De politieke kaart van Nederland verschoot tweemaal flink van kleur – maar is stabieler dan ze lijkt

Josse de Voogd
Electoraal geograaf

Twee maanden na de Provinciale Statenverkiezingen mocht Nederland opnieuw naar de stembus, met heel andere uitslagen tot gevolg. Maar het electoraat is stabieler dan het lijkt, en gedraagt zich deels volgens historische patronen.

Bij de van 20 maart wist de nog jonge partij Forum voor Democratie vanuit het niets de grootste partij van Nederland te worden. Twee maanden later bij de zegevierde juist de PvdA, die haar percentage verdubbelde vergeleken met de eerdere stembusgang. Het waren uitslagen die velen hebben verbaasd.

Hoe sterk de electorale dynamiek van elkaar verschilde, zien we goed op de uitslagenkaarten. Waar in maart Forum in veel gemeenten de grootste werd, was het in mei de PvdA die de kaarten domineerde.

Waarom de verkiezingskaart stabieler is dan zij op het eerste gezicht lijkt

Aan de oppervlakte lijken verkiezingen en de uitslagen die eruit rollen soms een tombola. Partijen winnen en verliezen plotseling weer, partijleiders komen en gaan, en de kaarten met de grootste partij per gemeente verschieten van kleur.

Maar onder deze dynamiek zit meer stabiliteit. De huidige patronen op de verkiezingskaart kun je zien als het resultaat van een aantal ontwikkelingen in de geschiedenis. Ontwikkelingen die hun sporen nalieten in het politieke, maatschappelijke en fysieke landschap.

Je kunt het vergelijken met een rivierbedding waarin verschillende lagen – stenen, grind, zand en klei – zich hebben afgezet, die elk op een andere plek aan de oppervlakte verschijnen. Zo kan het ook per plek, en per verkiezing, verschillen welke laag domineert in het stemgedrag. Factoren als staatsvorming, religieuze tegenstellingen, economische ontwikkelingen en de woonkeuzes van mensen kleuren samen de verkiezingskaarten in.

De patronen van de aanhang van de partijen blijven doorgaans stabiel. GroenLinks jojode bij de afgelopen drie verkiezingen voor de Tweede Kamer van tien naar vier naar veertien zetels, terwijl ze in dezelfde bolwerken de meeste stemmen behaalde. Veranderingen in de patronen vinden wel plaats als partijen hun koers verleggen, of als de bevolkingssamenstelling ter plekke verandert door verhuizingen of economische bloei dan wel neergang. Maar zulke ontwikkelingen spelen zich doorgaans over een langere tijdsspanne af dan de periode tussen twee verkiezingen.

Waarom het zuiden wispelturig stemt

Soms komen door nieuwe ontwikkelingen oude patronen ineens weer naar de oppervlakte. Een voorbeeld is de waterscheiding tussen het noorden en zuiden van Nederland. Hier ligt een zogenoemde een scheidslijn die er officieel niet meer toe doet, maar nog wel doorleeft in culturele en politieke identiteiten.

Deze scheiding loopt vanuit Zeeuws-Vlaanderen door het Rivierengebied richting de Achterhoek, en vindt haar oorsprong in een bestandslijn uit de Tachtigjarige Oorlog, waarbij de Spanjaarden het zuidelijk deel langer in handen hielden.

Het zuiden bleef daarna katholiek, behield nog lange tijd een tweederangspositie in Nederland en er ontwikkelde zich een wat andere politieke cultuur. Tot in de jaren zeventig stemde men massaal op de Katholieke Volkspartij, of je nu arbeider of ondernemer was. In de lokale politiek waren het niet de landelijke partijen maar vooral personen die ertoe deden.

Ook nu nog zien we dat in het zuiden de partijbinding minder sterk is, dat de uitslagen per verkiezing meer schommelen, dat ideologie een minder belangrijke rol speelt en men graag op bekende personen uit de regio stemt.

Ook nu nog zie je nog dat in het zuiden men graag op bekende personen uit de regio stemt

Verder is de opkomst en het vertrouwen in Haagse instituties er doorgaans lager. De afgelopen jaren waren het vooral PVV, SP en 50Plus die teerden op deze historische ‘laag’. In vrijwel heel het zuiden scoorden deze partijen bovengemiddeld. Bij de Europese verkiezingen zien we hoe 50Plus extra goed scoorde in enkele gemeenten in Zuidoost-Brabant. Dit is de regio van Toine Manders, lijsttrekker van die partij voor het Europees parlement. Voorheen zat hij bij de VVD, en toen waren dezelfde gemeenten blauwe vlekken in een CDA-groen ommeland.

Dat partijen met een andere ideologische achtergrond ook van het wispelturige zuiden kunnen profiteren, heeft de PvdA laten zien bij de laatste Europese verkiezingen. De troefkaart was Frans Timmermans: kopstuk van de PvdA én van de Europese socialisten en afkomstig uit Heerlen. In het hele katholieke zuidoosten heeft de partij een opvallende winst geboekt en zeker in het zuiden van Limburg gaan de PvdA-scores door het dak.

In sommige gemeenten is de partij meer dan zes keer zo groot geworden ten opzichte van de Statenverkiezingen van twee maanden eerder. Limburg is daarmee de provincie geworden met de hoogste PvdA-score, wat historisch gezien uniek is.

