Het geschiedenisonderwijs is eurocentrisch. Wij willen meer perspectieven toevoegen
Bij geschiedenis op de Nederlandse scholen staat de Europese geschiedenis centraal. In de huidige ‘tien tijdvakken’ blijven belangrijke historische gebeurtenissen onderbelicht. Daarom: een voorstel om het lesmateriaal aan te vullen.
Op een ouderavond op de basisschool van mijn dochtertje zag ik hem vorig jaar voor het eerst, aan de muur van haar klas. Een tijdlijn, die niet meer van deze tijd is. Was dit wat ze onze kinderen leerden bij geschiedenis?
Ik aarzelde even, maar vroeg het na afloop toch maar aan een van de schoolleiders. ‘Ik zie hier alleen Europese geschiedenis. Hoe zit dat?’
De tijdvakken waarover kinderen op school leren
Wie zelf weleens op scholen komt, kent de tijdlijn misschien. Hij begint met ‘tijd van jagers en boeren’, gevolgd door ‘tijd van Grieken en Romeinen’. Daarna volgen tijdvakken die gaan over ‘vroege middeleeuwen’, ‘late middeleeuwen’, ‘renaissance’ en ‘Gouden Eeuw’. De tijdlijn sluit af met ‘de verlichting’, ‘industrialisatie’, ‘tijd van wereldoorlogen’ en ‘tijd van televisie en computer’.
Wat hier ‘tijd van Grieken en Romeinen’ wordt genoemd, was natuurlijk ook de tijd van Egyptenaren en Mesopotamiërs
Wat er ‘tijd van Grieken en Romeinen’ wordt genoemd, was natuurlijk ook de tijd van Egyptenaren en Mesopotamiërs. Sterker nog, de Grieken en Romeinen namen veel over van deze beschavingen, die grofweg tweeduizend jaar eerder tot bloei kwamen.
En de aanduiding ‘tijd van jagers en boeren’ klopt weliswaar voor Europa, maar in andere delen van de wereld ontstonden aan het eind van deze periode al steden en beschavingen. Verder was er tijdens de Europese ‘middeleeuwen’ juist een bloeiperiode in de islamitische, Arabische wereld. En wat hier vanuit Europees perspectief de ‘Gouden Eeuw’ wordt genoemd, was vanuit Afrikaans perspectief eerder een ‘holocaust’.
Wat leren we bij geschiedenis?
Geschiedenis bestaat in Nederland als verplicht vak op school sinds 1857, aanvankelijk alleen op de lagere school, vervolgens ook in het voortgezet onderwijs. In de memorie van toelichting op de Nederlandse Onderwijswet van 1857 staat als doelstelling: ‘opwekking van warme vaderlandsliefde als bestanddeel der nationale opvoeding’. *
In 1878 werd de focus op de natie Nederland nog groter door de introductie van ‘vaderlandse geschiedenis’. Zodat ‘de leerling de grote daden van het voorgeslacht leert kennen door welks volharding onder leiding van Oranje ons onafhankelijk bestaan werd gegrondvest’, aldus de toelichting.
Geschiedenisles was ook in de tijd dat mijn ouders op school zaten, rond de jaren vijftig, nog ‘vaderlandse geschiedenis’. Hun thuis was de ‘kolonie’ Suriname, waar hun schoolboeken compleet op Nederland gericht waren. In plaats van onderwijs over lokale landbouw en industrie, kregen mijn ouders in Suriname dus les over wintergroenten die voor de vorst geoogst moesten worden en donker en koud moesten worden opgeslagen. En bij vaderlandse geschiedenis lag de focus op witte Nederlandse ‘helden’ zoals Michiel de Ruijter.
Niet voor niets schreef de Surinaamse Anton de Kom in 1934 in zijn boek Wij slaven van Suriname:
‘Wij, die de namen van de opstandelingen Boni, Baron en Joli Coeur tevergeefs in onze geschiedenisboekjes zochten, beijverden ons om vlug en nauwgezet voor het examen de namen en jaartallen op te dreunen der Nederlandse gouverneurs, onder wier bewind men onze vaders als slaven ingevoerd heeft.’
