Europese strijdkrachten werken steeds nauwer samen (maar noem het geen Europees leger)
Premier Rutte ziet er niks in, maar volgens de Franse president Macron en de Duitse bondskanselier Merkel is het hard nodig: een Europees leger. Officieel bestaat er geen plan voor een gezamenlijke defensiemacht, maar in de praktijk krijgt een ‘Europees leger’ al steeds meer vorm.
Stelling 23 van de stemwijzer voor de Europese verkiezingen is glashelder: ‘Er moet een gemeenschappelijk Europees leger komen.’
De Duitse bondskanselier Angela Merkel en de Franse president Emmanuel Macron zijn er in elk geval vóór. Alleen een gezamenlijk leger kan de Europese veiligheid waarborgen, waarschuwden zij afgelopen november. Sinds de verkiezingsoverwinning van Donald Trump in de VS eind 2016 is het vertrouwen in de belangrijkste NAVO-bondgenoot, flink gedaald. En zonder te kunnen rekenen op Amerikaanse steun lijkt het moeilijk, zo niet onmogelijk, om in geval van nood de Russen af te schrikken, was hun boodschap.
Premier Rutte is tegen* het voorstel van Merkel en Macron. In een reactie noemde hij het ‘onverstandig’ om de indruk te wekken dat Europa zich ooit zonder steun van de VS zou kunnen verdedigen. Met uitzondering van D66, Denk en Volt zijn alle andere Nederlandse politieke partijen in het Europees parlement eveneens tegen de oprichting van een Europees leger.
De kwestie lijkt de lidstaten te verdelen. Maar als je kijkt naar de recente ontwikkelingen op Europees defensiegebied, valt op dat ze het juist steeds vaker eens zijn. En dan blijkt de vraag of je voor of tegen een Europees leger bent ineens helemaal niet meer zo relevant.
Is de roep om een Europees leger iets nieuws?
Nee. Al in 1952 weerklonk de wens een Europees leger op te richten, waar zelfs al een naam voor was bedacht: de Europese Defensiegemeenschap (EDG) – die er echter nooit zou komen.
Militaire integratie stelt Europa niet alleen in staat zichzelf beter te beschermen tegen een dreiging van buiten, het vergroot ook zijn geopolitieke status en slagkracht, was destijds de gedachte.
Ook nu is dat het uitgangspunt: de EU wil een rol spelen bij internationaal crisisbeheer en preventie en Europese lidstaten hebben wereldwijd economische belangen die in geval van nood beschermd moeten kunnen worden.
Maar die militaire ambities kwamen nooit goed van de grond. Hoewel Europese NAVO-landen na de VS de tweede investeerder in wapentuig ter wereld zijn en het materieel van deze landen bij elkaar vergelijkbaar is met dat van militaire grootmachten als China of Rusland, is de gezamenlijke slagkracht veel minder groot.
Dat komt vooral omdat afzonderlijke lidstaten zelf bepalen hoe ze hun geld en middelen inzetten. Er is geen onderlinge afstemming. Vanuit Europees perspectief kun je dan ook spreken van een inefficiënt aankoopbeleid, veel dubbel werk, matig op elkaar ingespeelde legers, uiteenlopend materieel – en al met al veel verspilling van geld en effectiviteit.
De Common Security Defense Policy (CSDP), beleid dat de EU in 1999 formuleerde, moest daar verandering in brengen. Een evaluatierapport uit 2015* was echter vernietigend over de resultaten: de militaire samenwerking in Europa is inefficiënt en meer op uiterlijk gericht dan op het resultaat, aldus enkele conclusies.
Zonder steun van NAVO-bondgenoot Amerika krijgt Europa op dit moment op militair gebied dan ook weinig voor elkaar. En dat terwijl de zorgen om de veiligheid toenemen. Om er een paar te noemen: militaire dreiging vanuit Rusland en China, de groei van extremistische groepen in het Midden-Oosten en Afrika, onrust in Libië en de Sahel, en het wegvallen van een belangrijke militaire macht binnen de EU na de Brexit.
Is het wel mogelijk een Europees leger op te richten?
Dat ligt er maar aan hoe je een Europees leger definieert. Dat alle Europese legers ooit als één geheel zullen optrekken, is in elk geval geen realistische gedachte, zegt Dick Zandee, defensiespecialist bij onderzoeksinstituut Clingendael. Daarvoor is te weinig politieke steun tussen de EU-lidstaten onderling, en zijn de verschillen in taal, cultuur, historie en procedures te groot.
Ook hebben afzonderlijke lidstaten verschillende belangen. De Baltische staten en Polen maken zich vooral druk over dreiging uit Rusland, terwijl Zuid-Europese landen migratie en onrust in het Midden-Oosten als het grootste probleem beschouwen. En dan zijn er nog de belangen van de wapenindustrie, die per land uiteenlopen, aldus Zandee.
Maar wie goed naar Merkel luistert, beseft dat ze haar opmerkingen over een ‘Europees leger’ niet letterlijk bedoelt. Wat ze vooral zegt is: meer samenwerking. En daar lijkt iedereen het wel over eens. De vraag is alleen: hoe?
Hoe werkt Europa op dit moment militair samen?
Hoewel Europa als militaire eenheid slecht functioneert, werken afzonderlijke lidstaten geregeld succesvol samen buiten de EU en NAVO om. Zo organiseren krijgsmachten gezamenlijk militaire trainingen, wisselen ze kennis en kunde uit, en voeren ze samen missies uit.
