Dit tribunaal berechtte 161 oorlogsmisdadigers, maar zegevierde het recht?

Ratko Mladić hoort vandaag in hoger beroep of hij levenslang de gevangenis in gaat voor onder andere genocide in Srebrenica. Wij volgden het Joegoslaviëtribunaal een jaar lang van achter de schermen. Heeft het tribunaal de verwachtingen waargemaakt? En hoe kan het dat ook nu nog een slaapzaal op een studentencampus naar Radovan Karadžić wordt vernoemd?
Op een regenachtige novemberdag verzamelen honderden Kosovaren zich in Pristina. Gespannen luisteren ze naar de uitspraak van een rechter in Den Haag, live uitgezonden op groot scherm. Muisstil is het, totdat de woorden ‘niet schuldig’ klinken.
Het gejuich dat volgt, schalt door de straten van de hoofdstad. Mensen vliegen elkaar om de hals, een man huilt en vuurwerk knalt de lucht in: hún leider komt naar huis.
Eind november 2012 werd Ramusj Haradinaj na hoger beroep vrijgesproken door de rechters van het Haagse Joegoslaviëtribunaal. De voormalige commandant van het Kosovo Bevrijdingsleger (UÇK) was aangeklaagd wegens oorlogsmisdaden tegen Serviërs en andere etnische minderheden, eind jaren negentig. Maar voor de aanklacht dat hij opdracht zou hebben gegeven om deze burgers te martelen, verkrachten, vermoorden en verdrijven, was volgens de rechters te weinig bewijs.
‘Eindelijk gerechtigheid,’ klonk het negen jaar geleden in Kosovo. De meeste Kosovo-Albanezen zagen in de acties van het UÇK namelijk niets anders dan een noodzakelijke verdediging tegen de militairen en paramilitairen uit Servië, die hun land etnisch zouden hebben willen zuiveren.
‘Een gotspe,’ vonden aan de andere kant de Serviërs. Volgens hen was de vrijspraak nieuw bewijs dat het Joegoslaviëtribunaal een politiek instituut is dat showprocessen voert tegen Serviërs. Want hebben de Kroaten, Bosnische moslims en Kosovo-Albanezen niet net zo goed oorlogsmisdaden gepleegd?

Het gigantische belang van het Joegoslaviëtribunaal
Op 22 november 2017 kreeg Ratko Mladić in Den Haag al levenslang opgelegd. Na zijn veroordeling in hoger beroep staan alleen de Serviërs Jovica Stanišić en Franko Simatović nog terecht. Deze kopstukken van de geheime dienst werden in 2013 vrijgesproken, maar de rechters besloten in hoger beroep dat dit proces opnieuw moest worden uitgevoerd. Omdat het Joegoslaviëtribunaal officieel al sinds 2017 gesloten is, vindt dit proces plaats bij IRMICT, die de laatste zaken behandelt van het Joegoslavië- en Rwanda-tribunaal.
In het Joegoslaviëtribunaal zijn 161 rechtszaken gevoerd – een unicum in het internationaal strafrecht. Nooit eerder zijn zoveel kopstukken uit een oorlog berecht voor een internationaal tribunaal, nooit eerder zijn de internationale conventies en verdragen over de grenzen van oorlog voeren en het bestraffen van misdaden zo uitvoerig in de praktijk getoetst.
Nu de laatste vonnissen zijn uitgesproken, is het tijd om de balans op te maken:
- Wat waren de verwachtingen bij de oprichting van dit instituut, en in hoeverre heeft het deze kunnen waarmaken?
- Is er sprake van gerechtigheid voor de slachtoffers op de Balkan?
- En hebben de berechtingen van de oorlogsmisdadigers geleid tot verzoening tussen de etnische groepen?
Wij volgden het tribunaal in 2017, het laatste jaar van zijn bestaan, van binnenuit en spraken met medewerkers van het eerste uur: onderzoekers, rechters, de hoofdaanklager. Hoe kijken zij terug op hun rol als pionier in het internationaal strafrecht, en wat zijn de belangrijkste lessen die zij hebben getrokken?


De oprichting en zware taak van het gerechtshof
Terug naar het begin. In februari 1993 besloot de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties* een vuist te maken tegen de politieke en militaire leiders die Joegoslavië in oorlog hadden gestort. Voor het eerst sinds de tribunalen in Neurenberg en Tokio zou een strafhof worden opgericht dat actief onderzoek zou doen naar oorlogsmisdaden en de verdachten daarvan voor het gerecht zou slepen.

