Het politiek onverkoopbare verkopen

Ewald Engelen
Financieel geograaf

Hoe verkoop je het politiek onverkoopbare? Of preciezer: hoe vertel je eurosceptische burgers netjes dat ze je rug op kunnen? Lees daarvoor  die minister Timmermans (Buitenlandse Zaken, PvdA) afgelopen maandag in de Tweede Kamer presenteerde.

Als je (Nederlandse) kool en (Europese) geit wil sparen, maak je van bijzaken hoofdzaken, van hoofdzaken bijzaken, beloof je iets wat je pagina’s verder glashard ontkent, presenteer je deelbelangen als publieke belangen – en vergeet je voor het gemak dat je sociaal-democraat bent.

Van bijzaken hoofdzaken maken: het kabinet maakt een groot nummer van onder de noemer ‘Europees wat moet, nationaal wat kan’. Het komt maar liefst 25 maal in het stuk voor en wordt door het kabinet uitgevent als antwoord op de doorgeschoten Europese regelzucht, dat in Brussel en andere Europese hoofdsteden op veel bijval mag rekenen. Het kabinet kan met dit soort loze subsidiariteitsgebaren het eurosceptische smaldeel in parlement en electoraat naar de mond kan praten: een futiele ‘subsidiariteitsexercitie’ als afleidingsmanoeuvre.

Dan van hoofdzaken bijzaken maken: hoewel ik donders goed weet dat de groeiende electorale scepsis bestaat uit een allegaartje van ergernissen valt de diepe duikeling van steun voor Europa (van 63 procent in 2007 naar 51 procent in 2013) niet toevallig samen met het uitbreken van de eurocrisis – Europa levert niet. Sterker nog, het keurslijf van monetaire unie heeft niet alleen onze democratische mondigheid doen verstommen (van Elmer Eric Schattschneiders ‘semi-sovereign people’ in 1960 naar Peter Mairs ‘non-sovereign people’ in 2013), ook heeft de overmatige nadruk op tekortreductie huishoudens verarmd en het Europese ‘dolce vita’ – waar het allemaal om begonnen was – met meer of minder geweld om zeep geholpen.

Het drama van de euro speelt echter een bijrolletje in Timmermans epistel: het figureert in negen van de 105 alinea’s die het stuk telt

Het drama van de euro speelt echter een bijrolletje in Timmermans epistel: het figureert in negen van de 105 alinea’s die het stuk telt. Het kabinet onderkent dat we ‘nog lang niet in veilige wateren verkeren’ en dat de hoge jeugdwerkloosheid een probleem is. Toch reproduceert ook Timmermans de bekende Brusselse riedel: er is veel gebeurd, de eurozone is gestabiliseerd, de begrotingscoördinatie is dwingender gemaakt, Spanje en Ierland kunnen weer op de financiële markten terecht en we zien ‘beginnend economisch herstel’. Om te concluderen dat het nu vooral zaak is voort te gaan op het ingeslagen hervormingspad – dat leidt naar het grootzakelijke paradijs, maar dat zegt Timmermans er wijselijk niet bij.

Dan beloven en ontkennen: op pagina 2 heet het dat ‘er ook (sic!) aandacht moet zijn voor de sociale gevolgen van de crisis. De hoge werkloosheid en toenemende armoede in een aantal EU-lidstaten zijn sociaal onacceptabel en op termijn ook onhoudbaar.’ So far so good, denk je als welwillend lezer: maak begrotingstekortreductie ondergeschikt aan werkloosheidsbestrijding of zo, zoals bijvoorbeeld GroenLinks, Partij voor de Dieren en SP bepleiten. Vergeet het maar. Op pagina 12 stelt het kabinet dat aandacht voor de ‘sociale gevolgen van de crisis’ weliswaar belangrijk is maar niet mag leiden ‘tot vermindering van noodzakelijke hervormingsinspanningen’ – lees verlaging van de loonkosten, aantasting van arbeidsrechten en verdere vermarkting van de publieke sector.

Nog een voorbeeld: het kabinet hecht er zeer aan dat de democratische betrokkenheid van burgers bij Europa wordt vergroot en doet daarvoor een aantal voorstellen (beter functionerende en kleinere Commissie, grotere rol nationale parlementen, interparlementaire samenwerking, betere relaties met het Europees Parlement – en meer van dat soort D66-geneuzel), maar is als de dood voor een referendum en dus voor verdragswijziging. ‘Alle voorgestelde maatregelen moeten binnen het kader van de huidige verdragen vorm kunnen worden gegeven’, schrijft het kabinet op pagina 8. Sterker: de roep om meer legitimiteit moet de ‘slagvaardigheid (welke?) van de Unie niet ondermijnen’ of tegenstanders de kans geven ‘om zand in de Europese machine te strooien (sic!)’.

Tot slot deelbelangen verkleden als publieke belangen: de woordjes ‘ons’ (veertien keer), ‘wij’ (zes keer) en ‘gelijk speelveld’ (vier keer) verraden waar het werkelijk om gaat – om de belangen van het grootbedrijf. ‘Wij’ hebben baat bij Europese integratie omdat ‘onze’ exportsector 120 miljard euro aan Europese handel verdient; driekwart van ‘onze’ export gaat naar de EU; ‘wij’ hebben gemiddeld een maandsalaris per jaar ‘extra’ verdiend dankzij de interne markt; ‘burgers en ondernemingen’ hebben belang bij een ‘gelijk speelveld’. Larie natuurlijk: de belangen van het grootbedrijf (lage lonen, geen ontslagbescherming, minder premies) staan haaks op die van burgers en het MKB – zoals deze crisis uitentreuren heeft aangetoond.

De staat van de Unie bevat één voetnoot, op pagina 11. Die verwijst naar het rapport Nederland leeft van Europa – was getekend: VNO/NCW.

Deze column verscheen ook in De Groene Amsterdammer.