens een persconferentie over microplastics in Nieuwspoort. De Nederlandse overheid en twee filantropen harkten 1,7 miljoen euro bij elkaar om vijftien Nederlandse onderzoeksgroepen elk een ton te geven voor één jaar aan onderzoek naar het effect van microplastics op lijf en leden. Wetenschappers presenteren hier de plannen.
De Haagse plasticpraatjes klinken alarmerend. Al is er vooralsnog dus geen bewijs dat microplastics een probleem vormen voor de volksgezondheid, zoals verdronken dolfijnen bewijzen dat elk plastic driftnet een probleem is voor het dolfijnenwelzijn.
Wel zijn er aanwijzingen voor. Hoeveel plasticstress is geoorloofd? Daarover later meer.
Waar komen microplastics vandaan?
Eerst: waar hebben we het over als we spreken van microplastics? De aanwezige waterkwaliteitexpert Dick Vethaak, van kennisinstituut Deltares en de VU, definieert microplastics als plastic deeltjes in het milieu die kleiner zijn dan 1 millimeter. Daarbij is er geen ondergrens. Piepkleine plastics kleiner dan 100 nanometer horen er ook bij. Ter vergelijking: nanoplastics hebben dezelfde ordegrootte als virussen.
Die microplastics hebben allerlei verschillende kleuren, vormen en chemische samenstellingen. Vethaak laat een microscoopfoto zien. Het lijkt op treurige confetti.
Veel microplastics ontstaan doordat grotere stukken wegwerpplastic in het milieu uiteenvallen in kleine stukjes, gebroken en verspreid door zon, water en wind. Hoe kleiner de microplastic, hoe talrijker.
Maar veel plastic begínt al klein en belandt direct als microplastic in het milieu. Denk aan de microplastics in cosmetica, aan autobandenstof, synthetische tapijten die slijten. Denk aan polymeerverf op de muur die afbladdert. ‘Ik laat nu even wat microplastics los van mijn trui’, zegt Vethaak en hij pulkt aan zijn synthetische shirt.
Bronnen van microplastics zijn moeilijk te mijden, want je weet vaak niet eens waar ze in zitten, laat recent onderzoek van The Plastic Soup Foundation zien. De organisatie lichtte cosmetica door.
Bronnen van microplastics zijn moeilijk te mijden, want je weet vaak niet eens waar ze in zitten
‘Glitter is bijvoorbeeld heel vaak gewoon PET van petflessen’, zegt Jeroen Dagevos, bekend als de man die succesvol de plastic bolletjes in bodyscrub bestreed. Glitter zit in glitternagellak, in badschuim, in foundation. ‘Het hoort bij de glitter-en-glamour-lifestyle, het is populair. Maar onder de microscoop zie je: het zijn gewoon kunstmatige, keurige zeshoekjes van plastic.’ Microplastics dus.
Dagevos zocht contact met Olaz van antirimpelcrème Oil of Olaz met de vraag of daar plastic in zit. ‘Op het etiket van de crème staat: polyethyleen. Dat is toch gewoon plastic? Zegt Olaz: “Nee, het is niet echt plastic”. Wat dan wel? “Een soort van wax”.’
Samen met de VU keek Dagevos naar de crèmes, conclusie: gewoon plastic, hele kleine deeltjes variërend van 1,6 tot 103 micrometer in doorsnede. Ter vergelijking: een menselijke haar is 60-80 micrometer in doorsnede. Het vertaalt zich naar zo’n 1,5 miljoen microplastics per potje.
Wat doen microplastics in je lichaam?
Er is nooit gemeten of plastic deeltjes zich ergens ophopen in de mens. Wel trekken ze sowieso door ons heen. Recentelijk kwamen er publicaties uit over grotere microplastics in onze ontlasting. Die poep je blijkbaar gewoon uit. ‘Dat is een goede zaak’, zegt Vethaak.
Het probleem is dat de kleinere microplastics niet te meten zijn, terwijl juist déze plastics de membranen in ons lichaam zouden kunnen passeren. Er is geen standaardmeetmethode voor deeltjes tussen de 1 millimeter en 10 micrometer. En plastics kleiner dan dat – de nanoplastics – zijn al helemaal een black box.
Maar wetenschappers verwachten dat microplastic drie types effecten kan hebben, afhankelijk van hoeveel je binnen krijgt.*
Ten eerste het effect van het deeltje zelf, de ‘deeltjestoxiciteit’ geheten. Een stukje plastic kan op allerlei manieren ontstekingen veroorzaken. Chronische ontstekingen zijn soms de opmaat naar chronische ziektes. Ze kunnen ook leiden tot mutaties en zo tot ziektes als kanker.
Een lichaam zal eerst proberen een plastic deeltje onschadelijk te maken. Van kunstheupen met plastic onderdelen is wel bekend dat plastic slijpsel dat loskomt door bewegingen, wordt ‘opgegeten’ door zogenaamde macrofagen – de stofzuigercellen van het lichaam.
