Kunstenaar Zach Blas laat zien dat surveillance meer op het spel zet dan alleen onze privacy

Lynn Berger
Correspondent Zorg
Zach Blas, Facial Weaponization Suite: Mask – November 20, 2013, New York, NY. Foto: Christopher O’Leary

Technologie voor identificatie op basis van uiterlijke kenmerken is aan het inburgeren. Niet alleen bij overheden, ook in ons dagelijks leven. De Amerikaanse kunstenaar Zach Blas maakt werk dat de impliciete aannames hierachter blootlegt – en ook de gevaren ervan.

De Engelse psycholoog, antropoloog, uitvinder, statisticus en geneticus Sir Francis Galton (1822-1911) hield van gemiddelden. In de jaren tachtig van de negentiende eeuw experimenteerde hij met een methode om het uiterlijk te bepalen van de gemiddelde crimineel, of de gemiddelde Jood, of de gemiddelde tuberculosepatiënt. Met een fotocamera portretteerde hij meerdere criminelen. Gezamenlijk leverden ze een composite portrait op, waar je volgens Galton het ‘ideale type’ slechterik aan kon

Galtons tijd- en vakgenoten volgden zijn experimenten met interesse. Het was het eind van de negentiende eeuw en fysionomie – het idee dat de innerlijke eigenschappen van een persoon aan zijn of haar uiterlijk zijn af te lezen – was nog niet afgedaan als pseudowetenschap. Fotografie was een relatief nieuw medium dat, beter en preciezer dan welke andere techniek dan ook, het uiterlijk van personen kon vastleggen. Eén en één was twee.

In 2011 las Zach Blas (1981), een Amerikaans kunstenaar, schrijver en academicus, een artikel over onderzoek dat werd uitgevoerd aan Participanten kregen foto’s van gezichten te zien en moesten in een fractie van een seconde beoordelen of een gezicht tot een homoseksueel of heteroseksueel iemand behoorde. De uitkomst: mensen bleken opmerkelijk goed in het identificeren van iemands seksuele geaardheid Onderzoekers aan de University of Washington voerden een vervolgstudie uit met soortgelijke resultaten. Die werden niet alleen in een gepubliceerd maar ook in, bijvoorbeeld,

Verdachte aannames

Blas was op dat moment al een tijd geïnteresseerd in biometrische technologie, die identificatie mogelijk maakt op basis van fysieke eigenschappen – zoals vingerafdrukken, irisscans en 3D-scans van het gezicht. De onderzoeken naar de gezichten van homo- en heteroseksuelen maakten geen gebruik van zulke biometrische technieken, maar deelden eenzelfde onderliggende logica: iemands uiterlijk geeft toegang tot het innerlijk.

Blas was geschoold in de queertheorie – grof gezegd, het idee dat identiteit (en dan met name gender en seksuele geaardheid) niet vaststaat en niet bepaald hoeft te worden door lichamelijke kenmerken. De aannames achter de studies vond hij dan ook meteen verdacht.

Het was alsof we honderd jaar terug in de tijd waren gebracht

‘Wat die onderzoeken mij vertelden,’ zegt Blas, een opgewekte man met een hipsterachtig uiterlijk (niet dat je daar iets aan kunt aflezen) die inmiddels lesgeeft aan University at Buffalo, ‘was dat bepaalde ideeën over wat een gezicht betekent, over wat je aan iemands gezicht kunt aflezen, cultureel gemeengoed waren geworden.’

En dat gebeurde precies op het moment dat ‘biometrische technologie in steeds meer contexten wordt gebruikt, niet alleen door de overheid maar ook door onze telefoons en computerspelletjes’ – denk bijvoorbeeld aan laptops of auto’s met biometrische vingerafdrukscanners, irisscanners om beveiligde bedrijfsruimtes binnen te treden, gezichtsherkenningssoftware voor foto’s op Facebook, of biometrische informatie in

Het was, aldus Blas, alsof een relatief nieuwe techniek ons terugbracht naar ideeën van meer dan honderd jaar geleden.

Een nieuw gezicht

In 2012 bracht Blas een groep vrienden en bekenden bijeen – kunstenaars, activisten en academici die zich allemaal identificeerden als queer – voor een workshop over wat hij ‘de biometrische logica’ noemt. Aan het eind van de workshop maakte hij een van het gezicht van elke deelnemer. Vervolgens combineerde hij die scans in één digitaal model. Hij maakte geen gemiddelde, maar positioneerde elke scan juist net anders. Het resultaat was een vreemde, abstracte vorm die nog het meest weg had van een halverwege in de steek gelaten sculptuur.

