Voedselzekerheid dan? We halen ons eten voor
maar liefst 80 procent uit het buitenland. Van
wat we wél produceren, gaat driekwart naar het
buitenland. En deze productie is weer gebaseerd
op gigantische hoeveelheden geïmporteerde
grondstoffen uit landen als Brazilië en
Rusland, zoals krachtvoer en aardgas voor
kunstmest. Veel onzekerder kan het eigenlijk
niet worden.
Als je het zo bekijkt, hadden we dat hele
gehannes met weilanden en koeien beter gisteren
kunnen opdoeken dan vandaag. Dan is het niet zo
gek dat ruim de helft van de 24,3 miljard euro
die voor de komende tien jaar is uitgetrokken
voor het oplossen van de stikstofcrisis
vooralsnog bestemd is voor het uitkopen van
landbouwbedrijven.
Maar het is wél gek. Want de landbouw is van
onschatbare waarde. Een waarde die in de
afgelopen decennia door opeenvolgende
regeringen compleet uit het oog is verloren.
De rek is eruit
We willen het nog weleens vergeten, maar mensen
zijn ook dieren. Net als alle andere dieren zijn
we onderdeel van de complexe kringloop van
voedingsstoffen via een duizelingwekkend web
van organismen: het ecosysteem. We halen er ons
eten uit. Tegelijk is het belangrijk om al
doende het ecosysteem niet om zeep te helpen.
We willen graag droge voeten houden, een
leefbaar klimaat en een mooi landschap. Bovenal:
onze nakomelingen willen in de volgende eeuwen
graag ook nog eten.
We willen kortom voedsel uit het ecosysteem
halen op een manier die het ecosysteem in stand
houdt. Dat is wat landbouw kan doen. Maar op dit
moment slaagt de landbouw daar niet heel goed
in.
Neem het stikstofprobleem: de Nederlandse
veeteelt is de grootste uitstoter van stikstof,
en de neerslag daarvan – depositie in vakjargon
– komt in natuurgebieden terecht. De meeste van
die natuurgebieden herbergen de kwetsbare
restanten van ecosystemen die verdwijnen als er
langdurig te veel stikstof neerslaat. Ze zijn
beschermd op Europees niveau, en de EU probeert
al decennia een sterke verlaging van de
uitstoot af te dwingen.
Maar de problemen zijn veel groter dan dat. Het
Planbureau voor de Leefomgeving schat in dat we
sinds 1900 het merendeel van onze biodiversiteit
zijn verloren. Dat begint bij een enorme
verscheidenheid aan planten en dieren die van
nature op landbouwgrond voorkwamen.
Dat gaat niet alleen ten koste van wilde planten
en dieren, maar ook van de grond zelf. De
kwaliteit daalt door het onduurzame gebruik
ervan. Daarnaast heeft Nederland
waterproblemen, en ook dat heeft alles met de
landbouw te maken: schaarste in droge tijden,
overlast in natte tijden en vervuiling met
stikstof, fosfor en bestrijdingsmiddelen.
Uitdroging van Nederlandse veengebieden leidt
vervolgens tot bodemdaling en verzakking van
huizen, maar ook tot evenveel jaarlijkse
CO2-uitstoot als 2 miljoen auto’s.
Er is een uitweg
Decennia heeft de overheid geprobeerd om zo
weinig mogelijk te veranderen aan de landbouw,
met als gevolg dat alle rek er nu uit is – zowel
de rek in het ecosysteem als de rek in de
welwillendheid van de boeren. Het resultaat is
een historische politieke patstelling tussen
degenen die opkomen voor het behoud van
duizenden familiebedrijven die het hart vormen
van de Nederlandse landbouwtraditie, en degenen
die de natuurlijke rijkdom van Nederland zien
instorten en onze ecosystemen willen beschermen
voor toekomstige generaties. Terwijl de
Nederlandse landbouwcultuur afkalft en de natuur
wegkwijnt, verdwijnt de oplossing langzaam uit
het zicht. Zelfs de onvoorstelbaar grote zak
geld die de overheid nu wil besteden om het
probleem op te lossen, lijkt de kloof niet meer
te kunnen overbruggen. Willen we de huidige
veeteelt behouden, of de huidige natuur?