Macrofagen kunnen het lichaam niet verlaten met hun deeltje, maar moeten wel ergens heen. Vaak lossen ze een stukje heupbot op, om de rest van hun leven in een kuiltje in het bot te verblijven. Toen kunstheupen nog van minder goed plastic waren, kwam daar soms zoveel microplastic vanaf dat de macrofagen teveel woonkuiltjes in het bot maakten, waardoor de kunstheup langzaam los kwam van het heupbot en pijn ging doen.
Plastic deeltjes kunnen ook tot ontsteking leiden als het immuunsysteem enzymen inzet om het plastic mee aan te vallen. Blijft het deeltje onaangedaan zitten terwijl het immuunsysteem blijft vuren, dan wordt ook het weefsel daaromheen aangetast.
Ten tweede, de chemische effecten. Plastics bevatten toegevoegde stoffen die het plastic hun eigenschappen geven, zoals buigzaamheid, kleur, of een vlamvertragende werking. Dit noemen we additieven. ‘Plastic is een beetje als een bord spaghetti’, zegt Leslie. ‘Je hebt de polymeren, dat is de spaghetti zelf, en de saus, de additieven.’
In bepaalde concentraties kunnen additieven de productie van eiwitten bemoeilijken. Sommigen additieven zijn hormoonontregelend. Sommigen zijn immunotoxisch: ze beïnvloeden de afweer. Of juist het zenuwstelsel, als ze de impulsgeleiding van elektrische signalen verstoren. Enzovoort. Er zijn ontzettend veel verschillende additieven, met allerlei effecten.
‘Van additieven weten we wél al zeker dat ze in ons bloed zitten.’ Leslie vond eerder onder andere vlamvertragers in het bloed van europarlementariërs en Europese vrouwen.
Ten derde zijn er de microbiële effecten. Wetenschappers ontdekten dat bepaalde ziekteverwekkende bacteriën extra goed gedijen op plastic zwerfafval. Vethaak: ‘Misschien vinden ze plastic lekker? Geen idee.’ Maar krijg plastic met ziekteverwekkers binnen en je hebt mogelijk een verhoogde kans op infecties. Deltares gaat het onderzoeken in zijn programma ‘Plasticbug’.
Ook kunnen deze drie effecten zich opstapelen.
Maar zoals plastic schadelijke stoffen kan loslaten, blijkt het ook schadelijke stoffen te kunnen binden – dus juist weghalen uit een organisme. Dan werkt het net als norit. ‘Je moet het vrijkomen én opnemen van stoffen uit en door plastic tegelijk bekijken,’ zegt Bart Koelmans, hoogleraar aquatische ecologie en waterkwaliteit aan de Wageningen Universiteit en niet aanwezig in Nieuwspoort. ‘Het netto effect bepaalt de schadelijkheid.’
Wat wijst erop dat microplastics schadelijk zijn?
Er is nu nauwelijks bewijs voor gezondheidseffecten van microplastics op de mens. Maar er zijn wel duidelijke aanwijzingen voor gezondheidseffecten, aldus Vethaak en Leslie.
Neem autobandenrubber. Fijnstof bestaat voor ongeveer 5 procent uit kleine stukjes autoband, die loskomen door frictie met de snelweg. Vethaak: ‘Van fijnstof weten we wél al zeker dat het schadelijk is voor de gezondheid. Vier miljoen mensen overlijden jaarlijks aan fijnstofproblematiek, wereldwijd.’ Plasticdeeltjes dragen daar mogelijk aan bij. ‘We weten alleen nog niet of de toxiciteit van die rubberdeeltjes vergelijkbaar is met de toxiciteit van roetdeeltjes uit dieseluitlaatgassen.’
‘Mee eens’, zegt Koelmans. ‘We zouden dus geen of minder auto moeten rijden, dat heeft zin. Maar als je dat beseft, hoef je dus ook niet meer te praten over microplastic in cosmetica of glitter. Dat is verwaarloosbaar, is uitgerekend.’
Verder zijn er voorbeelden van beroepsblootstellingen, zoals arbeiders in pvc-fabrieken of fabrieken waar fleece wordt gemaakt. Na blootstelling aan hoge concentraties pvc of nylonpoederstof ontwikkelden zij allerlei longaandoeningen. Inclusief longkanker.*
Ook zijn er dierexperimenten, een recente studie laat zien dat nanoplastics hersenschade veroorzaken bij vissen.* Ze hopen zich op en beïnvloeden het vissengedrag. Vethaak: ‘Alleen bij hoge concentraties, overigens.’ We weten niet of we dit kunnen doorvertalen naar de mens.
Studies laten zien dat microplastics ook de placenta van zwangere muizen bereiken, en zo het milieu van het ongeboren kind
Al in de jaren zeventig waren onderzoekers bezig met het effect van plastic op dieren. Toen pvc-poeder aan honden werd gevoerd, bleek het binnen een paar uur in het bloed te zitten.* Het ging heel efficiënt door de darmwand heen en belandde in allerlei organen. De plasticdeeltjes werden dus niet allemaal uitgepoept, maar ook opgenomen.
