Ajax is zo succesvol omdat het al aan aanvallen denkt als het verdedigt (en andersom)

Michiel de Hoog
Correspondent Sport
Coach van Ajax Erik ten Hag tijdens de wedstrijd van 11 februari (2018) tegen Fc Twente. Foto: Eric Verhoeven / Getty Images Europe

Ajax is dit seizoen mede zo succesvol omdat het respect heeft voor een machtige voetbalgod: de omschakeling. Met voetbaltrainer Sjors Ultee analyseerde ik een handvol Ajax-wedstrijden en keer op keer zagen we hoe de Amsterdamse ploeg het omschakelen tot in de puntjes beheerst.

Een van de redenen die het voetbal zo complex, onvoorspelbaar, en blijvend boeiend maken, is dat het niet op andere sporten lijkt.

In het basketbal is het veel moeilijker een speler de bal afhandig te maken. American Football bestaat uit een aaneenschakeling van stilstaande momenten. In het volleybal en tennis kun je niet op de helft van de tegenstander komen. Bij hockey geniet de speler met balbezit veel meer bescherming.

In het voetbal – een waarin de bal vrij is – is dat vrijwel nooit het geval. De bal is permanent vrij en onderwerp van potentieel gevecht, wat het spel onvoorspelbaar en soms chaotisch maakt. Het betekent ook dat voetbal meer een spelers- dan een trainersport is (wat soms tot de conclusie leidt dat tactiek en trainers overschat zijn).

De ambitie van goede coaches is niet om die chaos te vermijden – dat is toch onbegonnen werk. Het doel is om een relatief bescheiden mate van grip te krijgen op die chaos, om voorbereid te zijn op een ongeplande gebeurtenis, hoe die er ook precies uitziet.

Een goede voetbalploeg beschikt over het vermogen om collectief te improviseren op die Een erg goede voetbalploeg doet dat ook nog eens structureel, en als dat lukt, dan zie je het op het veld terug. Precies hoe en waarom dat gebeurt, is niet direct duidelijk, maar als je het ziet, merk je het.

Dan lijkt het soms net alsof die ploeg een ander spel speelt dan de tegenstander. Alsof de chaos is gaan liggen, het toeval is uitgesloten, en de ploeg het moeilijke tembare spel toch in zijn greep heeft gekregen.

Eén zo’n erg goede ploeg is het Ajax van trainer Erik ten Hag.

Een voetbalgod die angst inboezemt

Een van de dat Ajax soms dit gevoel opwekt, van totale controle, is Ten Hags obsessie met ‘de omschakeling’.

‘De omschakeling’ is voetbaljargon voor het korte moment waarop het balbezit wisselt en/of onduidelijk is wie de bal in bezit heeft. Aanvallende ploeg wordt verdedigende ploeg, verdedigende ploeg wordt aanvallende ploeg.

Dat is niet zomaar iets: het voetbal koestert sinds enkele jaren een heilig ontzag voor de omschakeling. Vraag een coach of een speler naar de omschakeling, en ze beginnen vrijwel allemaal te praten alsof De Omschakeling hun hoofd op een staak spietst als ze haar niet genoeg respect betonen.

De omschakeling is het moment in het voetbal waaruit de meeste kansen ontstaan

‘De omschakeling is het moment in het voetbal waaruit de meeste kansen ontstaan’, vertelde international en Inter Milaan-speler Stefan de Vrij me aan de telefoon.

‘[Omschakelen] is heel belangrijk. In het voetbal wordt het meest gescoord uit omschakelmomenten’, appte Wout Brama, ex-international en aanvoerder van FC Twente.

‘De meeste doelpunten ontstaan tegenwoordig kort na de omschakeling’, zegt Sjors Ultee, voetbaltrainer en voormalig assistent van Ten Hag bij FC Utrecht. ‘Dat komt omdat veel ploegen wel weten hoe ze moeten verdedigen. Maar net na balverlies niet, dan heb je de verdediging nog niet helemaal op orde.’

Oftewel: dan heb je als tegenstander fracties van seconden om toe te slaan. Met Ultee keek ik de afgelopen dagen een handvol wedstrijden van Ajax terug, met bijzondere aandacht voor de omschakeling. Later komt hier een groter stuk over, maar voor nu lichten we er twee aspecten uit.

De omschakeling al temmen voordat zij zich voordoet

Het respect voor de omschakeling is niet nieuw – ook niet in Nederland. Wel nieuw, in Nederland, is hoe consequent Ten Hag dit ontzag op het trainingsveld in de praktijk brengt. Ten Hag is een onvermoeibare – en zijn spelers zullen dit weten.

‘Een grote kracht van Erik is dat hij blijft hameren op de dingen die hij belangrijk vindt’, zegt Ultee. ‘Andere coaches geven het op als een speler het na twee of drie wedstrijden niet oppakt. Of ze vinden het genoeg als het acht van de tien keer goed gaat. Erik niet: die blijft iedereen erop wijzen tot het perfect is.’