Een ander voorbeeld vonden we bij The Black Archives in de archieven van Vereniging Ons Suriname. Die gaf in de jaren vijftig het tijdschrift De Koerier uit, waarin onder meer werd betoogd:
In de jaren zestig werden de nationalistische doelen van het geschiedenisonderwijs in Nederland ter discussie gesteld
‘De koloniale opvoeding... is direct gericht tegen de geschiedenis van het volk, historische feiten worden vervalst, de geschiedenis van het volk wordt geheel verdrongen door die van het moederland, of zij wordt domweg "verdonkermaand". Nationale helden worden misdadigers en terroristen, terwijl de kolonialisten gepresenteerd worden als vaderlijke, menslievende, hoger ontwikkelden en soms zelfs tot nationale helden van het gekoloniseerde volk worden verheven.’
Tien jaar later, in de jaren zestig, werden de nationalistische doelen van het geschiedenisonderwijs in Nederland ter discussie gesteld. De vernieuwing van geschiedenislessen zette verder door in de jaren zeventig en tachtig, de tijd van mijn generatie.
Al decennia is er kritiek op het geschiedenisonderwijs
Maar het geschiedenisonderwijs bleef eurocentrisch. Tot op de dag van vandaag blijven de canon, de tijdvakken en de lesboeken West-Europa en Nederland centraal stellen en de suggestie wekken dat ‘het Westen’ superieur is. Bijvoorbeeld door Grieken en Romeinen en niet Egyptenaren, Mesopotamiërs en anderen als ‘bakermat’ van de beschaving te beschrijven, verworvenheden van buiten Europa niet te benoemen en door ‘westerse’ landen te behandelen als referentiepunt.
Toen ik zestien was en zelf nog op school zat, schreef ik al eens in een column:
‘Waarom we in geschiedenislessen nauwelijks wat horen over grensverleggende beschavingen der Maya’s, Azteken, Chinezen, Nubiërs en Mesopotamiërs blijft onduidelijk. Afrikaanse volken bouwden een paar duizend jaar voor de Grieken de eerste moderne steden en vonden het schrift uit. Deze zaken, die afwijken van het eurocentrisch beeld, worden vaak weggemoffeld uit de wereldgeschiedenis, tezamen met voor Europeanen pijnlijke zaken als bijvoorbeeld de eeuwenlange Moorse overheersing van grote delen van Europa en duistere affaires uit de koloniale tijd.’
Ook geschiedenisdocenten zelf hebben al veel kritiek geuit op deze Europese focus. In 1995 nam een door de overheid ingestelde werkgroep van geschiedenisdocenten afstand van geschiedenisonderwijs ‘waarbij werd uitgegaan van een politieke, dominant mannelijke en eurocentristische benadering van het verleden’.
En ook veel recenter, in 2016, deden geschiedenisdocenten, ondervraagd in focusgroepenonderzoek, de oproep: ‘Schep kansen voor minder eurocentrische geschiedenis.’*
Eind 2017 sloten The Black Archives, De Correspondent en FunX zich door middel van het journalistieke project Verzwegen geschiedenis bij deze discussie aan.
Samen publiceerden we onder andere meer dan twintig onderbelichte geschiedenissen. Het zijn verhalen die iedereen volgens ons zou moeten kennen, omdat ze de manier beïnvloeden waarop we in Nederland omgaan met grote thema’s als ongelijkheid, racisme, discriminatie en identiteit.
Wat leerlingen leren, is nationaal bepaald
Terug naar die ouderavond. Ik staar naar de tijdlijn op de basisschool van mijn dochtertje en voel verbazing, ongeloof, woede en moedeloosheid. Waarom staat hier anno 2019 nog steeds alleen Europese geschiedenis?
Het antwoord van de schoolleider: ‘Dit is wat wij opgelegd krijgen om te doceren, waar we op afgerekend worden.’
En daar gelijk achteraan: ‘Al zie ik heel goed, als ik naar de populatie van onze leerlingen kijk, dat dit helemaal niet meer passend is. Dat dit niet meer voldoet.’