Leslie: ‘Het experiment was met honden, maar de mens is ook een zoogdier.’
Andere studies laten zien dat als een zwangere muis blootgesteld wordt aan redelijk hoge concentraties microplastics, die ook de placenta van de muis bereiken, en zo het milieu van het ongeboren kind, vertelt Juliette Legler, hoogleraar toxicologie aan de Universiteit Utrecht.
Of dat bij mensen ook kan, is niet bekend, maar vorig jaar lieten Britse onderzoekers wel zien dat fijnstof sowieso in menselijke placenta’s belandt. ‘Dus hier hebben we proof of principle, dat microplastics ook het mensenkindje kunnen bereiken’, zegt Legler. Zij gaat het komende jaar onderzoeken of dit ook gebeurt.
Hoeveel plasticonrust is zinnig?
Al zeggen de wetenschappers nog zo vaak ‘mogelijk’, ‘misschien’ en ‘zou kunnen’, het blijft een verontrustend verhaal.
‘Het is wat vroeg om op voorhand een groot risico te claimen’, zegt Koelmans. ‘Het is relevant om te onderzoeken, maar het resultáát is dan dat je ziet of er een groot probleem is.’
Koelmans is de vleesgeworden nuance en vindt berichtgeving over plastic al snel overdreven.* Hij zat afgelopen jaar de internationale SAPEA-werkgroep voor die keek of er in de wetenschappelijke literatuur bewijs te vinden is voor nadelige plasticeffecten op de mens op dit moment. Dat bleek niet het geval. ‘Maar dat er in de literatuur geen bewijs is voor wijdverspreid risico, wil niet zeggen dat er geen risico ís.’
Niemand weet of microplastics onze gezondheid beïnvloeden. ‘Het kan minimaal zijn, het kan ook meer zijn dan dat’, reageert Vethaak. ‘Ik vind dat we dat heel snel moeten onderzoeken nu. Want er zijn voldoende aanwijzingen die mij zorgen baren. Zo redeneer ik.’
Koelmans wil zich beperken tot de feiten, Vethaak en Leslie menen dat we niet de tijd hebben om te wachten tot alle essentiële feiten zijn binnengedruppeld. Dit zijn zo ongeveer de uiterste posities die microplasticsexperts innemen. Niemand die zegt: plastic is geen probleem. Want al zou er met de huidige hoeveelheid microplastics in het milieu nog geen risico voor de volksgezondheid zijn, ‘als we de plasticproductie niet afremmen is dat risico er binnen enkele tientallen jaren alsnog, schrijven we in het SAPEA-advies’, zegt Koelmans.
In tegenstelling tot het klimaatdebat, is iedereen het wel met elkaar eens welke richting het uit moet.
Wat moeten we aan microplastics onderzoeken?
Vragen die het komende jaar hopelijk beantwoord worden rond microplastics uit het milieu zijn: zijn ze giftig? In welke concentraties? In hoeverre worden we hieraan blootgesteld? En gedurende hoe lang?
‘Microplastics zijn niet extreem giftig, blijkt uit onderzoek’, zegt Leslie. Je gaat niet direct dood van het eten van microplastics, tenzij je ontzettend veel eet. Net zoals je ook dood kunt gaan aan te veel water drinken. De dosis bepaalt het vergif, zei de zestiende-eeuwse arts Paracelsus al.
Maar de toxicologie kent een verschil tussen langdurige en kortdurige blootstelling. Denk aan iemand die verslaafd is aan alcohol, die heeft meer problemen dan iemand die alleen het eerste jaar van z’n studie te veel dronk.
In analyses van langdurige blootstelling willen mensen niet investeren, want dat is niet sexy genoeg. Ze willen meteen resultaten
Het is moeilijk om een mossel of een oester dood te maken met microplastics. Maar, zegt Leslie, ‘misschien is het afweersysteem van mossels wel extra actief door microplastics’. Misschien zijn ze veel calorieën aan het besteden om die deeltjes op te ruimen, en in de natuur is het heel vaak zo dat elke calorie telt. Misschien zorgt microplastic zó voor extra vermoeidheid en dus mosselsterfte.
Leslie wil onderzoeken wat microplastics precies doen met het menselijke afweersysteem.
Dat we, los van de giftigheid van milieuplastics, ook onze mate van blootstelling aan de deeltjes niet in kaart hebben, komt deels door beperkingen van de technologie, maar ook door te weinig investeringen vanuit de maatschappij.
Leslie: ‘Ik heb jaren gezocht naar geldschieters voor projecten die zich specifiek richten op mensen versus plastic deeltjes. Je moet ook investeren in analytische ontwikkelingen en de nodige apparatuur – ook een uitdaging om gefinancierd te krijgen tegenwoordig.’
De 1,7 miljoen euro voor de ronde plasticonderzoek die nu van start gaat is bescheiden. De looptijd van een jaar is kort. Ik vraag Frank Pierik van ZonMw, die het geheel coördineert, hoe meer geld voor dit soort research gerealiseerd kan worden.
‘Media-aandacht helpt.’