Waarom het sociale leenstelsel een zegen is

Ewald Engelen
Financieel geograaf

Het heeft nogal wat voeten in de aarde gehad en het is een wat bleke versie geworden van wat ik voor ogen heb, namelijk een heuse doctorandussentaks in een gedifferentieerd hoger-onderwijslandschap, maar heeft het ’m dan toch maar geflikt: we gaan in Nederland schoorvoetend naar een sociaal leenstelsel.

Godlof. Hiermee wordt namelijk in één klap aan twee sociale kwaden een einde gemaakt. Ten eerste de omgekeerde solidariteit tussen arm en laagopgeleid aan de ene kant en geprivilegieerd en hoogopgeleid aan de andere. Net als bij kunst en cultuur vallen de deelverzamelingen van gebruikers en betalers in het hoger onderwijs niet samen. Universiteiten worden net als De Nederlandse Opera en het Koninklijk Concert­gebouworkest uit de algemene middelen betaald.

Oftewel, alle belastingplichtige Nederlanders betalen mee aan de zwaar gesubsidieerde kaartjes van opera en orkest. Maar als je in Stopera of Concertgebouw rondloopt, zie je meteen dat de bezoekers geen dwarsdoorsnede van Nederland zijn: oud, wit en veel broches, brogues en corduroy. Datzelfde geldt voor het hoger onderwijs. We betalen allemaal, maar het is vooral de gegoede middenklasse die ervan geniet.

We betalen allemaal voor het hoger onderwijs, maar het is vooral de gegoede middenklasse die ervan geniet

Door dit soort omgekeerde solidariteit stelt de mate van redistributie in Nederland, ondanks een progressief belastingstelsel, geen moer voor. Het is de middenklasse die het merendeel van de belasting ophoest; het is de middenklasse die het meest van de verzorgingsstaat profiteert. De belangrijkste kanalen van omgekeerde solidariteit zijn kunst en cultuur, hoger onderwijs en het eigen huis. Die lijken alle drie hun langste tijd te hebben gehad. De subsidie op kunst en cultuur is dankzij Zijlstra flink gekort. Daardoor mogen de nufjes van de Stopera nu zelf voor hun praalkaartjes opdraaien. De aftrekbaarheid van de rente op hypothecaire leningen is gemaximeerd en wordt op termijn zelfs afgebouwd. En nu wordt er dan eindelijk ook wat gedaan aan de studiesteun voor rijke kakkers uit ‘t Gooi en Zuid door sloebers uit Oss en West. Je zou verwachten dat de SP op de banken staat.

En ten tweede aan de hemeltergende verspilling van publieke middelen door ongemotiveerde studenten die studeren als een recht zien, drie, vier, vijf jaar lang doodleuk 20.000 euro per jaar opsouperen om vervolgens nimmer een bul te halen. Er is namelijk iets vreemds aan de hand in het Nederlandse onderwijs. Tonnen inkt zijn er de laatste jaren besteed aan het terugdringen van de uitval uit vmbo en mbo. Voortijdig schoolverlaten van deze leerlingen werd bestempeld als een maatschappelijk probleem van de hoogste orde, waarbij criminaliserende generalisaties niet werden geschuwd.

Ondertussen werd aan het grootste lek in het Nederlandse onderwijsbestel geen woord vuil gemaakt. In het managersuniversum dat we in Europa hebben opgetuigd staan certificaten namelijk voor innovatie en veel studenten in het hoger onderwijs voor kenniseconomie. En dus stroomt op dit moment ongeveer 50 procent van ieder cohort door naar hbo en wo. Met voor de hand liggende gevolgen: een wildgroei aan modestudies, diploma-inflatie, onderwijs­verschraling en tsunami-achtige uitval.

In het wo heeft na zeven jaar slechts 51 procent van de studenten die ooit aan een studie zijn begonnen een diploma voor een studie waar nominaal vier of vijf jaar voor staat. Ondanks massieve pogingen (studeerbaarheid, lees: dumbing down) om de doorstroom te bevorderen, is de uitval in tien jaar tijd maar marginaal gedaald. De verspilling die dit betekent is geen strooigoed. Een hbo-diploma kost de gemeenschap een slordige 120.000 euro en een wo-diploma nog 20.000 meer. Wie zelf opdraait voor de kosten bedenkt zich wel twee maal voor hij aan een cursus begint en zal alles op alles zetten om de bul te halen.

Hulde dus voor Jet. En als ik me dan toch een kanttekening mag permitteren: het vrijgespeelde budget moet niet naar het hoger onderwijs gaan, maar naar het funderende onderwijs. Uit de onderwijseconomie is de vuistregel bekend dat de maatschappelijke opbrengsten van onderwijsinvesteringen afnemen naarmate ze hoger in de onderwijskolom terechtkomen. Oftewel, investeringen in kinderopvang leveren meer sociaal rendement op dan investeringen in het primaire onderwijs, investeringen in het primaire onderwijs meer dan in het secundaire, en investeringen in het secundaire meer dan in het hoger onderwijs. Voor het individuele rendement geldt het omgekeerde. Hoe hoger in de onderwijsketen, hoe groter de individuele baten van onderwijsinvesteringen. Dus Jet, stop die één miljard euro in uitmuntende kinderopvang in plaats van er je oud-collega’s aan de HvA gelukkig mee te maken.

Disclaimer 1: ik ben niet van de schulden, maar dit is onvergelijkbaar met de Amerikaanse toestanden waar tegenstanders mee schermen.

Disclaimer 2: mijn dochter (zeventien jaar, 5 vwo) wordt de eerste Bussemaker-generatie.

Deze column verscheen ook in De Groene Amsterdammer.