Het benutten van de omschakeling vergt continue alertheid

Dat moet ook, zegt Ultee, want het temmen en benutten van de omschakeling vergt continue alertheid. Ten Hag wil dat zijn spelers, zodra ze de bal verliezen of winnen, direct van gedrag veranderen. ‘Rouwmomenten’, na balverlies, zijn ten strengste verboden.

En het gaat verder. Ten Hag wil dat de spelers al bezig zijn met de omschakeling nog voordat de omschakeling plaatsvindt. Het betekent dat Ajax al aan verdedigen denkt terwijl het aanvalt, en aan aanvallen denkt terwijl het verdedigt.

Dat die omschakeling komt, is immers zeker. De vraag is alleen waar en wanneer precies. Als je goed kijkt, kun je dat ook zien: spelers nemen posities in die hen in staat stellen zo goed mogelijk te verdedigen of aanvallen mocht het balbezit plots wisselen.

In jargon: ‘restverdedigen’ en ‘restaanvallen’.

Spotten met een aloude voetbalwet #1 - niet groot, maar klein staan als je de bal hebt

Een scène die dit restverdedigen illustreert, is het onderstaande moment uit Tottenham Hotspur-Ajax van vorige week. Als Daley Blind over links een aanval opzet, loopt rechtsback Joël Veltman naar het centrum van het veld. Het oppervlak waarover de spelers zich hebben verspreid wordt daardoor kleiner – opvallend klein.

Dit gaat in tegen de traditionele voetbalwijsheid dat je het veld in balbezit ‘groot’ moet maken. Dat betekent dat je ruime afstanden schept tussen de spelers, zodat de tegenstander een grote ruimte moet verdedigen, en de eigen spelers beter aanspeelbaar zijn. Aanvallen wordt dan makkelijker.

Het huidige Ajax spot regelmatig met deze wet. Terwijl het aanvalt, maakt Ajax het veld vaak juist relatief klein. De Ajacieden staan net ver genoeg uit elkaar om elkaar niet in de weg te lopen en de – technische vaardige – spelers kunnen elkaar nog steeds bereiken.

Tegelijkertijd staan ze zo dicht op elkaar, dat ze meteen kunnen ingrijpen als de bal verloren gaat. Joël Veltman weet wat hem te doen staat: naar binnen komen, aanspeelbaar zijn, maar ook het veld klein maken, voor het geval de bal verloren gaat. (Dit is slechts een opvallend voorbeeld, restverdediging kent diverse

Een goede restverdediging vergt geen bijzondere technische of atletische handelingen. Wel vergt het discipline – dat een ploeg de benodigde loopacties blijft maken, óók nadat het soms overbodig is gebleken (omdat de tegenstander de bal al eerder verspeelde), en ook nadat het is misgegaan (een doelpunt).

Daarnaast vergt het een collectieve verantwoordelijkheid – als door de chaos een speler in een andere positie staat, moet een ander zijn taak in de restverdediging overnemen. Het doet er niet toe wie de taak vervult, als die maar wordt vervuld.

Spotten met een aloude voetbalwet #2 - niet klein, maar groot staan als je de bal niet hebt

Ook met de tweede traditionele voetbalwet spot Ajax onder Ten Hag: de wet dat je het veld klein maakt als je verdedigt.

Dat wil zeggen: bij balverlies maak je de ruimte tussen je verdedigers en aanvallers zo kort mogelijk, in de lengte en de breedte, zodat je als ploeg, beschermd door de buitenspelgrens, op een zo klein mogelijk jacht op de bal kunt maken. Dit maakt verdedigen

Ajax doet dat regelmatig niet, of kiest een tussenvorm, om zo goed mogelijk voorbereid te zijn op - juist ja – de omschakeling. Dit is – in jargon – restaanvallen. Elke wedstrijd doet het zich voor, in net iets andere vormen, maar de alertheid van de Ajacieden is onmiskenbaar. Ultee wijst op de onderstaande scène uit de wedstrijd tegen Tottenham Hotspur.

David Neres (links) anticipeert op balverlies van Spurs

Terwijl Spurs in het strafschopgebied van Ajax is, en Ajax dus verdedigt, houdt Dusan Tadic alvast rekening met de omschakeling naar de aanval. Tadic beseft dat hij niet tussen zijn bewakers Davinson Sánchez en Toby Alderweireld in moet blijven staan, maar net wat ervoor moet komen, al in beweging, en klaar om nog meer te bewegen, voor het geval de bal zijn richting op komt.

... schakelen, net als Hakim Ziyech, direct om... (Bron: Veronica.)

Precies dat gebeurt. Via een toevallige carambole belandt de bal voor de voeten van Tadic, die profiteert van het metertje voorsprong dat hij overhoudt op de aanstormende Sanchez. Dankzij dit onopvallende staaltje restaanval kan de aanval beginnen. Wat hierbij helpt, is dat ook David Neres – links in het screenshot – zijn taak in de restaanval uitvoerde.

