Klaar voor lancering: jullie nieuwe correspondent Ruimtevaart

Marjolijn van Heemstra
Correspondent Ruimtevaart

Wat ooit het grootste mysterie was, wordt nu kilometer voor kilometer verkend. We vinden van alles in de ruimte: waardevolle grondstoffen, mogelijk leven. En misschien op termijn zelfs een nieuwe thuisplaneet. Daarom word ik jullie correspondent Ruimtevaart.

‘Als we willen dat onze soort op de lange termijn overleeft, moeten we onze kansen spreiden. Naar de maan, vanaf daar naar Mars en wie weet waar we uitkomen.’ Astrofysicus Bernard Foing sprak deze woorden snel en ongeduldig uit, alsof zijn schip naar de maan al klaarstond voor vertrek.

Het was een loeihete dag in augustus. We zaten zwetend op een stapel stenen bij een kleine vijver op het terrein van de European Space Agency in Noordwijk, waar Foing werkt. Ik was bezig met een voorstelling over astronauten en wilde van hem weten hoe reëel het is dat er deze eeuw weer iemand op de maan staat. ‘Een kwestie van dertig jaar’, zei Foing. ‘Maximaal.’

Foing is een wetenschapper met een dichterlijke ziel. Hij zegt dingen als: ‘Wij zijn de laatste aardgebonden generatie, stamouders van een intergalactische soort.’ Ik moest lachen om die sierlijke zinnen, maar Mr. Moon, zoals de Fransman door collega’s wordt genoemd, was bloedserieus. ‘Het is dichterbij dan de meeste mensen denken.’ Hij stak daarbij zijn vinger op, een kleine profeet naast die ondiepe vijver.

Mijn ontmoeting met Foing op die verontrustend hete zomerdag was voor mij het begin van een zoektocht die ik hier de komende tijd wil delen. Na zijn profetische woorden ben ik me gaan verdiepen in de vraag wat de ruimtevaart voor ons en onze toekomst betekent.

De democratisering van de ruimte is begonnen

Voor de duidelijkheid: ik ben een leek. Een zeer bevlogen leek, dat wel. Tijdens mijn studie godsdienstwetenschappen hield ik me bezig met wat ze in de ruimtevaart Space 1.0 noemen; astronomie en astrologie uit de tijd waarin wij mensen nog geloofden dat ons leven in de sterren stond geschreven.

Mijn fascinatie voor ruimte en ruimtevaart werd lange tijd vooral gedreven door de poëzie van het onderwerp. Met alleen al de kun je een dichtbundel vullen.

(De Slangenzee! De Baai van de Dauw!). Maar nu ben ik gegrepen door Marsmissies en maanoases, door het besef dat er buiten onze dampkring grote stappen worden gezet, terwijl wij hier doormodderen op aarde.

Want via Space 2.0 (het Apollotijdperk) en Space 3.0 (permanente menselijke aanwezigheid in de ruimte in de vorm het van International Space Station) blijken we inmiddels beland in Space 4.0. De tijd van de commerciële ruimtevaart, space cowboys en een nieuw geloof in die Marskolonie die ons nu al vijftig jaar wordt beloofd. Astronauten zijn nationale helden, NASA-T-shirts hangen in de rekken van de H&M. De democratisering van de ruimte is begonnen.

Het begint nogal vol te raken buiten de dampkring

Het is daarmee ook het tijdperk van nieuwe vragen en ethische dilemma’s waar ik in over schrijf. Want als de ruimte van iedereen is, hoe verdelen we die dan? En zijn al die lanceringen echt zo feestelijk of zijn we bij alle winst ook iets aan het verliezen?

De ruimte als onontgonnen gebied, als mysterie, als – nou ja, ruimte? Het begint nogal vol te raken buiten de dampkring.

Ruimtevaart brengt het beste en het slechtste in ons naar boven. Een vreedzaam International Space Station en door winstbejag gedreven plannen voor mijnbouw op asteroïden.

Het heeft een grote verbindende kracht, maar net zo vaak draait alles om prestige en het planten van vlaggen. Het is nu eenmaal de aard van ons beest ons dingen toe te eigenen, van prairies tot gasplaneten.

We zijn het uitzicht op de sterren kwijt

Er wordt, merkte ik de afgelopen maanden, tamelijk eenzijdig over ruimtevaart geschreven. Een enkele keer komt het op de voorpagina van de krant, maar meestal belandt het bij wetenschap, soms bij buitenland. Terwijl de ruimtevaart óók cultuur is, geschiedenis, ethiek, een oefening in langetermijndenken en vooral misschien een spiegel van wat we hier op aarde zijn.

Naar boven kijken is naar binnen kijken, las ik ergens (ik geloof op een blog over de machtsverdeling in het heelal). De ruimte is grotendeels onontgonnen terrein, waarin we onszelf opnieuw aan het uitvinden zijn. Wat we daar doen en laten zegt alles over onze soort.

We hebben het over politiek, over crèchetijden en huizenprijzen, niet over die doodstille duisternis die ons elke seconde van de dag omringt

En toch is de ruimte geen onderdeel van onze dagelijkse conversatie. We hebben het over politiek, over crèchetijden en huizenprijzen, niet over die doodstille duisternis die ons elke seconde van de dag omringt. We vragen ons maar zelden af hoe we ons als mensheid tot die duisternis verhouden. Of zouden moeten verhouden. Een vraag die belangrijker wordt, nu we steeds vaker door de dampkring schieten.

Het helpt niet dat we langzaam ons uitzicht aan het verliezen zijn. Nederland is een van de meest ter wereld. De meeste kinderen die hier nu geboren worden zullen nooit in hun leven de Melkweg in zijn volle glorie zien, tenzij ze afreizen naar een van de zeldzame darksky-parken in Europa (voor de neem je de boot naar Terschelling).

Tegenstrijdig: de ruimtevaart wordt belangrijker, maar zelf zijn we het uitzicht op de sterren kwijt. En daarmee misschien wel meer dan alleen een uitzicht.

Maar of we haar nu zien of niet, de ruimte is er. We worden erdoor omringd. We zijn er uit ontstaan. We zeilen er vierentwintig uur per dag doorheen, op deze middelgrote planeet aan de Wat ooit het grootste mysterie was, wordt nu kilometer voor kilometer verkend. We vinden van alles: waardevolle grondstoffen, mogelijk leven. En misschien op termijn zelfs een nieuwe thuisplaneet.

Foing kan niet wachten. Over twintig tot dertig jaar hoopt hij een tijdje op de maan te wonen. Misschien maakt hij dan de geboorte van de eerste maanbaby mee die naar zijn schatting rond 2050 geboren wordt. Een baby die wat hem betreft een universeel paspoort krijgt, voor als het kind ergens in de puberteit op sabbatical wil naar de aarde. ‘Wacht maar’, zegt hij als ik hem ongelovig aankijk, ‘het zou zomaar je kleinkind kunnen zijn’.

Meer lezen?