De vorm werd uitgeprint als mal, er werden maskers van gemaakt, de maskers werden roze geschilderd. Hij noemde het masker Fag Face – flikkergezicht. Het was de antithese van Galtons samengestelde portretten: de combinatie van verschillende individuele kenmerken leverde geen leesbare compositie op, maar een collectief, carnavalesk non-portret.

Links: Zach Blas, Facial Weaponization Suite: Mask – May 31, 2013, San Diego, CA. Rechts: Zach Blas, Facial Weaponization Suite: Fag Face Mask – October 20, 2012, Los Angeles, CA. Foto’s door Christopher O’Leary
Het masker was een protest tegen de aannames achter biometrie én een ondermijning ervan

Het masker was een kritiek op het idee dat een gezicht leesbaar is. Het was ook een lofzang op collectiviteit en solidariteit: het masker droeg immers de kenmerken van alle deelnemers in zich. Het was een protest tegen de aannames achter biometrische technologie én een ondermijning ervan – want met deze maskers kon gezichtsherkenningssoftware helemaal niets.

Fag Face is onderdeel van Blas’ kunstwerk Facial Weaponization Suite (2011-2014). De serie bevat nog drie andere, op soortgelijke wijze tot stand gekomen maskers. Het project katapulteerde Blas de internationale kunstwereld in: het werd tentoongesteld in de Verenigde Staten, Mexico, Canada, Zuid-Afrika, Engeland, Oostenrijk, Duitsland en en beschreven in onder meer The Atlantic, Vice, Newsweek en Frieze.

Hinder van techniek

Er zijn meer kunstenaars die, net als Blas, werk maken dat biometrische technologie bekritiseert of zelfs ondergraaft. Neem de van Sterling Crispin, of het werk van de Amerikaanse kunstenaar Adam Harvey, die een bedacht om gezichtsherkenningssoftware om de tuin te leiden. Blas heeft niet de illusie dat de dragers van zijn maskers zich werkelijk kunnen onttrekken aan biometrische surveillance: ‘Je moet een beetje bescheiden blijven over wat kunst voor elkaar kan krijgen.’ Belangrijker vindt hij het om de ideologie achter ogenschijnlijke objectieve technologie bloot te leggen en te waarschuwen voor de potentiële gevaren ervan, zoals ‘biometrisch racisme.’

Wat Blas’ werk onderscheidt van dat van veel andere kunstenaars die zich met de surveillancestaat bezighouden (zoals de hierboven genoemde kunstenaars, en ook iemand als die de surveillancestaat fotografisch vastlegt), is dat het hem in eerste instantie niet om privacy te doen is. Een eerder kunstproject van hem ging over het curieuze feit dat in veel landen stekkers een geslacht hebben –

Een ander project was geïnspireerd door de Gay Bomb, een ontwerp dat in de jaren negentig door het Amerikaanse leger werd ontwikkeld voor een chemisch wapen dat vijandige strijdkrachten homoseksueel zou maken, en hen uit zou schakelen omdat ze zich niet zouden kunnen bedwingen om seks met elkaar te hebben. Blas’ interesse gaat dus vooral uit naar de manier waarop technologie zich tot gender – en tot ras en klasse.

Met name minderheden en niet-normatieve personen hebben last van deze technieken

Volgens Blas gaat de opmars van biometrische technieken samen met de standaardisering van identiteit – met het stellen van een norm. Dat betekent dat wie niet aan de standaard voldoet, in de problemen kan komen. Die problemen zijn lang niet altijd hypothetisch. ‘Sommige biometrische technieken hebben moeite met het scannen van een donkere huid,’ zegt hij, ‘en de vingerafdrukken van Aziatische vrouwen kunnen vaak niet worden gelezen worden door standaard vingerafdrukmachines. Irisscanners kunnen niets met ogen met staar. Het zijn vaak minderheden of niet-normatieve personen die hier hinder van ondervinden.’