Terwijl Tottenham balbezit heeft, staat hij op een meter of vijf van Spurs’ rechtsback Kieran Trippier (buiten beeld) en middenvelder Moussa Sissoko ogenschijnlijk niks te doen. Schijn bedriegt: Neres staat dichtbij genoeg om linksback Nicolas Tagliafico te helpen in het niet-zo-heel-waarschijnlijke scenario dat Trippier of Sissoko in balbezit komt.

Maar hij staat vooral verwijderd genoeg van Trippier om weg te kunnen sprinten, in het iets waarschijnlijkere scenario dat de bal wordt uitverdedigd, op welke manier dan ook. Door een foute pass van Hakim Ziyech komt het niet tot een doelkans, maar het had evengoed wel kunnen gebeuren.

...en hebben enkele tienden van een seconde later een kans op een kans – maar Ziyechs pass komt niet aan bij Neres. (Bron: Veronica)

Hoe je de omschakelmachine Ajax kunt omzeilen

De beheersing van de omschakeling is wat Ajax soms zo dominant kan doen laten lijken, zelfs tegen de grootste ploegen van Europa. Het is een collectieve prestatie zonder echte sterspeler. Maar ieder voordeel heeft een nadeel: als de samenwerking stokt, dan kan de ploeg er ook vrij gewoontjes en kwetsbaar uitzien - ook tegen bescheidener ploegen.

Neem de verloren uitwedstrijd tegen Feyenoord (6-2) in januari. In het eerste kwartier domineert Ajax. In balbezit speelt het snel naar voren, bij balverlies zet het Feyenoord direct onder druk (‘pressing’). Classic omschakel-Ajax – maar op een of andere manier levert deze wurggreep Ajax slechts één doelpunt op.

Feyenoord maakt ietwat gelukkig gelijk, en plots verandert het beeld. Steeds vaker lukt het Feyenoord om – direct na het winnen van de bal – Robin van Persie aan te spelen in de spits. Van Persie – een meester in het van de bal – speelt de bal vervolgens af op een ploeggenoot, die op zijn beurt medespelers aanspeelt die tegelijkertijd richting de goal van Ajax zijn gaan rennen.

Oorzaak en gevolg zijn hier lastig te scheiden. Werkt Ajax’ pressing niet meer goed, waardoor de bal telkens naar Van Persie kan? Of is Van Persie zo goed in het vasthouden en verdelen van de bal, waardoor de aanvallers van Ajax liever teruglopen dan druk naar voren zetten? Zeker is dat snel naar voren spelen op een balvaste spits een goede manier is om aan Ajax’ druk te ontkomen.

Tottenham liet vorige week een variant daaran zien. Het speelde lange ballen op spits Fernando Llorente, conform het credo: als Ajax goed is in druk zetten en omschakelen, dan geven we ze niet eens de mogelijkheid om druk te zetten. (Zie ook: Manchester United tegen Ajax in de

Als dat makkelijk klinkt: dat is het niet. Met Matthijs de Ligt en Daley Blind heeft Ajax de kracht en intelligentie om ook deze ontsnappingsroute af te snijden. (Tegen Feyenoord speelde de Argentijn Lisandro Magallan op de plek van Blind.)

Niemand klaagt meer over countervoetbal

De verering van de omschakeling in het voetbal is vijftien jaar geleden ingezet. Onder leiding van een jonge José Mourinho won een relatief kleine ploeg, FC Porto, in 2004 met weinig attractief, maar zeer effectief de Champions League.

De genadeloze exploitatie van het omschakelmoment verspreidde zich wereldwijd - op één voetbalcultuur na, die zich ogenschijnlijk bleef verzetten. De Nederlandse voetbalcultuur toonde vooral extreme desinteresse. Oh ja. Counteren en zo. Bah.

Nederland bleef bij zijn balbezitvoetbal, bij het positiespel, bij het creëren van kansen via ‘verzorgde opbouw van achteruit’, zelfs toen dit concept leidde tot gemiste EK’s en WK’s. Kennelijk was het ‘of-of’, en niet ‘en-en’.

Een counter is bijna vies in Nederland. We moeten daar echt vanaf

Toen Erik ten Hag in 2015 trainer werd van FC Utrecht, nadat hij drie jaar had gewerkt in Duitsland, moet het voor hem hebben gevoeld alsof hij midden in een oerwoud een primitieve beschaving had gevonden die verstoken was gebleven van het moderne voetbal.

‘Vraag je een Nederlandse trainer: hoe creëer je kansen? Dan zeggen ze: vanuit balbezit, met positiespel’, zei hij in september 2015 tegen mij. ‘Positiespel [leidt tot] het Nederlandse spel zoals we het zien: breed, breed, breed, terug... (...) Een counter is bijna vies in Nederland. We moeten daar echt vanaf. Of beter: je moet kunnen variëren. Dat maakt het spel mooi.’

Meer lezen?