Spring naar inhoud

De Dienst Terugkeer & Vertrek reageert op mijn stukken

In januari dit jaar liep ik voor De Correspondent mee met de Dienst Terugkeer & Vertrek. Deze organisatie komt normaal gesproken slechts in het nieuws als er sprake is van ‘schrijnende gevallen.’ Denk aan asielzoeker Dolmatov, of aan de casussen die op De Correspondent zijn uitgediept: de familie Skrijevski en de familie Aliyeva. Onder deze notitie staan links naar deze verhalen. 

Ik eindigde mijn serie over de DT&V met een serie aanbevelingen, gebaseerd op mijn gesprekken met vreemdelingen en anderen ‘uit het veld.’ In de bijdragen onder het stuk viel die van Rhodia Maas op. Zij is als algemeen directeur verantwoordelijk voor het werk van de DT&V en de ruim vijfhonderd ambtenaren die daar werken. Veel lezers vroegen haar om een inhoudelijke reactie op de aanbeveling. Die stuurde ze enkele weken geleden alsnog toe. Haar antwoorden bieden een interessante toevoeging op het beeld dat de stukken van de organisatie hebben gegeven. Voor wie graag het hele verhaal compleet heeft, plaats ik haar antwoorden onverkort door

(1) Communiceer eerlijker en directer over de uitzetting.

‘Het klopt dat de DT&V meerdere taken heeft. Vreemdelingen  die Nederland moeten verlaten, worden bij het werken aan hun terugkeer door ons ondersteund. Onze voorkeur gaat naar zelfstandig vertrek. Er zijn diverse  organisaties die hem of haar hierbij kunnen helpen (zie www.infoterugkeer.nl). Doorverwijzingen naar deze – overigens zelfstandige – organisaties die een eigen verantwoordelijkheid hebben en die ook door anderen dan de DT&V worden gefinancierd, zijn geen ‘zoethoudertjes’. Deze doorverwijzingen hebben mede als doel om vreemdelingen die huiverig zijn om met de DT&V aan vertrek te werken, een volwaardig alternatief voor vrijwillig vertrek te geven. Deze organisaties helpen een vreemdeling bij het organiseren van zijn vertrek naar en toekomst in land van herkomst. De DT&V probeert zich op te stellen als partner van de vreemdeling als het gaat om het bewegen tot de keuze van vrijwillig vertrek en ondersteunen bij het vertrek zelf. 

Een tweede taak van de DT&V is om de vertrekplicht te handhaven. Als vreemdelingen niet actief werken aan vertrek, gaan we op een zeker moment over tot gedwongen vertrek. In die rol past de opstelling van de DT&V als partner van de vreemdeling minder of niet. Pas in het uiterste geval en onder strikte voorwaarden kan dan vreemdelingenbewaring aan de orde komen. Dit komt nooit onverwachts aangezien dit altijd besproken wordt met de vreemdeling.’ 

(2) Beperk het opsluiten van vreemdelingen

‘Vreemdelingen worden niet in bewaring gesteld om zo af te dwingen dat ze gaan werken aan hun terugkeer. Dat kan ook niet, aangezien vreemdelingen enkel onder strikte voorwaarden in bewaring worden gesteld. Zo moet er een reëel risico op onttrekking aan de uitzetting zijn en zicht op terugkeer. Gedwongen terugkeer komt bovendien pas aan de orde als een vreemdeling – ondanks de inzet op zelfstandig vertrek en de gesprekken die de DT&V met dat oogmerk voert – zich niet houdt aan de hem opgelegde toezichtsmaatregelen en daarmee laat zien niet bereid te zijn om aan terugkeer te werken.

Als bewaring inderdaad aan de orde is, dan is het streven om dit zo kort mogelijk te laten duren. De vreemdeling speelt hierin een grote rol. Wanneer hij meewerkt en hij daadwerkelijk Nederland wil verlaten (wat ook moet blijken uit zijn activiteiten), dan is het mogelijk om de bewaring op te heffen en een ander toezichtsmaatregel op te leggen. Denk aan een borgsom of een meldplicht. Bij vreemdelingen die niet meewerken, niet willen vertrekken en bij wie het risico op onttrekking aan toezicht aanwezig is, kan bewaring plaatsvinden en spant de DT&V zich in om het gedwongen vertrek zo spoedig mogelijk plaats te laten vinden.

Voor bepaalde groepen vreemdelingen geldt speciaal beleid. Zo mogen gezinnen met minderjarige kinderen niet in bewaring worden gesteld tenzij zij zich eerder hebben onttrokken aan toezicht. Wanneer ze in bewaring worden gesteld dan mag dit in beginsel niet langer duren dan twee weken. Voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen geldt ook dat zij bij uitzondering in bewaring mogen worden gesteld.

Binnenkort zullen nieuwe subsidievoorwaarden beschikbaar zijn voor ngo’s in samenwerking met gemeenten. Hierbij gaat het om financiering door de DT&V van projecten die zelfstandige terugkeer bevorderen en gelden als alternatief voor vreemdelingenbewaring. Deze subsidievoorwaarden komen voort uit de pilots voor alternatieven voor vreemdelingenbewaring. Dit is dus invoering van beleid om vreemdelingenbewaring zo min mogelijk te laten plaatsvinden.