Hiermee wilde de internationale gemeenschap een duidelijke boodschap uitzenden: geen misdadiger zou vrijuit gaan. De Veiligheidsraad hoopte daarmee de oorlog een halt toe te roepen – de gevechten waren nog in volle gang; de etnische zuivering in Srebrenica, waar Mladić voor werd berecht, had nog niet plaatsgevonden.
‘Ik trad toe tot Team 1,’ vertelt Bob Reid, de voormalige politieagent uit Australië die als een van de eerste onderzoekers in 1994 in Den Haag kwam werken. ‘Maar er was destijds ook maar één team.’
Aan de muur van zijn kantoor hangt een grote kaart van de Balkan, op zijn bureau staat een vlaggetje van de Verenigde Naties. ‘We moesten echt alles zelf uitvinden: er lag geen draaiboek. De VN geloofden zelf volgens mij niet eens dat we zouden functioneren. Het plan was uit idealisme geboren, maar of het ook in de praktijk zou gaan werken was nog maar de vraag.’

Het spannende onderzoeken op de Balkan begint
Reid en zijn team moesten niet alleen nadenken over de te onderzoeken Joegoslaviërs, maar ook over hoe het instituut zou gaan functioneren. ‘Sommige dingen waren in het begin niet goed geregeld. Zo was er helemaal geen budget voor de tolken, terwijl die essentieel waren voor onze zoektocht naar bewijs. Dat waren ze bij de VN even vergeten.’
Midden in de winter vertrok Reid met zijn team naar Bosnië, op zoek naar bewijs tegen de Bosnische Serviërs die leiding hadden gehad over de gevangenenkampen rondom Prijedor. ‘Op een ochtend reden we met militaire escorte naar kamp Omarska. We werkten ons naar binnen, pakten alles wat we pakken konden – duizenden documenten, diskettes, alles wat bewijs kon opleveren – en maakten dat we wegkwamen.’

De Australiër loopt naar een grote kluis. ‘Restricted area,’ staat op de deur. ‘Welkom in De Koelkast,’ lacht Reid als hij de deur opent en de koele ruimte binnenstapt. ‘Hier liggen 9,1 miljoen pagina’s aan archiefmateriaal, dat we grotendeels in beslag hebben genomen tijdens onze missies op de Balkan.’
Hij pakt een verzegelde, bruine doos uit een van de enorme stellingkasten. ‘Hierin zitten de notitieboekjes van Mladić,’ vertelt hij terwijl hij er met zijn vingers op klopt. De dagboeken hebben een grote rol gespeeld in het proces tegen de voormalige generaal, die in de zomer van 1995 nog een borrel dronk met de Nederlandse commandant Thom Karremans, voordat zijn toon verhardde en hij de door Dutchbat beschermde enclave binnenviel.
De etnische zuivering die daarop volgde, heeft in Nederland een diep trauma achtergelaten. ‘Dat we deze notitieboekjes hebben gevonden is echt een voltreffer,’ zegt Reid. ‘We confisqueerden ze uit Mladić’ appartement in Belgrado. Hij had een extra muur laten bouwen om ze achter te kunnen verstoppen.’

Kritiek op het tribunaal: lokt het niet meer conflict uit?
Niet dat het altijd zo makkelijk ging. Het tribunaal kreeg vanaf het begin veel kritiek. ‘Zo begin je nog een Derde Wereldoorlog!’ waarschuwden sommige critici.
Reid: ‘Zij vonden dat we voorzichtig moesten zijn met het aanklagen van mensen die soms nog in het zadel zaten – vooral van de hoogste politici en militairen.’ Deze critici waren ervan overtuigd dat je beter kon onderhandelen met de leiders over vrede, dan te dreigen met een proces. Dat laatste kon weleens een averechts effect hebben.

‘Maar wij geloofden in gerechtigheid voor de slachtoffers, en in de afschrikkende werking van een tribunaal. Oorlogsmisdadigers moesten weten dat ze daar niet mee weg zouden komen.’
Iemand die in die beginjaren met een kritische blik naar het tribunaal keek, is Fons Orie, de rechter die het vonnis uitsprak tegen Ratko Mladić. Zijn kantoor staat vol met boeken, mappen en cd’s met klassieke muziek; op de koffietafel ligt het boek Genocide in International Law.
‘Maak maar geen foto van mijn bureau,’ zegt hij met een vriendelijke, doch dwingende glimlach. ‘Daar ligt momenteel een enorme bende.’
De afgelopen maanden heeft hij met zijn collega-rechters achter de schermen keihard gewerkt aan het vonnis voor Mladić, dat net als dat van Karadžić* duizenden pagina’s telt. ‘Ieder detail van de uitspraak moeten we grondig beschouwen en met elkaar bespreken,’ zegt hij. ‘Dat werd weleens nachtwerk. Erg interessant, maar zeker ook vermoeiend.’