Nog een nadeel: ‘Wanneer zulke technieken jou niet correct kunnen identificeren, loop je de kans eruit te worden gepikt als potentieel risico. Of de toegang tot bepaalde burgerlijke rechten of vrijheden kan je ontzegd worden. In Los Angeles moesten uitkeringsontvangers in de jaren negentig hun vingerafdrukken laten scannen, om fraude te voorkomen.’ Het was de eerste keer dat een biometrische techologie die aanvankelijk ontwikkeld was voor het gevangeniswezen, ook in een ander domein van de samenleving werd

Blas: ‘Het bedrijf dat die software ontwikkelde verdiende er een hoop geld aan, maar de staat bespaarde geen cent. En mensen die een uitkering of andere toeslag ontvingen werden in feite behandeld als criminelen.’ Immigranten die illegaal in de Verenigde Staten verbleven kozen ervoor geen toeslagen aan te vragen voor hun kinderen (die in de Verenigde Staten geboren waren en dus wel een legale status hadden), omdat ze dan hun vingerafdruk moesten afgeven. Ze waren bang dat hun informatie gebruikt zou worden om hen te deporteren, al was dat

Structurele fouten

Natuurlijk kun je tegen Blas’ betoog de vraag opwerpen of het allemaal zo’n vaart wel loopt. Elke nieuwe technologie heeft zo haar kinderziekten; vergissingen en fouten zullen gaandeweg worden opgespoord en geëlimineerd. In haar boek (2011) stelt de Canadese socioloog Shoshana Magnet echter: ‘Biometrische fouten worden vaak behandeld als vergissingen en uitzonderingen… Maar na mijn onderzoek naar de toepassing van deze nieuwe identificatietechnieken in tal van instituties en programma’s moet ik concluderen dat biometrische fouten geen minderheid vormen, maar een vast onderdeel zijn van hun functioneren.’

Biometrische technologie, schrijft Magnet (die een belangrijke inspiratiebron is voor Blas) ‘codificeert bestaande vormen van discriminatie.’ Precies Blas’ punt: biometrische technologie gaat uit van bepaalde standaarden en brengt daarmee automatisch diegenen in de knel die, om wat voor reden dan ook, niet aan die standaarden voldoen.

Links: Zach Blas, Face Cage #2: endurance performance with Elle Mehrmand 2014. Rechts: Zach Blas, Face Cage #1: endurance performance with Zach Blas 2014. Foto’s door Christopher O’Leary

Een kooi van data

Met zijn nieuwste kunstwerk, Face Cages, wil Blas het standaardiserende effect van biometrische technologie nog meer benadrukken. ‘Bij het analyseren van gezichten ontstaat er een rasterachtige structuur die bepaalde punten van het gezicht met elkaar verbindt. Ik besloot die structuur in 3D te modelleren en uit te printen. Het resultaat was ‘creepy.’ Het zag eruit als een martelwerktuig en deed ook daadwerkelijk pijn om te dragen. Volgens de computer zouden deze maten een perfecte analyse van mijn gezicht moeten vertegenwoordigen, maar uitgevoerd in 3D bleken ze niet eens te passen.’

De Face Cages zijn minimalistisch, dystopisch en individualistisch

Face Cages is niet alleen een commentaar op het biometrisch keurslijf als zodanig, maar ook op de imperfecties in, en feilbaarheid van, de technologie zelf. Het werk vormt de perfecte tegenhanger van Facial Weaponization Suite: minimalistisch tegenover uitbundig, een blootgesteld gezicht tegenover een masker, dystopisch en individualistisch versus utopisch en collectief.

Voor Face Cages werkte Blas samen met drie andere kunstenaars die ieder hun eigen gezichtskooi kregen. In de uiteindelijke video-installatie, die volgende maand in première zal gaan tijdens in Berlijn, proberen de vier hun pijnlijke maskers zo lang mogelijk te dragen. De installatie bestaat uit vier monitoren, één voor elke gezichtskooi. Ze zullen verticaal gekanteld zijn, als bewegende portretfoto’s, in een opstelling die doet denken aan verdachten in een police line-up.

Net als Facial Weaponization Suite laten deze portretten zien dat surveillance over meer gaat dan de wisselwerking tussen veiligheid en privacy. Het gaat ook over de uitsluiting van kwetsbare groepen en minderheden, en fouten met potentieel verstrekkende gevolgen. Het treft niet alleen individuen in hun persoonlijke vrijheid, maar ook hele groepen in hun sociale status. En het wordt gevoed door de illusie – dezelfde illusie die Francis Galton ruim honderd jaar geleden al zo inspireerde – dat meten altijd ook weten is.