Er is een uitweg, en die is helemaal niet zo
moeilijk als het nu soms lijkt. Daarvoor is het
essentieel om te begrijpen dat de
stikstofuitstoot niet het probleem is, maar een
symptoom. Het echte probleem is dat het huidige
landbouwbeleid de primaire taak van de landbouw
veronachtzaamt: het verzorgen van het
ecosysteem, zodat wij mensen daarin kunnen
floreren. Dát probleem is wat we moeten
oplossen, en daarvoor komt die zak geld van
24,3 miljard euro uitstekend van pas. Grutto’s
en bloemenzeeën krijgen we er gratis bij, én de
oplossing van het stikstofprobleem.
De Nederlandse landbouwcultuur
De Nederlandse cultuur is in de eerste plaats
een landbouwcultuur. Dat zie je aan de manier
waarop we onze kinderen opvoeden – oftewel, onze
cultuur doorgeven aan de volgende generatie. We
nemen onze kinderen mee naar de kinderboerderij,
we leren ze over de seizoenen, over plantjes
water geven, hoe de boerderijdieren klinken en
wat ze eten. We overladen ze met schapenliedjes,
boekjes vol vee, kinderboerderijen en
speelgoedpaarden. We leren onze kinderen te
kijken naar de omgeving, de natuur, door de
ogen van een boer.
Dat is geen toeval. Of onze voorouders nou uit
Nederland kwamen of uit Suriname, uit
Indonesië, Turkije of Ghana, vrijwel allemaal
houden we, dankzij tientallen generaties voor
ons, tot in onze vezels van landbouw. En ook dat
is makkelijk te verklaren. Duizenden jaren
lang, en tot tweehonderd jaar geleden, werkten
de meeste van onze voorouders op het land. Het
boerenleven is het leven waarin onze waarden
zijn ontwikkeld: wat mooi is, wat goed is, wat
een bevredigend leven is. Dat ram je er niet in
een paar generaties uit. Gelukkig maar. Want de
tijd heeft uitgewezen dat de Nederlandse
landbouw voedsel uit een gezond ecosysteem kan
halen, en daarnaast in economische voorspoed,
werkgelegenheid én een rijk landschap kan
voorzien.
Een land, kortom, waarin we ons thuis kunnen
voelen.
Geen krimp, maar groei
Kunnen we dat zo houden? Niet door het
stikstofprobleem op te lossen met het uitkopen
van landbouwbedrijven.
Als het doel van landbouw slechts is om een niet
vervuilende en economisch rendabele
bedrijfssector te worden, dan is uitkopen een
logisch antwoord op het stikstofprobleem. Maar
zie je landbouw als het beheer van ons
ecosysteem, dan is uitkopen geen oplossing. Als
het beleid gericht blijft op een gezonde
economische sector in plaats van op de
essentiële maatschappelijke functie die
landbouw heeft, dan is het slechts wachten op
de volgende krimpronde – als de sector dan niet
al geheel ter ziele is gegaan door de stijgende
prijzen van energie en grondstoffen uit het
buitenland.
De vraag is: hoe kunnen we zo goed mogelijk
leven in ons eigen ecosysteem? In dit boek
pleit ik ervoor om dit doel centraal te stellen
in de landbouwtransitie. Het is de basis van
ons voortbestaan.
Goed nieuws! Door de essentiële waarde van de
landbouw voor de samenleving te onderkennen,
kunnen we de polarisatie tussen links en rechts,
tussen stad en platteland, tussen natuur en
landbouw overstijgen. Zo kunnen we gezamenlijk
op weg naar een oplossing.