De druk op het eerste grote proces - en de druk daarna
Vanaf de allereerste zaak was Orie bij het Joegoslaviëtribunaal betrokken – toen niet als rechter, maar als advocaat. Met strafpleiter Mischa Wladimiroff nam hij in 1995 de verdediging op zich van Dusko Tadic, die werd verdacht van misdaden in onder andere het kamp Omarska, waar Bob Reid nog onderzoek had gedaan.

Orie begreep dat hij en zijn collega’s met dit eerste proces de toon zouden zetten. Iedere beslissing die de rechters zouden nemen, was van groot belang voor de volgende processen.
Dus deed hij iets gewaagds: hij trok het bestaansrecht van het tribunaal in twijfel. ‘De Veiligheidsraad, een politiek orgaan bestaand uit een select aantal VN-lidstaten, heeft dit instituut opgericht. Was dat überhaupt wel legaal? En zou hierdoor een onafhankelijke, eerlijke rechtspraak wel gegarandeerd zijn?’ Dat hij dit pleit verloor, vond hij niet gek: ‘Als ze me gelijk hadden gegeven, zouden ze de tent direct weer hebben moeten opdoeken.’
Ook de zaak-Tadic verloren Orie en zijn advocatencollega’s; in 1997 werd de oorlogsmisdadiger veroordeeld tot twintig jaar gevangenisstraf. Orie was toen al bij het tribunaal vertrokken, en begonnen als raadsheer bij de Hoge Raad. Maar in 2001 kwam hij terug, als rechter. In de afgelopen zestien jaar heeft hij belangrijke zaken voorgezeten: niet alleen die van Mladić, maar ook die van Karadžić, Haradinaj en de Kroatische Ante Gotovina.
De zaken: van politiechefs naar presidenten
Daarover gesproken: in de eerste jaren na de oprichting van het tribunaal waren vooral de ‘kleine vissen’ aan de beurt in Den Haag: kampcommandanten, politiechefs en lokale politici. Maar algauw besloten de aanklagers hun pijlen te richten op de hogere echelons.
In 1995 werden Karadžić en Mladić aangeklaagd, vlak na de etnische zuivering in Srebrenica. In 1999 volgde Slobodan Milošević, de president van wat toen nog over was van Joegoslavië, nadat hij weigerde een vredesakkoord met Kosovo te ondertekenen. Dat een zittend staatshoofd werd aangeklaagd bij een internationaal tribunaal, was nog nooit eerder gebeurd.
Het proces tegen Milošević begon in 2002. De voormalige president voerde zijn eigen verdediging en fulmineerde regelmatig tijdens de zittingen van de rechtbank, die hij weigerde te erkennen. Ook hield hij regelmatig politieke speeches.
Tot frustratie van slachtoffers en aanklagers overleed hij in 2006 in zijn cel in Scheveningen, toen het proces nog liep. Een uitspraak is er tegen hem dus nooit gekomen.

De missers en fouten van het tribunaal
Ondertussen waren Karadžić en Mladić al bijna tien jaar voortvluchtig. ‘De sfeer in Den Haag was neerslachtig toen ik hoofdaanklager werd,’ vertelt de Belgische Serge Brammertz, die in 2008 het stokje overnam van Carla del Ponte. ‘Jarenlang had zij op de laatste verdachten gejaagd, maar zonder de medewerking van Servië konden we ze niet pakken. We hadden weinig hoop dat het nog zou lukken voordat het tribunaal zou sluiten.’

Ook de samenwerking met de lokale rechtbanken, waaraan veel van de zaken tegen de ‘kleinere’ oorlogsmisdadigers waren overgedragen, verliep niet optimaal. Al in 2004 had de internationale mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch geconcludeerd* dat de kans op een eerlijk proces in de Balkanlanden zelf gering was: rechters en aanklagers waren bevooroordeeld, de politie werkte niet goed mee in het doen van onderzoek en getuigen werden onvoldoende beschermd. ‘Het was een donkere periode,’ zegt Brammertz. ‘We hadden het gevoel dat het tribunaal had gefaald: er zou geen volledige gerechtigheid komen voor de slachtoffers.’
Maar toen werd Karadžić opeens ontmaskerd, in juli 2008: hij bleek al jaren vermomd als alternatief geneesheer met lang grijs haar en een enorme baard rond te lopen in de Servische hoofdstad Belgrado. Mladić volgde drie jaar later: in de eerste jaren van zijn vlucht werd hij nog ondersteund door het Servische leger, maar die steun brokkelde langzaam af.