(3) Blijf asielzoekers volgen na terugkeer

‘Het Nederlandse asielbeleid kent geen systeem van monitoring. De beslissing van de IND om iemand geen vergunning te verlenen, wordt zorgvuldig genomen waarbij alle bekende informatie uit het land van herkomst wordt meegewogen. 

Daarnaast wordt de vreemdeling kosteloos bijgestaan door een rechtsbijstandverlener (advocaat) in zowel de procedure bij de IND als bij de bijna altijd daarop volgende procedure bij de rechtbank. Na al die waarborgen mag dan ook als uitgangspunt uitgegaan worden van de juistheid van de beslissing. Daarbij speelt ook een rol dat monitoring door de overheid na terugkeer niet reëel zou zijn in het normale diplomatieke verkeer. Wat zou Nederland ervan vinden als een ander land zou gaan monitoren hoe het Nederlanders in Nederland vergaat; of het nu Amerika, Rusland of Nigeria zou zijn. 

Als laatste is de vraag wat je met monitoring zou kunnen volgen of meten. Stel dat het een ex-asielzoeker bij terugkeer toch niet vergaat zoals we zouden hopen, is dat dan te relateren aan een onjuist asielbesluit? Die causaliteit is nimmer te bepalen en welke consequentie zou je daar dan aan moeten verbinden, bij gebrek aan die causaliteit?

Inderdaad is het zo dat vreemdelingen die terug moeten keren baat zouden kunnen hebben bij het relaas van een ervaringsdeskundige in de vorm van een terugkeerder. 

Ngo’s die een vreemdeling ondersteunen bij de zelfstandige terugkeer hebben meestal nog wel met hem of haar contact na terugkeer (in het kader van de reïntegratieondersteuning). Steeds vaker ook worden lokale medewerkers van de in het land opererende ngo of IOM naar Nederland gehaald voor voorlichting en maakt dit deel uit van hun project. 

Verder kennen verschillende landen netwerken van veelal teruggekeerde jongeren die in Nederland verblijvende landgenoten die terugkeer overwegen kunnen voorlichten (zoals in Sierra Leone, Angola en Burundi). Daarnaast heeft het subsidiebesluit Duurzame Vrijwillige Terugkeer voor het subsidiejaar 2014 monitoring van de terugkeerders als hoofddoelstelling opgenomen. Het gaat hier om monitoring door de NGO’s (en dus niet van de Nederlandse overheid) van het succes van re-integratie en dus niet monitoring van de veiligheid.

Ten slotte, hebben ambtenaren van de DT&V af en toe ontmoetingen met terugkeerders, namelijk als wij in de landen van herkomst zijn. Sommige verhalen worden ook wel gedeeld door ngo’s en IOM, maar de ervaring is dat vreemdelingen vaak niet bereid zijn hun ervaringen publiekelijk te delen. Dit heeft mede te maken met de schaamtegevoelens die terugkeerders ervaren tegenover hun omgeving in land van herkomst.

(4) Stuur het personeel op een cursus psychologie

‘Op dit moment wordt binnen de DT&V het vak en de deskundigheid van de regievoerder verder geprofessionaliseerd. Zo onderzoeken we of een door de Hogeschool Utrecht ontworpen methodiek zinvol is voor de DT&V-medewerker. In deze methodiek wordt gezocht naar een effectieve balans tussen het maken van contact en het uitoefenen van controle c.q. dwang. Daarnaast wordt gewerkt met het Instituut voor Psychotrauma ten aanzien van het onderkennen van bijvoorbeeld suïcidedreiging (iets waar medewerkers veel mee geconfronteerd worden, maar wat zeer moeilijk is vast te stellen). Deze aanbeveling past daarom heel goed in de ontwikkeling die we willen doormaken. Als DT&V willen we het juiste gesprek kunnen voeren met de vreemdeling.

(5) Zet Toekomst en Vertrouwen op de plaats van Terugkeer en Vertrek

‘Het bureaucratische jargon is voor een groot deel het juridische jargon. Iemand die volgens de wet- en regelgeving vluchteling is, heeft geheel andere rechten dan een asielzoeker, laat staan een uitgeprocedeerde asielzoeker. Niettemin hoop en denk ik dat voor mijn medewerkers het jargon niet bepalend is voor de waardering van de mens met wie ze te maken hebben. Wel onderken ik dat sommige terminologie andere gevoelens oproept dan wenselijk is. Tegelijk bepleit ik juist dat bij vluchtelingen de juridische (die bescherming biedt) terminologie strikt wordt onderscheiden van asielzoeker of afgewezen asielzoeker. Termen die juist in het publieke debat op één hoop terecht komen.’

In vijf stappen naar de Dienst Toekomst & Vertrouwen Deze familie zit al 13 jaar in een aiselzoekerscentrum Staatloos, ongewenst en gestrand in Apeldoorn
Journalist, gespecialiseerd in boerenprotesten