Bijna een kwart van alle Nederlanders heeft een ‘migratieachtergrond’.* Dat betekent dat ofwel de persoon zelf ofwel minstens een van zijn of haar ouders in het buitenland geboren is. In de grote steden gaat het om grotere percentages, en in Amsterdam heeft meer dan de helft van alle jongeren tussen zes en achttien jaar een ‘niet-westerse’ migratieachtergrond.*
Een gebrek aan kennismaking met perspectieven kan vooroordelen of stereotypen in de hand werken en achterhaalde beelden versterken
Aandacht voor perspectieven van buiten Nederland en Europa is relevant voor kinderen die hun roots niet hier hebben, maar ook voor alle andere leerlingen. Een gebrek aan kennismaking met perspectieven uit andere delen van de wereld kan immers vooroordelen of stereotypen in de hand werken en achterhaalde beelden versterken.
Hoe kan het geschiedenisonderwijs veranderen? De school van mijn dochter werkt actief aan verbeteringen. Maar voor échte verandering moeten we niet alleen bij de docenten en de scholen zijn, begreep ik van de schoolleiding. Daarvoor moet het overheidsbeleid op de schop, dat bepaalt wat zij moeten onderwijzen.
Vanuit The Black Archives doen we, samen met de Commissie Wereldgeschiedenis van geschiedenisdocentenvereniging VGN Kleio en met Social Innovation Works, graag een voorstel voor het geschiedenisonderwijs.
De afgelopen maanden spraken wij met experts, docenten en politici. Ons is duidelijk: veel van hen willen de blik verbreden en verder dan de Nederlandse en Europese grenzen kijken.
Momenteel wordt het onderwijscurriculum van het basis- en voortgezet onderwijs in Nederland opnieuw bekeken. Onder de noemer Curriculum.nu zijn 130 leraren en 18 schoolleiders in teams bezig om de vraag te beantwoorden: wat moeten leerlingen kennen en kunnen?
De canon en de tijdvakken die het geschiedenisonderwijs bepalen
In het Nederlandse geschiedenisonderwijs speelt sinds 2005 de Canon van Nederland een grote rol, en de tien bijbehorende tijdvakken. En die zijn, zoals gezegd, erg eurocentrisch.
Maar de wereld waarin we leven, houdt niet op bij de grenzen van Nederland en Europa, waar veel van de kerndoelen in het onderwijs gericht op lijken te zijn. En zelfs als je je alleen op Europa zou willen richten, is het belangrijk ook kennis te hebben van ontwikkelingen daarbuiten, omdat Europa niet in isolatie is ontstaan.
Wij richtten ons de afgelopen maanden op de vragen: Wat moeten leerlingen allemaal weten over geschiedenis van verschillende delen van de wereld buiten Nederland en Europa? En hoe kies je uit al die personen, plaatsen en gebeurtenissen?
We kwamen tot een uitbreiding van de gebruikte tien tijdvakken. Per tijdvak presenteren we een alternatieve titel, en een wereldkaart waarop voorbeelden te zien zijn van gebeurtenissen, samenlevingen en personen van over de hele wereld.
Het resultaat is een tijdlijn, waarin de ‘tijd van regenten en vorsten’ (1600-1700) de ‘tijd van kolonialisme en handelskapitalisme’ wordt. En waarin we van de ‘tijd van pruiken en revoluties’ (1700-1800) de ‘tijd van opstanden en revoluties’ hebben gemaakt.
We hebben de tijdlijn vormgegeven als poster. Net als het huidige geschiedenisonderwijs is ook ons voorstel nog verre van compleet. Het is een aanzet voor een gesprek over het geschiedenisonderwijs.
Dus wat gebeurt er als we onze geschiedenislessen niet langer alleen over Nederland en Europa laten gaan? Hoe beïnvloedt dat onze kijk op de wereld?
Wij zijn benieuwd hoe ons onderwijs er dan uit zou zien.
Op zaterdag 1 juni presenteren we de nieuwe geschiedenisposter bij The Black Archives in Amsterdam.