Op de boekenkast in het kantoor van de hoofdaanklager staat een affiche met de foto’s van de oorlogsmisdadigers die in die periode nog werden gezocht, inclusief de allerlaatste: Goran Hadžić, die enkele maanden na Mladić werd gepakt. Met een balpen zijn er triomfantelijk grote kruizen doorheen gezet. ‘Toen die drie in Den Haag zaten, sloeg de sfeer om,’ zegt Brammertz. ‘We waren weer optimistisch: deze klus gaan we klaren.’

In 2019 werd Karadžić in hoger beroep veroordeeld tot levenslange celstraf wegens onder andere de volkerenmoord in Srebrenica. Mladić wacht vandaag waarschijnljik hetzelfde lot.
Ondanks deze hoogtepunten, ziet Brammertz ook wat het Joegoslaviëtribunaal níét heeft bereikt. Dat sommige kopstukken, zoals de Kosovo-Albanees Ramusj Haradinaj, de Kroaat Ante Gotovina en de Bosnische moslim Naser Orić zijn vrijgesproken, heeft tot veel woede geleid op de Balkan – en tot meer verdeeldheid tussen de bevolkingsgroepen.
‘De etnische groepen krijgen, vaak gesteund door de lokale media, het gevoel dat ze zélf in de beklaagdenbank zitten, en dat ze zich moeten verdedigen,’ zegt Brammertz. Ook problematisch: ‘Oorlogsmisdadigers die bij ons veroordeeld zijn, worden thuis als helden ontvangen.’
Brammertz heeft daarom weinig hoop op verzoening. ‘In de Servische republiek in Bosnië is een slaapzaal op een studentencampus naar Karadžić vernoemd. Wat voor boodschap geef je daarmee af aan de jongere generatie?’

Dus, wat laat het tribunaal achter?
Toch wordt het Joegoslaviëtribunaal door velen geroemd om zijn pioniersfunctie in het ontwikkelen van het internationaal recht. Onder andere tribunalen voor Rwanda, Sierra Leone, Libanon en Kosovo volgden in de afgelopen twee decennia in zijn voetspoor, en in 2002 werd het bredere Internationaal Strafhof opgericht, ook in Den Haag. Allemaal bouwen ze voort op de lessen die zijn getrokken uit het werk van het Joegoslaviëtribunaal – met meer of minder succes.
‘Het was een moedig experiment,’ concludeert onderzoeker Bob Reid, terwijl hij de deur van de kluis met de notitieboekjes van Mladić weer op slot doet. ‘Het Joegoslaviëtribunaal is groter en succesvoller geworden dan de oprichters in het begin hadden durven dromen – en ook wel misschien dan ooit de bedoeling was geweest.’
Het Joegoslaviëtribunaal is groter en succesvoller geworden dan de oprichters in het begin hadden durven dromen
Desondanks denkt hij dat de kans dat op dit moment nog zo’n tribunaal in het leven wordt geroepen klein is. ‘De geopolitieke verhoudingen zijn veranderd,’ zegt hij. ‘Kijk naar Syrië. De leden van de Veiligheidsraad zouden het over het oprichten van zo’n tribunaal nooit eens worden. In de jaren negentig vierde het idealisme hoogtij, maar inmiddels is de wereld een stuk realistischer geworden.’
Ondertussen pakken de rechters, onderzoekers, tolken en getuigenbeschermers langzaam hun koffers in. Nog een handjevol mensen zal in dienst blijven van het veel kleinere internationale Mechanisme voor Internationale Straftribunalen (IRMCT), dat de hogerberoepszaken van zowel het Joegoslavië- als het Rwanda-tribunaal voor z’n rekening neemt. Het gebouw met zijn kenmerkende VN-blauwe muren stroomt langzaam leeg en krijgt een steeds desolatere sfeer.
En het leven op de Balkan, dat gaat gewoon door. Er wordt zowel gefeest als geprotesteerd zodra de uitspraak tegen Ratko Mladić in Den Haag is uitgesproken.
En Ramusj Haradinaj, de commandant van het Kosovo Bevrijdingsleger die in 2012 werd vrijgesproken van oorlogsmisdaden tegen Serviërs, wegens gebrek aan bewijs? Die is in 2017verkozen tot premier van Kosovo. Vorig jaar trad hij af omdat het nieuwe Kosovo-tribunaal hem als een van de hoofdverdachten beschouwt van de oorlog in Kosovo.