Het PvdA-rood laat goed de gelaagdheid van de verkiezingskaart zien. Door het hele land komt de partij weer tevoorschijn op plekken waar zij het in het verleden ook goed heeft gedaan. Maar in het zuidoosten wordt daar een extra laagje aan toegevoegd. Een laag die haar oorsprong vindt in een regionale subcultuur.

Waarom de opkomst zo’n grote rol speelde

De spectaculaire zege voor de PvdA kan niet los worden gezien van de opkomst. De twee kaarten vertegenwoordigen namelijk niet alleen een andere uitslag, maar ook een ander electoraat.

De opkomst was bij de Europese verkiezingen met 41,9 procent lager dan bij de Statenverkiezingen, toen nog 56,2 procent van de kiesgerechtigden kwam opdagen. Zouden de niet-stemmers een partij vormen, dan zouden ze overal gewonnen hebben, op Schiermonnikoog na waar de opkomst kunstmatig hoog ligt vanwege vakantiegangers.

Cruciaal was dat bij de ene partij de kiezers van twee maanden eerder veel trouwer weer kwamen opdagen dan bij de andere. Vooral kiezers van meer eurosceptische partijen met het voorlopige vertrek van PVV en SP uit het Europees Parlement als gevolg.

De winst van de PvdA komt ten dele door kiezers van andere partijen die mede dankzij Timmermans PvdA stemden, maar is ook een gevolg van het massaal thuisblijven van de aanhang van andere partijen. In Kerkrade ging de PvdA over de 40 procent, maar de opkomst was ook maar een derde. Voor partijen die hun kiezers wel weten op te trommelen, gaan de eigen stemmen dan zwaarder wegen.

Vooral oudere kiezers zijn goed opgekomen. Van dat fenomeen profiteerde in het verleden vooral het CDA, maar vandaag de dag lijkt de PvdA die rol te hebben overgenomen. Ook ChristenUnie en de SGP hebben een trouwe aanhang en doen het dus extra goed bij een lage opkomst. De Biblebelt is dan ook prominent zichtbaar op de kaart, vooral omdat ze in Europa samen meedoen als één fractie.

Waarom het grotere verhaal pluriformisering heet

Achter de dynamiek waarin ineens partij A of partij B de grootste kan zijn, zit een groter verhaal. Dat gaat over hoe het partijlandschap pluriformer wordt. De drie traditionele volkspartijen CDA, VVD en PvdA weten nog maar een beperkt deel van het electoraat achter zich te krijgen. Samen kregen ze 33,6 procent bij de Provinciale Statenverkiezingen en 45,6 procent bij de Europese. Er zijn meer partijen bij gekomen en bij de laatste verkiezingen zijn de verhoudingen tussen de partijen genivelleerd.

Waar we vroeger enkele grote en een paar kleine partijen hadden, is er nu een reeks partijen die langzaam van groot naar klein afloopt. Nadat eerder al SP en PVV opkwamen, kunnen Forum voor Democratie, 50Plus, Partij voor de Dieren en Denk zich nu gevestigde partijen noemen. Bij de laatste Europese verkiezingen behaalde de nieuwe pan-Europese partij Volt de nodige stemmen, al was het niet genoeg voor een zetel omdat de kiesdrempel bij de Europese verkiezingen nu eenmaal een stuk hoger ligt.

De groei van Forum en daarna PvdA mag dan spectaculair zijn, in historisch perspectief zijn het kleine grootste partijen

De verschillende partijen bedienen niches van specifieke kiezers, die vaak wonen op specifieke plekken. In een dergelijk versnipperd politiek landschap betekent een beperkte winst al snel dat je de grootste partij bent. De groei van FvD en daarna PvdA mag dan spectaculair zijn, in historisch perspectief zijn het kleine grootste partijen.

Dat fenomeen maakt het ook moeilijker om ruimtelijke verschillen in stemgedrag op een eerlijke manier weer te geven. Want beperkte wisselingen kunnen dus tot een heel andere uitslagenkaart leiden, waarbij de grootste partij, landelijk of in een gemeente, soms maar 15 procent scoort en de tweede 14 procent.

Zo zaten bij de Statenverkiezingen in sommige provincies meerdere partijen heel erg dicht bij elkaar, zoals in Drenthe waar de nummers één en drie maar een procentpunt van elkaar verschilden. Het wordt daarom steeds relevanter te kijken naar de patronen áchter de grootste partij.

Waarom verkiezingen zijn als het draaien aan een caleidoscoop

Een kleine rimpeling in het electoraat, een beperkte groep die anders stemt of thuisblijft, en je hebt andere winnaars en verliezers, en een andere kaart. Dat hebben deze twee verkiezingen goed laten zien.

Naast de metafoor van een rivier met afgezette sedimenten, doen de twee zo verschillende uitslagenkaarten ook denken aan een caleidoscoop. Je geeft er een kleine draai aan en dezelfde kleurrijke elementen leveren een heel ander mozaïek op. Als versnipperde stukjes die weer net in een andere configuratie vallen en slechts een momentopname vormen.

Zo zullen er bij de volgende verkiezingen vrijwel zeker weer andere kleuren bovenop komen te liggen.

Binnenkort verschijnt een tweede artikel over wat de uitslagenkaarten zeggen over het Nederland van nu.

Meer lezen?