En dat zie je steeds vaker. In Eindhoven is sinds 2010 een commandocentrum voor militaire luchtvaart van zeven landen gevestigd, en Nederlandse soldaten maken sinds 2015 deel uit van een Duits-Nederlands tankbataljon.
In 2018 lanceerden de Fransen samen met negen gelijkgezinde landen het European Intervention Initiative (E2I). Deelnemers toonden zich in beginsel bereid om deel te nemen aan missies buiten Europa, ook als daarbij zwaar gevochten zou worden. De plannen zijn vooral gericht op de Sahel, het Caribisch gebied en de Baltische staten.
Deze ontwikkelingen leiden tot een ‘leger van legers’, zoals Zandee het noemt. Landen met gedeelde veiligheidsbelangen werken samen op thema’s die zij belangrijk vinden en voorkomen zo dat andere lidstaten zulke samenwerkingsinitiatieven blokkeren in de EU of NAVO.
Die vergaande samenwerking tussen afzonderlijke lidstaten past in de nieuwe defensieplannen die de EU in 2016 lanceerde. Ook de totstandkoming van een gezamenlijke defensie-industrie maakt daar deel van uit. De meest in het oog springende uitwerking daarvan is het ‘Europees Defensie Fonds’ (EDF) dat de Europese Commissie in 2017 voorstelde, waar het Europese Parlement in april dit jaar mee instemde. Dit fonds stelt voor de periode 2021-2027 een bedrag van 13 miljard euro beschikbaar voor de gezamenlijke ontwikkeling van nieuw militair materieel.
Naast het EDF hebben 25 van 28 EU-lidstaten zich verplicht tot ‘permanente gestructureerde samenwerking’ (PESCO), zoals het nieuwe verband wordt genoemd. Er zijn momenteel 34 PESCO-projecten, waarin uiteenlopende deelnemers samenwerken. Zo is er een door Nederland geleid project om de militaire mobiliteit in Europa te verbeteren en een door de Grieken en Cyprioten geleide spionnenschool.*
Het zijn dit soort clusters van landen die op eigen initiatief samenwerken – eventueel aangemoedigd met geld uit Brussel – en die de toekomst vormen van Europese defensiesamenwerking, zegt Zandee.
En of je nou voor of tegen een Europees leger bent, die toekomst krijgt dus al vorm.
Kan Europa zich op deze manier in de toekomst afdoende verdedigen?
Terug naar de vraag waar het Merkel en Macron allemaal om te doen was: is deze vergaande vorm van Europese militaire samenwerking de oplossing voor de nieuwe dreigingen die op Europa afkomen?
Als het om Rusland gaat, is dat antwoord nog steeds: nee. Zelfs al zou het ‘leger van legers’ uitmonden in een soort-van-gezamenlijk-leger, dan nog is Europa in geval van nood niet in staat de Russen af te schrikken. Alleen al omdat Europa op het punt van kernwapens te weinig te melden heeft. Het blijft vanuit Europees perspectief dan ook belangrijk dat hun gezamenlijke defensieplannen de Amerikanen, de belangrijkste NAVO-partner, niet te veel voor het hoofd stoten.
En ondanks de waarschuwende woorden van Macron en Merkel over de veronderstelde onbetrouwbaarheid van de VS, zie je die behoedzaamheid terug in het beleid. Zo besteden Europese NAVO-landen steeds meer geld aan defensie, waarop Trump heeft aangedrongen, steunen ze door de Amerikanen geleide militaire missies buiten Europa, staan militaire investeringsfondsen zoals het EDF ook open voor Amerikaanse bedrijven, en wordt het belang van de trans-Atlantische samenwerking steeds opnieuw benadrukt.
Tegelijkertijd staan Trumps harde woorden haaks op de werkelijkheid. Er zijn nu meer Amerikaanse militairen in Europa dan aan het einde van de regering-Obama, er wordt volop samen geoefend, en de Amerikaanse uitgaven voor de verdediging van Oost-Europa lopen op.
Een slagvaardig Europa is ook in het belang van de VS, vindt Washington. Maar hoe meer Europa zelf doet, hoe meer geld en troepen de Amerikanen overhouden om in te zetten bij een volgend probleem: China.
Kun je hier nog een mening over hebben?
Volgens de stemwijzer wel. Maar zolang het niet duidelijk is wat met een ‘Europees leger’ wordt bedoeld, is de vraag of je hier ‘voor’ of ‘tegen’ bent eigenlijk niet te beantwoorden. En of je nu voor of tegen bent, de ontwikkelingen die de toekomst van een Europees defensiebeleid bepalen zijn al in gang gezet, en gaan ook gewoon door.
Maar daarmee vallen belangrijke vragen buiten beeld. Want wat die samenwerking precies inhoudt, en waar dit op de lange termijn toe leidt, is amper onderwerp van het publieke debat. En dat terwijl daar best wat van te vinden is.
Voor de stemwijzer stel ik dan ook andere stellingen voor:
Willen we dat Europese defensiepolitiek zich bezighoudt met migratie, zoals Brussel van plan lijkt? Mogen Europese defensiebedrijven militair materieel leveren aan landen die het niet zo nauw nemen met de mensenrechten, zoals de laatste jaren steeds meer gebeurt? Mag de adviesraad voor het Europese Defensie Fonds (EDF) vrijwel volledig bestaan uit topmannen uit de defensie-industrie, zoals nu het geval is? Willen we dat de EU Europese bedrijven verbiedt spionagesoftware te maken voor dictatoriale regimes?