In het afvoerputje van de zorg vecht de straatdokter voor hulp aan daklozen
In mijn podcast Goede gesprekken heb ik het de komende weken over de zorg. In de eerste aflevering ga ik op pad met huisarts Marcel Slockers, die medische hulp aan dak- en thuislozen biedt. Hij vecht voor het laatste beetje menselijkheid dat nog mogelijk is – een beter paar schoenen, een iets comfortabeler dood.
Marcel Slockers is straatdokter – dat is een geuzennaam. Hij kruipt niet onder viaducten of in de struiken van het Kralingse Bos. In Rotterdam zijn acht straatartsen werkzaam die een klein netwerk vormen en keurig spreekuur houden op verschillende locaties in de stad, in de avonduren, in de Pauluskerk ook overdag. Slockers is er ongeveer tien uur per week mee bezig, naast zijn reguliere werk als huisarts.
In Nederland zijn tachtig straatartsen actief. Binnenkort houden ze een symposium onder de noemer ‘Honderd jaar armoede op straat’. Ze bieden niet alleen praktische hulp – bijvoorbeeld een paar schoenen – maar roeren zich onder aanvoering van Slockers ook maatschappelijk en politiek. Met rapporten en onderzoeken in de hand vragen ze aandacht voor de schrijnende nood aan de onderkant van de samenleving.
En Slockers doet dat op een slimme manier: zoals hij mij rondleidt over de locatie waar hij zit, het Centrum voor Dienstverlening Havenzicht in Kralingen, zo doet hij dat ook met bestuurders en politici. Dat maakt steevast diepe indruk. Omdat niemand beter het verhaal kan vertellen dan de daklozen zelf. Voormalig minister Edith Schippers (Volksgezondheid, VVD) zag met eigen ogen hoe een meisje van drie weggestuurd moest worden omdat ze geen papieren had. Ze was geschokt.
Het is een kwestie die Slockers hoog zit. De straatartsen zien veel ongedocumenteerden, illegalen, mensen zonder verzekering. Mensen die officieel geen recht hebben op medische bijstand, terwijl dat een mensenrecht is.
Hoe kan dat, in Nederland?
Zonder adres krijg je geen zorgverkering. Dus worden kwetsbare mensen, zonder papieren, weggestuurd bij de ziekenhuizen.
Een schande, vindt Slockers dat, een schending van de mensenrechten. Hij noemt het systeemdenken van mensen met een IQ boven de 120, die te weinig rekening houden met mensen die broos zijn.
Hij heeft inmiddels zoveel stennis geschopt dat er sinds maart een nieuwe regeling geldt, die het probleem moet opvangen. Nu maar hopen dat hij ook echt werkt.
Er is weinig opvang en hulp
In Rotterdam, waar Slockers werkt, zijn ongeveer 3.500 mensen die nachtopvang willen. Via de gemeente krijgen duizend van hen een pasje dat toegang geeft tot een van de locaties in de stad – waar 280 beschikbare plaatsen zijn.
Hun problematiek is complex, ze hebben een stapeling van klachten. Psychiatrie, verslaving, verstandelijke beperkingen, armoede.
We kunnen knappe dingen in de geneeskunde, maar door al die dingen ontstaan soms ook problemen
Zo blijkt de zorg in dit geval op te draaien voor een problematiek die maatschappelijk van aard is. Omdat we bijvoorbeeld niet weten dat mensen een verstandelijke beperking hebben. Of neem de hoogbejaarde dak- en thuislozen, die Slockers meer en meer ziet, sinds duizend verzorgingstehuizen werden gesloten. Het maakte de AWBZ-premie beter betaalbaar, maar is dat vooruitgang?
Of neem al die mensen die door bijvoorbeeld een ongeluk hersenbeschadiging hebben opgelopen. Met traumahelikopters en zeer gespecialiseerde operaties redden we mensenlevens, om die patiënten vervolgens aan hun lot over te laten.
‘We kunnen knappe dingen in de geneeskunde, maar door al die dingen ontstaan soms ook problemen’, zegt hij. En denk niet dat het jou niet kan overkomen. Kwetsbaar zijn we allemaal.
Het laatste stukje menselijkheid
Er is ook wijsheid te vinden in de wereld van de dak- en thuislozen. Wijsheid in het besef dat sommige mensen een beetje meer zorg nodig hebben dan anderen, wijsheid over de dood.
Tijdens het gesprek is Marcel Slockers zich bewust van het feit dat op datzelfde moment een van zijn patiënten aan het sterven is. Dak- en thuislozen gaan gemiddeld veertien tot zestien jaar eerder dood dan andere Rotterdammers* (en die gaan ook al eerder dood dan andere Nederlanders).
De lichamen van de thuislozen zitten vaak vol sporen van pillen en drugs, zodat ze anders reageren op de middelen die de artsen hebben voor het laatste stukje van het leven, de palliatieve sedatie. Het is vaak een harde dood, eenzaam en jong.